Matthew 25




dutch@Matthew:25:1 @ En het is geschied, als Jezus al deze woorden geeindigd had, dat Hij tot Zijn discipelen zeide:

dutch@Matthew:25:2 @ Gij weet, dat na twee dagen het pascha is, en de Zoon des mensen zal overgeleverd worden, om gekruisigd te worden.

dutch@Matthew:25:3 @ Toen vergaderden de overpriesters en de Schriftgeleerden, en de ouderlingen des volks, in de zaal des hogepriesters, die genaamd was Kajafas;

dutch@Matthew:25:4 @ En zij beraadslaagden te zamen, dat zij Jezus met listigheid vangen en doden zouden.

dutch@Matthew:25:5 @ Doch zij zeiden: Niet in het feest, opdat er geen oproer worde onder het volk.

dutch@Matthew:25:6 @ Als nu Jezus te Bethanie was, ten huize van Simon, de melaatse,

dutch@Matthew:25:7 @ Kwam tot Hem een vrouw, hebbende een albasten fles met zeer kostelijke zalf, en goot ze uit op Zijn hoofd, daar Hij aan tafel zat.

dutch@Matthew:25:8 @ En Zijn discipelen, dat ziende, namen het zeer kwalijk, zeggende: Waartoe dit verlies?

dutch@Matthew:25:9 @ Want deze zalf had kunnen duur verkocht, en de penningen den armen gegeven worden.

dutch@Matthew:25:10 @ Maar Jezus, zulks verstaande, zeide tot hen: Waarom doet gij deze vrouw moeite aan? want zij heeft een goed werk aan Mij gewrocht.

dutch@Matthew:25:11 @ Want de armen hebt gij altijd met u, maar Mij hebt gij niet altijd.

dutch@Matthew:25:12 @ Want als zij deze zalf op Mijn lichaam gegoten heeft, zo heeft zij het gedaan tot een voorbereiding van Mijn begrafenis.

dutch@Matthew:25:13 @ Voorwaar zeg Ik u: Alwaar dit Evangelie gepredikt zal worden in de gehele wereld, daar zal ook tot haar gedachtenis gesproken worden van hetgeen zijgedaan heeft.

dutch@Matthew:25:14 @ Toen ging een van de twaalven, genaamd Judas Iskariot, tot de overpriesters,

dutch@Matthew:25:15 @ En zeide: Wat wilt gij mij geven, en ik zal Hem u overleveren? En zij hebben hem toegelegd dertig zilveren penningen.

dutch@Matthew:25:16 @ En van toen af zocht hij gelegenheid, opdat hij Hem overleveren mocht.

dutch@Matthew:25:17 @ En op den eerste dag der ongehevelde broden kwamen de discipelen tot Jezus, zeggende tot Hem: Waar wilt Gij, dat wij U bereiden het pascha te eten?

dutch@Matthew:25:18 @ En Hij zeide: Gaat heen in de stad, tot zulk een, en zegt hem: De Meester zegt: Mijn tijd is nabij, Ik zal bij u het pascha houden met Mijn discipelen.

dutch@Matthew:25:19 @ En de discipelen deden, gelijk Jezus hun bevolen had, en bereidden het pascha.

dutch@Matthew:25:20 @ En als het avond geworden was, zat Hij aan met de twaalven.

dutch@Matthew:25:21 @ En toen zij aten, zeide Hij: Voorwaar, Ik zeg u, dat een van u Mij zal verraden.

dutch@Matthew:25:22 @ En zij, zeer bedroefd geworden zijnde, begon een iegelijk van hen tot Hem te zeggen: Ben ik het, Heere?

dutch@Matthew:25:23 @ En Hij, antwoordende, zeide: Die de hand met Mij in den schotel indoopt, die zal Mij verraden.

dutch@Matthew:25:24 @ De Zoon des mensen gaat wel heen, gelijk van Hem geschreven is; maar wee dien mens, door welken de Zoon des mensen verraden wordt; het ware hemgoed, zo die mens niet geboren was geweest.

dutch@Matthew:25:25 @ En Judas, die Hem verried, antwoordde en zeide: Ben ik het, Rabbi? Hij zeide tot hem: Gij hebt het gezegd.

dutch@Matthew:25:26 @ En als zij aten, nam Jezus het brood, en gezegend hebbende, brak Hij het, en gaf het den discipelen, en zeide: Neemt, eet, dat is Mijn lichaam.

dutch@Matthew:25:27 @ En Hij nam den drinkbeker, en gedankt hebbende, gaf hun dien, zeggende: Drinkt allen daaruit;

dutch@Matthew:25:28 @ Want dat is Mijn bloed, het bloed des Nieuwen Testaments, hetwelk voor velen vergoten wordt, tot vergeving der zonden.

