dutch@2Corinthians:11:16 @ Ik zeg wederom, dat niemand mene, dat ik onwijs ben; doch zo niet, neemt mij dan aan als een onwijze, opdat ik ook een weinig moge roemen.
dutch@2Corinthians:11:17 @ Dat ik spreek, spreek ik niet naar den Heere, maar als in onwijsheid, in deze vasten grond der roeming.
dutch@2Corinthians:11:20 @ Want gij verdraagt het, zo u iemand dienstbaar maakt, zo u iemand opeet, zo iemand van u neemt, zo zich iemand verheft, zo u iemand in het aangezicht slaat.
dutch@2Corinthians:11:21 @ Ik zeg dit naar oneer, gelijk of wij zwak waren geweest; maar waarin iemand stout is (ik spreek in onwijsheid), daarin ben ik ook stout.
dutch@2Corinthians:11:22 @ Zijn zij Hebreen? Ik ook. Zijn zij Israelieten? Ik ook. Zijn zij het zaad van Abraham? Ik ook.
dutch@2Corinthians:11:23 @ Zijn zij dienaars van Christus? (ik spreek onwijs zijnde) ik ben boven hen; in arbeid overvloediger, in slagen uitnemender, in gevangenissen overvloediger, in doodsgevaar menigmaal.
dutch@2Corinthians:11:25 @ Driemaal ben ik met roeden gegeseld geweest, eens ben ik gestenigd, driemaal heb ik schipbreuk geleden, een gansen nacht en dag heb ik in de dieptedoorgebracht.
dutch@2Corinthians:11:26 @ In het reizen menigmaal in gevaren van rivieren, in gevaren van moordenaars, in gevaren van mijn geslacht, in gevaren van de heidenen, in gevaren in de stad, ingevaren in de woestijn, in gevaren op de zee, in gevaren onder de valse broeders;
dutch@2Corinthians:11:27 @ In arbeid en moeite, in waken menigmaal, in honger en dorst, in vasten menigmaal, in koude en naaktheid.
dutch@2Corinthians:11:31 @ De God en Vader van onzen Heere Jezus Christus, Die geprezen is in der eeuwigheid, weet, dat ik niet lieg.
dutch@2Corinthians:11:32 @ De stadhouder van den koning Aretas in Damaskus, bezette de stad der Damaskenen, willende mij vangen;