1Corinthians:6:1-11
dutch@1Corinthians:6:1 @ Durft iemand van ulieden, die een zaak heeft tegen een ander, te recht gaan voor de onrechtvaardigen, en niet voor de heiligen?
dutch@1Corinthians:6:2 @ Weet gij niet, dat de heiligen de wereld oordelen zullen? En indien door u de wereld geoordeeld wordt, zijt gij onwaardig de minste gerechtzaken?
dutch@1Corinthians:6:3 @ Weet gij niet, dat wij de engelen oordelen zullen? Hoeveel te meer de zaken, die dit leven aangaan?
dutch@1Corinthians:6:4 @ Zo gij dan gerechtzaken hebt, die dit leven aangaan, zet die daarover, die in de Gemeente minst geacht zijn.
dutch@1Corinthians:6:5 @ Ik zeg u dit tot schaamte. Is er dan alzo onder u geen, die wijs is, ook niet een, die zou kunnen oordelen tussen zijn broeders?
dutch@1Corinthians:6:6 @ Maar de ene broeder gaat met den anderen broeder te recht, en dat voor ongelovigen.
dutch@1Corinthians:6:7 @ Zo is er dan nu ganselijk gebrek onder u, dat gij met elkander rechtzaken hebt. Waarom lijdt gij niet liever ongelijk? Waarom lijdt gij niet liever schade?
dutch@1Corinthians:6:8 @ Maar gijlieden doet ongelijk, en doet schade, en dat den broederen.
dutch@1Corinthians:6:9 @ Of weet gij niet, dat de onrechtvaardigen het Koninkrijk Gods niet zullen beerven?
dutch@1Corinthians:6:10 @ Dwaalt niet; noch hoereerders, noch afgodendienaars, noch overspelers, noch ontuchtigen, noch die bij mannen liggen, noch dieven, noch gierigaards, nochdronkaards, geen lasteraars, geen rovers zullen het Koninkrijk Gods beerven.
dutch@1Corinthians:6:11 @ En dit waart gij sommigen; maar gij zijt afgewassen, maar gij zijt geheiligd, maar gij zijt gerechtvaardigd, in den Naam van den Heere Jezus, en door den Geestonzes Gods;