dutch@Matthew:25:29 @ En Ik zeg u, dat Ik van nu aan niet zal drinken van de vrucht des wijnstoks, tot op dien dag, wanneer Ik met u dezelve nieuw zal drinken in het Koninkrijk MijnsVaders.

dutch@Matthew:25:30 @ En als zij den lofzang gezongen hadden, gingen zij uit naar den Olijfberg.

dutch@Matthew:25:31 @ Toen zeide Jezus tot hen: Gij zult allen aan Mij geergerd worden in deze nacht; want er is geschreven: Ik zal den Herder slaan, en de schapen der kudde zullenverstrooid worden.

dutch@Matthew:25:32 @ Maar nadat Ik zal opgestaan zijn, zal Ik u voorgaan naar Galilea.

dutch@Matthew:25:33 @ Doch Petrus, antwoordende, zeide tot Hem: Al werden zij ook allen aan U geergerd, ik zal nimmermeer geergerd worden.

dutch@Matthew:25:34 @ Jezus zeide tot hem: Voorwaar, Ik zeg u, dat gij in dezen zelfden nacht, eer de haan gekraaid zal hebben, Mij driemaal zult verloochenen.

dutch@Matthew:25:35 @ Petrus zeide tot Hem: Al moest ik ook met U sterven, zo zal ik U geenszins verloochenen! Desgelijks zeiden ook al de discipelen.

dutch@Matthew:25:36 @ Toen ging Jezus met hen in een plaats genaamd Gethsemane, en zeide tot de discipelen: Zit hier neder, totdat Ik heenga, en aldaar zal gebeden hebben.

dutch@Matthew:25:37 @ En met Zich nemende Petrus, en de twee zonen van Zebedeus, begon Hij droevig en zeer beangst te worden.

dutch@Matthew:25:38 @ Toen zeide Hij tot hen: Mijn ziel is geheel bedroefd tot den dood toe; blijft hier en waakt met Mij.

dutch@Matthew:25:39 @ En een weinig voortgegaan zijnde, viel Hij op Zijn aangezicht, biddende en zeggende: Mijn Vader, indien het mogelijk is, laat dezen drinkbeker van Mijvoorbijgaan? doch niet, gelijk Ik wil, maar gelijk Gij wilt.

dutch@Matthew:25:40 @ En Hij kwam tot de discipelen en vond hen slapende, en zeide tot Petrus: Kunt gij dan niet een uur met Mij waken?

dutch@Matthew:25:41 @ Waakt en bidt, opdat gij niet in verzoeking komt; de geest is wel gewillig, maar het vlees is zwak.

dutch@Matthew:25:42 @ Wederom ten tweeden male heengaande, bad Hij, zeggende: Mijn Vader! Indien deze drinkbeker van Mij niet voorbij kan gaan, tenzij dat Ik hem drinke, Uwwil geschiede!

dutch@Matthew:25:43 @ En komende bij hen, vond Hij hen wederom slapende; want hun ogen waren bezwaard.

dutch@Matthew:25:44 @ En hen latende, ging Hij wederom heen, en bad ten derden male, zeggende dezelfde woorden.

dutch@Matthew:25:45 @ Toen kwam Hij tot Zijn discipelen, en zeide tot hen: Slaapt nu voort, en rust; ziet, de ure is nabij gekomen, en de Zoon des mensen wordt overgeleverd in dehanden der zondaren.

dutch@Matthew:25:46 @ Staat op, laat ons gaan; ziet, hij is nabij, die Mij verraadt.

dutch@Matthew:25:47 @ En als Hij nog sprak, ziet, Judas, een van de twaalven, kwam, en met hem een grote schare, met zwaarden en stokken, gezonden van de overpriesters enouderlingen des volks.

dutch@Matthew:25:48 @ En die Hem verried, had hun een teken gegeven, zeggende: Dien ik zal kussen, Dezelve is het, grijpt Hem.

dutch@Matthew:25:49 @ En terstond komende tot Jezus, zeide hij: Wees gegroet, Rabbi! en hij kuste Hem.

dutch@Matthew:25:50 @ Maar Jezus zeide tot hem: Vriend! waartoe zijt gij hier! Toen kwamen zij toe, en sloegen de handen aan Jezus en grepen Hem.

dutch@Matthew:25:51 @ En ziet, een van degenen, die met Jezus waren, de hand uitstekende, trok zijn zwaard uit, en slaande den dienstknecht des hogepriesters, hieuw zijn oor af.

dutch@Matthew:25:52 @ Toen zeide Jezus tot hem: Keer uw zwaard weder in zijn plaats; want allen, die het zwaard nemen, zullen door het zwaard vergaan.

