1Chronicles:14:8-17
Seeker Overlay ON
*
Toen de Filistijnen hoorden ,
dat David tot koning gezalfd was over het ganse Israel ,
zo togen al de Filistijnen op om David te zoeken .
Toen David dat hoorde zo tooghij uit tegen hen .
*
Toen de Filistijnen kwamen ,
zo spreidden zij zich uit in de laagte van Refaim .
*
Toen vraagde David God ,
zeggende :
Zal ik optrekken tegen de Filistijnen ,
en zult Gij hen in mijn hand geven ?
En de HEERE zeide tot hem :
Trek op ,
want Ik zal henin uw hand geven .
*
Toen zij nu optogen naar Baal-Perazim ,
zo sloeg hen David daar ;
en David zeide :
God heeft mijn vijanden door mijn hand gescheurd ,
als een scheur der wateren ;
daarom noemden zij den naam derzelver plaats Baal-Perazim .
*
En daar lieten zij hun goden ;
en David gebood ,
en zij werden met vuur verbrand .
*
Doch de Filistijnen voeren nog voort ,
en zij verspreidden zich in dat dal .
*
En David vraagde God nog eens ;
en God zeide tot hem :
Gij zult niet optrekken achter hen heen ;
maar omsingel hen van boven ,
en kom tot hen tegenover demoerbezienbomen .
*
En het zal geschieden ,
als gij hoort het geruis van een gang in de toppen der moerbezienbomen ,
kom dan uit ten strijde ;
want God zal voor uw aangezicht uitgegaanzijn ,
om het leger der Filistijnen te slaan .
*
David nu deed ,
gelijk als hem God geboden had ;
en zij sloegen het heir der Filistijnen van Gibeon af tot aan Gezer .
*
Alzo ging Davids naam uit in al die landen ;
en de HEERE gaf Zijn verschrikking over al die heidenen .