dutch@Matthew:25:53 @ Of meent gij, dat Ik Mijn Vader nu niet kan bidden, en Hij zal Mij meer dan twaalf legioenen engelen bijzetten?

dutch@Matthew:25:54 @ Hoe zouden dan de Schriften vervuld worden, die zeggen, dat het alzo geschieden moet?

dutch@Matthew:25:55 @ Ter zelfder ure sprak Jezus tot de scharen: Gij zijt uitgegaan als tegen een moordenaar, met zwaarden en stokken, om Mij te vangen; dagelijks zat Ik bij u,lerende in den tempel, en gij hebt Mij niet gegrepen;

dutch@Matthew:25:56 @ Doch dit alles is geschied, opdat de Schriften der profeten zouden vervuld worden. Toen vluchtten al de discipelen, Hem verlatende.

dutch@Matthew:25:57 @ Die nu Jezus gevangen hadden, leidden Hem heen tot Kajafas, den hogepriester, alwaar de Schriftgeleerden en ouderlingen vergaderd waren.

dutch@Matthew:25:58 @ En Petrus volgde Hem van verre tot aan de zaal des hogepriesters, en binnengegaan zijnde, zat hij bij de dienaren, om het einde te zien.

dutch@Matthew:25:59 @ En de overpriesters, en de ouderlingen, en de gehele grote raad zochten valse getuigenis tegen Jezus, opdat zij Hem doden mochten; en vonden niet.

dutch@Matthew:25:60 @ En hoewel er vele valse getuigen toegekomen waren, zo vonden zij toch niet.

dutch@Matthew:25:61 @ Maar ten laatste kwamen twee valse getuigen, en zeiden: Deze heeft gezegd: Ik kan den tempel Gods afbreken, en in drie dagen denzelven opbouwen.

dutch@Matthew:25:62 @ En de hogepriester, opstaande, zeide tot Hem: Antwoordt Gij niets? Wat getuigen dezen tegen U?

dutch@Matthew:25:63 @ Doch Jezus zweeg stil. En de hogepriester, antwoordende, zeide tot Hem: Ik bezweer U bij den levenden God, dat Gij ons zegt, of Gij zijt de Christus, de Zoonvan God?

dutch@Matthew:25:64 @ Jezus zeide tot hem: Gij hebt het gezegd. Doch Ik zeg ulieden: Van nu aan zult gij zien den Zoon des mensen, zittende ter rechter hand der kracht Gods, enkomende op de wolken des hemels.

dutch@Matthew:25:65 @ Toen verscheurde de hogepriester zijn klederen, zeggende: Hij heeft God gelasterd, wat hebben wij nog getuigen van node? Ziet, nu hebt gij Zijn gods lasteringgehoord.

dutch@Matthew:25:66 @ Wat dunkt ulieden? En zij, antwoordende, zeiden: Hij is des doods schuldig.

dutch@Matthew:25:67 @ Toen spogen zij in Zijn aangezicht, en sloegen Hem met vuisten.

dutch@Matthew:25:68 @ En anderen gaven Hem kinnebakslagen, zeggende: Profeteer ons, Christus, wie is het, die U geslagen heeft?

dutch@Matthew:25:69 @ En Petrus zat buiten in de zaal; en een dienstmaagd kwam tot hem, zeggende: Gij waart ook met Jezus, den Galileer.

dutch@Matthew:25:70 @ Maar hij loochende het voor allen, zeggende: Ik weet niet, wat gij zegt.

dutch@Matthew:25:71 @ En als hij naar de voorpoort uitging, zag hem een andere dienstmaagd, en zeide tot degenen, die aldaar waren: Deze was ook met Jezus den Nazarener.

dutch@Matthew:25:72 @ En hij loochende het wederom met een eed, zeggende: Ik ken den Mens niet.

dutch@Matthew:25:73 @ En een weinig daarna, die er stonden, bijkomende, zeiden tot Petrus: Waarlijk, gij zijt ook van die, want ook uw spraak maakt u openbaar.

dutch@Matthew:25:74 @ Toen begon hij zich te vervloeken, en te zweren: Ik ken den Mens niet.

dutch@Matthew:25:75 @ En terstond kraaide de haan; en Petrus werd indachtig het woord van Jezus, Die tot hem gezegd had: Eer de haan gekraaid zal hebben, zult gij Mij driemaalverloochenen. En naar buiten gaande, weende hij bitterlijk.


Seeker Overlay: Off On

[BookofMatthew] [Matthew:24] [Matthew:25] [Matthew:26] [Discuss] Tag 25 [Audio][Presentation]
Bible:
Bible:
Book: