1Kings:1:28-53




dutch@1Kings:1:28 @ En de koning David antwoordde en zeide: Roept mij Bathseba; en zij kwam voor het aangezicht des konings, en stond voor het aangezicht des konings.

dutch@1Kings:1:29 @ Toen zwoer de koning, en zeide: Zo waarachtig als de HEERE leeft, die mijn ziel uit allen nood verlost heeft;

dutch@1Kings:1:30 @ Voorzeker, gelijk als ik u gezworen heb bij den HEERE, den God Israels, zeggende: Voorzeker zal uw zoon Salomo na mij koning zijn, en zal op mijn troon inmijn plaats zitten; voorzeker, alzo zal ik te dezen zelfden dage doen.

dutch@1Kings:1:31 @ Toen neigde zich Bathseba met het aangezicht ter aarde, en boog zich neder voor den koning, en zeide: Mijn heer de koning David leve in eeuwigheid!

dutch@1Kings:1:32 @ En de koning David zeide: Roep mij Zadok, den priester, en Nathan, den profeet, en Benaja, den zoon van Jojada; en zij kwamen voor het aangezicht deskonings.

dutch@1Kings:1:33 @ En de koning zeide tot hen: Neemt met u de knechten uws heren, en doet mijn zoon Salomo rijden op de muilezelin, die voor mij is; en voert hem af naar Gihon.

dutch@1Kings:1:34 @ En dat Zadok, de priester, met Nathan, den profeet, hem aldaar tot koning over Israel zalven. Daarna zult gij met de bazuin blazen, en zeggen: De koningSalomo leve!

dutch@1Kings:1:35 @ Dan zult gij achter hem optrekken, en hij zal komen, en zal op mijn troon zitten, en hij zal koning zijn in mijn plaats; want ik heb geboden, dat hij een voorgangerzou zijn over Israel en over Juda.

dutch@1Kings:1:36 @ Toen antwoordde Benaja, de zoon van Jojada, den koning, en zeide: Amen; alzo zegge de HEERE, de God van mijn heer den koning!

dutch@1Kings:1:37 @ Gelijk als de HEERE met mijn heer den koning geweest is, alzo zij Hij met Salomo; en Hij make zijn troon groter dan den troon van mijn heer den koningDavid!

dutch@1Kings:1:38 @ Toen ging Zadok, de priester, af, met Nathan, den profeet, en Benaja, den zoon van Jojada, en de Krethi en de Plethi, en zij deden Salomo rijden op demuilezelin van den koning David, en geleidden hem naar Gihon.

dutch@1Kings:1:39 @ En Zadok, de priester, nam den oliehoorn uit de tent, en zalfde Salomo; en zij bliezen met de bazuin, en al het volk zeide: De koning Salomo leve!

dutch@1Kings:1:40 @ En al het volk kwam op achter hem, en het volk pijpte met pijpen, en verblijdde zich met grote blijdschap, zodat de aarde van hun geluid spleet.

dutch@1Kings:1:41 @ En Adonia hoorde het, en al de genoden, die met hem waren, die nu geeindigd hadden te eten; ook hoorde Joab het geluid der bazuinen, en zeide: Waarom ishet geroep dier stad, die in roer is?

dutch@1Kings:1:42 @ Als hij nog sprak, ziet, zo kwam Jonathan, de zoon van Abjathar, den priester; en Adonia zeide: Kom in, want gij zijt een kloek man, en zult het goedeboodschappen.

dutch@1Kings:1:43 @ En Jonathan antwoordde en zeide tot Adonia: Ja, maar onze heer, de koning David, heeft Salomo tot koning gemaakt.

dutch@1Kings:1:44 @ En de koning heeft met hem gezonden Zadok, den priester, en Nathan, den profeet, en Benaja, den zoon van Jojada, en de Krethi en de Plethi; en zij hebbenhem doen rijden op de muilezelin des konings.

dutch@1Kings:1:45 @ Daartoe hebben hem Zadok, de priester, en Nathan, de profeet, in Gihon tot koning gezalfd, en zijn van daar blijde opgetogen, zodat de stad in roer is; dat ishet geroep, dat gij gehoord hebt.

dutch@1Kings:1:46 @ En ook zit Salomo op den troon des koninkrijks.

dutch@1Kings:1:47 @ Zo zijn ook de knechten des konings gekomen, om onzen heer, den koning David, te zegenen, zeggende: Uw God make den naam van Salomo beter dan uwnaam, en make zijn troon groter dan uw troon; en de koning heeft aangebeden op de slaapstede.

dutch@1Kings:1:48 @ Ja, ook heeft de koning aldus gezegd: Geloofd zij de HEERE, de God Israels, Die heden gegeven heeft een, zittende op mijn troon, dat het mijn ogen gezienhebben!

dutch@1Kings:1:49 @ Toen verschrikten en stonden op al de genoden, die bij Adonia waren, en gingen een iegelijk zijns weegs.

dutch@1Kings:1:50 @ Doch Adonia vreesde voor Salomo, en hij stond op, en ging heen, en vatte de hoornen des altaars.

dutch@1Kings:1:51 @ En men maakte Salomo bekend, zeggende: Zie, Adonia vreest den koning Salomo, want zie, hij heeft de hoornen des altaars gevat, zeggende: Dat de koningSalomo mij als heden zwere, dat hij zijn knecht met het zwaard niet doden zal!

dutch@1Kings:1:52 @ En Salomo zeide: Indien hij een vroom man zal zijn, daar zal niet van zijn haar op de aarde vallen; maar indien in hem kwaad bevonden zal worden, zo zal hijsterven.

dutch@1Kings:10:1 @ En toen de koningin van Scheba het gerucht van Salomo hoorde, aangaande den Naam des HEEREN, kwam zij, om hem met raadselen te verzoeken.

dutch@1Kings:10:2 @ En zij kwam te Jeruzalem, met een zeer zwaar heir, met kemelen, dragende specerijen, en zeer veel gouds, en kostelijk gesteente; en zij kwam tot Salomo, ensprak tot hem al wat in haar hart was.

dutch@1Kings:10:3 @ En Salomo verklaarde haar al haar woorden; geen ding was er verborgen voor den koning, dat hij haar niet verklaarde.

dutch@1Kings:10:4 @ Als nu de koningin van Scheba zag al de wijsheid van Salomo, en het huis, hetwelk hij gebouwd had,

dutch@1Kings:10:5 @ En de spijze zijner tafel, en het zitten zijner knechten, en het staan zijner dienaren, en hun kledingen, en zijn schenkers, en zijn opgang, waardoor hij henenopging in het huis des HEEREN, zo was in haar geen geest meer.

dutch@1Kings:10:6 @ En zij zeide tot den koning: Het woord is waarheid geweest, dat ik in mijn land gehoord heb, van uw zaken en van uw wijsheid.

dutch@1Kings:10:7 @ Ik heb die woorden niet geloofd, totdat ik gekomen ben, en mijn ogen dat gezien hebben; en zie, de helft is mij niet aangezegd; gij hebt met wijsheid, en goedovertroffen het gerucht, dat ik gehoord heb.

dutch@1Kings:10:8 @ Welgelukzalig zijn uw mannen, welgelukzalig deze uw knechten, die gedurig voor uw aangezicht staan, die uw wijsheid horen!

dutch@1Kings:10:9 @ Geloofd zij de HEERE, uw God, Die behagen in u heeft gehad, om u op den troon van Israel te zetten! Omdat de HEERE Israel in eeuwigheid bemint, daaromheeft Hij u tot koning gesteld, om recht en gerechtigheid te doen.

dutch@1Kings:10:10 @ En zij gaf den koning honderd en twintig talenten gouds, en zeer veel specerijen, en kostelijk gesteente; als deze specerij, die de koningin van Scheba denkoning Salomo gaf, is er nooit meer in menigte gekomen.

dutch@1Kings:10:11 @ Verder ook de schepen van Hiram, die goud uit Ofir voerden, brachten uit Ofir zeer veel almuggimhout en kostelijk gesteente.

dutch@1Kings:10:12 @ En de koning maakte van dit almuggimhout steunselen voor het huis des HEEREN, en voor het huis des konings, mitsgaders harpen en luiten voor de zangers.Het almuggimhout was zo niet gekomen noch gezien geweest, tot op dezen dag.

dutch@1Kings:10:13 @ En de koning Salomo gaf de koningin van Scheba al haar behagen, wat zij begeerde; behalve dat hij haar gaf naar het vermogen van den koning Salomo; zokeerde zij en toog in haar land, zij en haar knechten.

dutch@1Kings:10:14 @ Het gewicht nu van het goud, dat voor Salomo op een jaar inkwam was zeshonderd zes en zestig talenten gouds;

dutch@1Kings:10:15 @ Behalve dat van de kramers was, en van den handel der kruideniers, en van alle koningen van Arabie, en van de geweldigen van dat land.

dutch@1Kings:10:16 @ Ook maakte de koning Salomo tweehonderd rondassen van geslagen goud; zeshonderd sikkelen gouds liet hij opwegen tot elke rondas.

dutch@1Kings:10:17 @ Insgelijks driehonderd schilden van geslagen goud; drie pond gouds liet hij opwegen tot elk schild; en de koning legde ze in het huis des wouds van Libanon.

dutch@1Kings:10:18 @ Nog maakte de koning een groten elpenbenen troon, en hij overtoog denzelven met dicht goud.

dutch@1Kings:10:19 @ Deze troon had zes trappen, en het hoofd van den troon was van achteren rond, en aan beide zijden waren leuningen tot de zitplaats toe, en twee leeuwenstonden bij die leuningen.

dutch@1Kings:10:20 @ En twaalf leeuwen stonden daar op de zes trappen aan beide zijden, desgelijks is in geen koninkrijken gemaakt geweest.

dutch@1Kings:10:21 @ Ook waren alle drinkvaten van den koning Salomo van goud, en alle vaten van het huis des wouds van Libanon waren van gesloten goud; geen zilver was eraan; want het werd in de dagen van Salomo niet voor enig ding geacht.

dutch@1Kings:10:22 @ Want de koning had in zee schepen van Tharsis, met de schepen van Hiram; deze schepen van Tharsis kwamen in, eenmaal in drie jaren, brengende goud, enzilver, elpenbeen, en apen, en pauwen.

dutch@1Kings:10:23 @ Alzo werd de koning Salomo groter dan alle koningen der aarde, in rijkdom en in wijsheid.

dutch@1Kings:10:24 @ En de ganse aarde zocht het aangezicht van Salomo, om zijn wijsheid te horen, die God in zijn hart gegeven had.

dutch@1Kings:10:25 @ En zij brachten een ieder zijn geschenk, zilveren vaten, en gouden vaten, en klederen, en harnas, en specerijen, paarden en muilezelen, elk ding van jaar tot jaar.

dutch@1Kings:10:26 @ Daartoe vergaderde Salomo wagenen en ruiteren, en hij had duizend en vierhonderd wagenen, en twaalf duizend ruiteren, en legde ze in de wagensteden en bijden koning in Jeruzalem.

dutch@1Kings:10:27 @ En de koning maakte het zilver in Jeruzalem te zijn als stenen, en de cederen maakte hij te zijn als de wilde vijgebomen, die in de laagte zijn, in menigte.

dutch@1Kings:10:28 @ En het uitbrengen der paarden was hetgeen Salomo uit Egypte had; en aangaande het linnen garen, de kooplieden des konings namen het linnen garen voor denprijs.

dutch@1Kings:10:29 @ En een wagen kwam op, en ging uit van Egypte, voor zeshonderd sikkelen zilvers, en een paard voor honderd en vijftig; en alzo voerden ze die uit door hunhand voor alle koningen der Hethieten, en voor de koningen van Syrie. 1 Koningen 11

dutch@1Kings:11:1 @ En de koning Salomo had veel vreemde vrouwen lief, en dat benevens de dochter van Farao: Moabietische, Ammonietische, Edomietische, Sidonische,Hethietische;

dutch@1Kings:11:2 @ Van die volken, waarvan de HEERE gezegd had tot de kinderen Israels: Gijlieden zult tot hen niet ingaan, en zij zullen tot u niet inkomen; zij zouden zekerlijk uwhart achter hun goden neigen; aan deze hing Salomo met liefde.

dutch@1Kings:11:3 @ En hij had zevenhonderd vrouwen, vorstinnen, en driehonderd bijwijven; en zijn vrouwen neigden zijn hart.

dutch@1Kings:11:4 @ Want het geschiedde in den tijd van Salomo's ouderdom, dat zijn vrouwen zijn hart achter andere goden neigden; dat zijn hart niet volkomen was met denHEERE, zijn God, gelijk het hart van zijn vader David.

dutch@1Kings:11:5 @ Want Salomo wandelde Astoreth, den god der Sidoniers, na, en Milchom, het verfoeisel der Ammonieten.

dutch@1Kings:11:6 @ Alzo deed Salomo dat kwaad was in de ogen des HEEREN; en volhardde niet den HEERE te volgen, gelijk zijn vader David.

dutch@1Kings:11:7 @ Toen bouwde Salomo een hoogte voor Kamos, het verfoeisel der Moabieten, op den berg, die voor Jeruzalem is, en voor Molech, het verfoeisel der kinderenAmmons.

dutch@1Kings:11:8 @ En alzo deed hij voor al zijn vreemde vrouwen, die haar goden rookten en offerden.

dutch@1Kings:11:9 @ Daarom vertoornde Zich de HEERE tegen Salomo, omdat hij zijn hart geneigd had van den HEERE, den God Israels, Die hem tweemaal verschenen was.

dutch@1Kings:11:10 @ En hem van deze zaak geboden had, dat hij andere goden niet zou nawandelen; doch hij hield niet, wat de HEERE geboden had.

dutch@1Kings:11:11 @ Daarom zeide de HEERE tot Salomo: Dewijl dit bij u geschied is, dat gij niet hebt gehouden Mijn verbond en Mijn inzettingen, die Ik u geboden heb; Ik zalgewisselijk dit koninkrijk van u scheuren, en datzelve uw knecht geven.

dutch@1Kings:11:12 @ In uw dagen nochtans zal Ik dat niet doen, om uws vaders Davids wil, van de hand uws zoons zal Ik het scheuren.

dutch@1Kings:11:13 @ Doch Ik zal het gehele koninkrijk niet afscheuren; een stam zal Ik uw zoon geven, om Mijns knechts Davids wil, en om Jeruzalems wil, dat Ik verkoren heb.

dutch@1Kings:11:14 @ Zo verwekte de HEERE Salomo een tegenpartijder, Hadad, den Edomiet; hij was van des konings zaad in Edom.

dutch@1Kings:11:15 @ Want het was geschied, als David in Edom was, toen Joab, de krijgsoverste, optoog, om de verslagenen te begraven, dat hij al wat mannelijk was in Edomsloeg;

dutch@1Kings:11:16 @ Want Joab bleef aldaar zes maanden, met het ganse Israel, totdat hij al wat mannelijk was in Edom uitgeroeid had.

dutch@1Kings:11:17 @ Doch Hadad was ontvloden, hij en enige Edomietische mannen uit zijns vaders knechten met hem, om in Egypte te komen; Hadad nu was een klein jongsken.

dutch@1Kings:11:18 @ En zij maakten zich op van Midian, en kwamen tot Paran, en kwamen in Egypte tot Farao, den koning van Egypte, die hem een huis gaf, en hem voedingtoezeide, en hem een land gaf.

dutch@1Kings:11:19 @ En Hadad vond grote genade in de ogen van Farao, zodat hij hem tot een vrouw gaf de zuster zijner huisvrouw, de zuster van Tachpenes, de koningin.

dutch@1Kings:11:20 @ En de zuster van Tachpenes baarde hem zijn zoon Genubath, denwelken Tachpenes optoog in het huis van Farao; zodat Genubath in het huis van Farao was,onder de zonen van Farao.

dutch@1Kings:11:21 @ Toen nu Hadad in Egypte hoorde, dat David met zijn vaderen ontslapen, en dat Joab, de krijgsoverste, dood was, zeide Hadad tot Farao: Laat mij gaan, dat ikin mijn land trekke.

dutch@1Kings:11:22 @ Doch Farao zeide: Maar wat ontbreekt u bij mij, dat, zie, gij in uw land zoekt te trekken? En hij zeide: Niets, maar laat mij evenwel gaan.

dutch@1Kings:11:23 @ Ook verwekte God hem een wederpartijder, Rezon, den zoon van Eljada, die gevloden was van zijn heer Hadad-ezer, den koning van Zoba,

dutch@1Kings:11:24 @ Tegen welken hij ook mannen vergaderd had, en werd overste ener bende, als David die doodde; en getrokken zijnde naar Damaskus, woonden zij aldaar, enregeerden in Damaskus.

dutch@1Kings:11:25 @ En hij was Israels tegenpartijder al de dagen van Salomo, en dat benevens het kwaad, dat Hadad deed; want hij had een afkeer van Israel, en hij regeerde overSyrie.

dutch@1Kings:11:26 @ Daartoe Jerobeam, de zoon van Nebat, een Efrathiet van Zereda, Salomo's knecht (wiens moeders naam was Zerua, een weduwvrouw), hief ook de hand optegen den koning.

dutch@1Kings:11:27 @ Dit is nu de zaak, waarom hij de hand tegen den koning ophief. Salomo bouwde Millo, en sloot de breuk der stad van zijn vader David toe.

dutch@1Kings:11:28 @ En de man Jerobeam was een dapper held. Toen Salomo dezen jongeling zag, dat hij arbeidzaam was, zo stelde hij hem over al den last van het huis van Jozef.

dutch@1Kings:11:29 @ Het geschiedde nu te dier tijd, als Jerobeam uit Jeruzalem uitging, dat de profeet Ahia, de Siloniet, hem op den weg vond, en hij zich een nieuw kleedaangedaan had, en zij beiden alleen op het veld waren;

dutch@1Kings:11:30 @ Zo vatte Ahia het nieuwe kleed, dat aan hem was, en scheurde het, in twaalf stukken.

dutch@1Kings:11:31 @ En hij zeide tot Jerobeam: Neem u tien stukken; want alzo zegt de HEERE, de God Israels: Zie, Ik zal het koninkrijk van de hand van Salomo scheuren, en utien stammen geven.

dutch@1Kings:11:32 @ Maar een stam zal hij hebben, om Mijns knechts Davids wil, en om Jeruzalems wil, de stad, die Ik verkoren heb uit alle stammen van Israel.

dutch@1Kings:11:33 @ Daarom dat zij Mij verlaten, en zich nedergebogen hebben voor Astoreth, den god der Sidoniers, Kamos, den god der Moabieten, en Milchom, den god derkinderen Ammons; en niet gewandeld hebben in Mijn wegen, om te doen wat recht is in Mijn ogen, te weten Mijn inzettingen en Mijn rechten; gelijk zijn vaderDavid.

dutch@1Kings:11:34 @ Doch niets van dit koninkrijk zal Ik uit zijn hand nemen; maar Ik stel hem tot een vorst al de dagen zijns levens, om Mijns knechts Davids wil, dien Ik verkorenheb, die Mijn geboden en Mijn inzettingen gehouden heeft.

dutch@1Kings:11:35 @ Maar uit de hand zijns zoons zal Ik het koninkrijk nemen; en Ik zal u daarvan tien stammen geven.

dutch@1Kings:11:36 @ En zijn zoon zal Ik een stam geven; opdat Mijn knecht David altijd een lamp voor Mijn aangezicht hebbe in Jeruzalem, de stad, die Ik Mij verkoren heb, omMijn Naam daar te stellen.

dutch@1Kings:11:37 @ Zo zal Ik u nemen, en gij zult regeren over al wat uw ziel zal begeren; en gij zult koning zijn over Israel.

dutch@1Kings:11:38 @ En het zal geschieden, zo gij horen zult al wat Ik u zal gebieden, en in Mijn wegen zult wandelen, en doen wat recht in Mijn ogen is, houdende Mijn inzettingenen Mijn geboden, gelijk als Mijn knecht David gedaan heeft; dat Ik met u zal zijn, en u een bestendig huis bouwen, gelijk als Ik David gebouwd heb, en zal uIsrael geven.

dutch@1Kings:11:39 @ En Ik zal om diens wil het zaad van David verootmoedigen; nochtans niet altijd.

dutch@1Kings:11:40 @ Daarom zocht Salomo Jerobeam te doden; maar Jerobeam maakte zich op, en vlood in Egypte, tot Sisak, den koning van Egypte, en was in Egypte, totdatSalomo stierf.

dutch@1Kings:11:41 @ Het overige nu der geschiedenissen van Salomo, en al wat hij gedaan heeft, en zijn wijsheid, is dat niet geschreven in het boek der geschiedenissen van Salomo?

dutch@1Kings:11:42 @ De tijd nu, dien Salomo te Jeruzalem over het ganse Israel regeerde, was veertig jaar.

dutch@1Kings:11:43 @ Daarna ontsliep Salomo met zijn vaderen, en werd begraven in de stad van zijn vader David; en Rehabeam, zijn zoon, werd koning in zijn plaats. 1 Koningen 12

dutch@1Kings:12:1 @ En Rehabeam toog naar Sichem, want het ganse Israel was te Sichem gekomen, om hem koning te maken.

dutch@1Kings:12:2 @ Het geschiedde nu, als Jerobeam, de zoon van Nebat, dit hoorde, daar hij nog in Egypte was (want hij was van het aangezicht van den koning Salomogevloden; en Jerobeam woonde in Egypte),

dutch@1Kings:12:3 @ Dat zij henen zonden, en lieten hem roepen; en Jerobeam en de ganse gemeente van Israel kwamen en spraken tot Rehabeam, zeggende:

dutch@1Kings:12:4 @ Uw vader heeft ons juk hard gemaakt; gij dan nu, maak uws vaders harden dienst, en zijn zwaar juk, dat hij ons opgelegd heeft, lichter, en wij zullen u dienen.

dutch@1Kings:12:5 @ En hij zeide tot hen: Gaat heen tot aan den derden dag, komt dan weder tot mij. En het volk ging heen.

dutch@1Kings:12:6 @ En de koning Rehabeam hield raad met de oudsten, die gestaan hadden voor het aangezicht van zijn vader Salomo, als hij leefde, zeggende: Hoe raadt gijlieden,dat men dit volk antwoorden zal?

dutch@1Kings:12:7 @ En zij spraken tot hem, zeggende: Indien gij heden knecht van dit volk wezen zult, en hen dienen, en hun antwoorden, en tot hen goede woorden spreken zult,zo zullen zij te allen dage uw knechten zijn.

dutch@1Kings:12:8 @ Maar hij verliet den raad der oudsten, dien zij hem geraden hadden; en hij hield raad met de jongelingen, die met hem opgewassen waren, die voor zijnaangezicht stonden.

dutch@1Kings:12:9 @ En hij zeide tot hen: Wat raadt gijlieden, dat wij dit volk antwoorden zullen, die tot mij gesproken hebben, zeggende: Maak het juk, dat uw vader ons opgelegdheeft, lichter.

dutch@1Kings:12:10 @ En de jongelingen, die met hem opgewassen waren, spraken tot hem, zeggende: Alzo zult gij zeggen tot dat volk, die tot u gesproken hebben, zeggende: Uwvader heeft ons juk zwaar gemaakt, maar maak gij het over ons lichter; alzo zult gij tot hen spreken: Mijn kleinste vinger zal dikker zijn dan mijns vaderslenden.

dutch@1Kings:12:11 @ Indien nu mijn vader een zwaar juk op u heeft doen laden, zo zal ik boven uw juk nog daartoe doen; mijn vader heeft u met geselen gekastijd, maar ik zal u metschorpioenen kastijden.

dutch@1Kings:12:12 @ Zo kwam Jerobeam en het ganse volk tot Rehabeam op den derden dag, gelijk als de koning gesproken had, zeggende: Komt weder tot mij op den derdendag.

dutch@1Kings:12:13 @ En de koning antwoordde het volk hardelijk; want hij verliet den raad der oudsten, dien zij hem geraden hadden.

dutch@1Kings:12:14 @ En hij sprak tot hen naar den raad der jongelingen, zeggende: Mijn vader heeft uw juk zwaar gemaakt, maar ik zal boven uw juk nog daartoe doen; mijn vaderheeft u met geselen gekastijd, maar ik zal u met schorpioenen kastijden.

dutch@1Kings:12:15 @ Alzo hoorde de koning naar het volk niet; want deze omwending was van den HEERE, opdat Hij Zijn woord bevestigde, hetwelk de HEERE door den dienstvan Ahia, den Siloniet, gesproken had tot Jerobeam, den zoon van Nebat.

dutch@1Kings:12:16 @ Toen gans Israel zag, dat de koning naar hen niet hoorde, zo gaf het volk den koning weder antwoord, zeggende: Wat deel hebben wij aan David? Ja, geenerve hebben wij aan den zoon van Isai; naar uw tenten, o Israel! Voorzie nu uw huis, o David! Zo ging Israel naar zijn tenten.

dutch@1Kings:12:17 @ Doch aangaande de kinderen van Israel, die in de steden van Juda woonden, over die regeerde Rehabeam ook.

dutch@1Kings:12:18 @ Toen zond de koning Rehabeam Adoram, die over de schatting was; en het ganse Israel stenigde hem met stenen, dat hij stierf; maar de koning Rehabeamvervloekte zich om op een wagen te klimmen, dat hij naar Jeruzalem vluchtte.

dutch@1Kings:12:19 @ Alzo vielen de Israelieten van het huis Davids af, tot op dezen dag.

dutch@1Kings:12:20 @ En het geschiedde, als gans Israel hoorde, dat Jerobeam wedergekomen was, dat zij henen zonden, en hem in de vergadering riepen, en hem over gans Israelkoning maakten; niemand volgde het huis Davids, dan de stam van Juda alleen.

dutch@1Kings:12:21 @ Toen nu Rehabeam te Jeruzalem gekomen was, vergaderde hij het ganse huis van Juda en den stam van Benjamin, honderd en tachtig duizend uitgelezenen,geoefend ten oorlog, om tegen het huis Israels te strijden, opdat hij het koninkrijk weder aan Rehabeam, den zoon van Salomo, bracht.

dutch@1Kings:12:22 @ Doch het woord van God geschiedde tot Semaja, den man Gods, zeggende:

dutch@1Kings:12:23 @ Zeg tot Rehabeam, den zoon van Salomo, den koning van Juda, en tot het ganse huis van Juda en Benjamin, en overige des volks, zeggende:

dutch@1Kings:12:24 @ Zo zegt de HEERE: Gij zult niet optrekken, noch strijden tegen uw broederen, de kinderen Israels; een ieder kere weder tot zijn huis, want deze zaak is van Mijgeschied. En zij hoorden het woord des HEEREN, en keerden weder, om weg te trekken naar het woord des HEEREN.

dutch@1Kings:12:25 @ Jerobeam nu bouwde Sichem op het gebergte van Efraim, en woonde daarin, en toog van daar uit, en bouwde Penuel.

dutch@1Kings:12:26 @ En Jerobeam zeide in zijn hart: Nu zal het koninkrijk weder tot het huis van David keren.

dutch@1Kings:12:27 @ Zo dit volk opgaan zal om offeranden te doen in het huis des HEEREN te Jeruzalem, zo zal het hart dezes volks tot hun heer, tot Rehabeam, den koning vanJuda, wederkeren; ja, zij zullen mij doden, en tot Rehabeam, den koning van Juda, wederkeren.

dutch@1Kings:12:28 @ Daarom hield de koning een raad, en maakte twee gouden kalveren; en hij zeide tot hen: Het is ulieden te veel om op te gaan naar Jeruzalem; zie uw goden, oIsrael, die u uit Egypteland opgebracht hebben.

dutch@1Kings:12:29 @ En hij zette het ene te Beth-El, en het andere stelde hij te Dan.

dutch@1Kings:12:30 @ En deze zaak werd tot zonde; want het volk ging heen voor het ene, tot Dan toe.

dutch@1Kings:12:31 @ Hij maakte ook een huis der hoogten; en maakte priesteren van de geringsten des volks, die niet waren uit de zonen van Levi.

dutch@1Kings:12:32 @ En Jerobeam maakte een feest in de achtste maand, op den vijftienden dag der maand, gelijk het feest, dat in Juda was, en offerde op het altaar; van gelijkendeed hij te Beth-El, offerende den kalveren, die hij gemaakt had; hij stelde ook te Beth-El priesteren der hoogten, die hij gemaakt had.

dutch@1Kings:12:33 @ En hij offerde op het altaar, dat hij te Beth-El gemaakt had, op den vijftienden dag der achtste maand, der maand, dewelke hij uit zijn hart verdacht had; zomaakte hij den kinderen Israels een feest, en offerde op dat altaar, rokende.

dutch@1Kings:13:1 @ En ziet, een man Gods kwam uit Juda, door het woord des HEEREN tot Beth-El; en Jerobeam stond bij het altaar, om te roken.

dutch@1Kings:13:2 @ En hij riep tegen het altaar, door het woord des HEEREN, en zeide: Altaar, altaar, zo zegt de HEERE: Zie, een zoon zal aan het huis Davids geboren worden,wiens naam zal zijn Josia; die zal op u offeren de priesters der hoogten, die op u roken, en men zal mensenbeenderen op u verbranden.

dutch@1Kings:13:3 @ En hij gaf ten zelfden dage een wonderteken, zeggende: Dit is dat wonderteken, waarvan de HEERE gesproken heeft; ziet, het altaar zal vaneen gescheurd, ende as, die daarop is, afgestort worden.

dutch@1Kings:13:4 @ Het geschiedde nu, als de koning het woord van den man Gods hoorde, hetwelk hij tegen het altaar te Beth-El geroepen had, dat Jerobeam zijn hand van ophet altaar uitstrekte, zeggende: Grijpt hem! Maar zijn hand, die hij tegen hem uitgestrekt had, verdorde, dat hij ze niet weder tot zich trekken kon.

dutch@1Kings:13:5 @ En het altaar werd vaneen gescheurd, en de as van het altaar afgestort, naar dat wonderteken, dat de man Gods gegeven had, door het woord des HEEREN.

dutch@1Kings:13:6 @ Toen antwoordde de koning, en zeide tot den man Gods: Aanbid toch het aangezicht des HEEREN, uws Gods, ernstelijk, en bid voor mij, dat mijn hand wedertot mij kome! Toen bad de man Gods het aangezicht des HEEREN ernstelijk; en de hand des konings kwam weder tot hem, en werd gelijk te voren.

dutch@1Kings:13:7 @ En de koning sprak tot den man Gods: Kom met mij naar huis, en sterk u, en ik zal u een geschenk geven.

dutch@1Kings:13:8 @ Maar de man Gods zeide tot den koning: Al gaaft gij mij de helft van uw huis, zo zou ik niet met u gaan, en ik zou in deze plaats geen brood eten, noch waterdrinken.

dutch@1Kings:13:9 @ Want zo heeft mij de HEERE geboden door Zijn woord, zeggende: Gij zult geen brood eten, noch water drinken; en gij zult niet wederkeren door den weg,dien gij gegaan zijt.

dutch@1Kings:13:10 @ En hij ging door een anderen weg, en keerde niet weder door den weg, door welken hij te Beth-El gekomen was.

dutch@1Kings:13:11 @ Een oud profeet nu woonde te Beth-El; en zijn zoon kwam, en vertelde hem al het werk, dat de man Gods te dien dage in Beth-El gedaan had, met dewoorden, die hij tot den koning gesproken had; deze vertelden zij ook hun vader.

dutch@1Kings:13:12 @ En hun vader sprak tot hen: Wat weg is hij getogen? En zijn zonen hadden den weg gezien, welken de man Gods was getogen, die uit Juda gekomen was.

dutch@1Kings:13:13 @ Toen zeide hij tot zijn zonen: Zadelt mij den ezel. En zij zadelden hem den ezel, en hij reed daarop.

dutch@1Kings:13:14 @ En hij toog den man Gods na, en vond hem zittende onder een eik; en hij zeide tot hem: Zijt gij de man Gods, die uit Juda gekomen zijt? En hij zeide: Ik ben het.

dutch@1Kings:13:15 @ Toen zeide hij tot hem: Kom met mij naar huis, en eet brood.

dutch@1Kings:13:16 @ Doch hij zeide: Ik kan niet met u wederkeren, noch met u inkomen; ik zal ook geen brood eten, noch met u water drinken, in deze plaats.

dutch@1Kings:13:17 @ Want een woord is tot mij geschied door het woord des HEEREN: Gij zult aldaar noch brood eten, noch water drinken; gij zult niet wederkeren, gaande doorden weg, door denwelken gij gegaan zijt.

dutch@1Kings:13:18 @ En hij zeide tot hem: Ik ben ook een profeet, gelijk gij, en een engel heeft tot mij gesproken door het woord des HEEREN, zeggende: Breng hem weder met uin uw huis, dat hij brood ete en water drinke. Doch hij loog hem.

dutch@1Kings:13:19 @ En hij keerde met hem wederom, en at brood in zijn huis, en dronk water.

dutch@1Kings:13:20 @ En het geschiedde, als zij aan de tafel zaten, dat het woord des HEEREN geschiedde tot den profeet, die hem had doen wederkeren;

dutch@1Kings:13:21 @ En hij riep tot den man Gods, die uit Juda gekomen was, zeggende: Zo zegt de HEERE: Daarom dat gij den mond des HEEREN zijt wederspannig geweest, enniet gehouden hebt het gebod, dat u de HEERE, uw God, geboden had,

dutch@1Kings:13:22 @ Maar zijt wedergekeerd, en hebt brood gegeten en water gedronken ter plaatse, waarvan Hij tot u gesproken had: Gij zult geen brood eten noch water drinken;zo zal uw dood lichaam in uw vaderen graf niet komen.

dutch@1Kings:13:23 @ En het geschiedde, nadat hij brood gegeten, en nadat hij gedronken had, dat hij hem den ezel zadelde, te weten voor den profeet, dien hij had koenwederkeren.

dutch@1Kings:13:24 @ Zo toog hij heen, en een leeuw vond hem op den weg, en doodde hem; en zijn dood lichaam lag geworpen op den weg, en de ezel stond daarbij; ook stond deleeuw bij het dode lichaam.

dutch@1Kings:13:25 @ En ziet, er gingen lieden voorbij, en zagen het dode lichaam geworpen op den weg, en den leeuw, staande bij het dode lichaam; en zij kwamen en zeiden het inde stad, waarin de oude profeet woonde.

dutch@1Kings:13:26 @ Als de profeet, die hem van den weg had doen wederkeren, dit hoorde, zo zeide hij: Het is de man Gods, die den mond des HEEREN wederspannig isgeweest; daarom heeft de HEERE hem den leeuw overgegeven die hem gebroken, en hem gedood heeft, naar het woord des HEEREN, dat Hij tot hemgesproken had.

dutch@1Kings:13:27 @ Verder sprak hij tot zijn zonen, zeggende: Zadelt mij den ezel. En zij zadelden hem.

dutch@1Kings:13:28 @ Toen toog hij heen, en vond zijn dood lichaam geworpen op den weg, en den ezel, en den leeuw, staande bij het dode lichaam; de leeuw had het dode lichaamniet gegeten, en den ezel niet gebroken.

dutch@1Kings:13:29 @ Toen nam de profeet het dode lichaam van den man Gods op, en legde dat op den ezel, en voerde het wederom; zo kwam de oude profeet in de stad om rouwte bedrijven en hem te begraven.

dutch@1Kings:13:30 @ En hij legde zijn dood lichaam in zijn graf; en zij maakten over hem een weeklage: Ach, mijn broeder!

dutch@1Kings:13:31 @ Het geschiedde nu, nadat hij hem begraven had, dat hij sprak tot zijn zonen, zeggende: Als ik zal gestorven zijn, zo begraaft mij in dat graf, waarin de man Godsbegraven is, en legt mijn beenderen bij zijn beenderen.

dutch@1Kings:13:32 @ Want de zaak zal gewisselijk geschieden, die hij door het woord des HEEREN uitgeroepen heeft tegen het altaar, dat te Beth-El is, en tegen al de huizen derhoogten, die in de steden van Samaria zijn.

dutch@1Kings:13:33 @ Na deze geschiedenis keerde zich Jerobeam niet van zijn bozen weg; maar maakte wederom priesters der hoogten van de geringsten des volks; wie wilde,diens hand vulde hij, en werd een van de priesters der hoogten.

dutch@1Kings:13:34 @ En hij werd in deze zaak het huis van Jerobeam tot zonde, om hetzelve te doen afsnijden en te verdelgen van den aardbodem. 1 Koningen 14

dutch@1Kings:14:1 @ Te dierzelfder tijd was Abia, de zoon van Jerobeam, krank.

dutch@1Kings:14:2 @ En Jerobeam zeide tot zijn huisvrouw: Maak u nu op, en verstel u, dat men niet merkte, dat gij Jerobeams huisvrouw zijt, en ga heen naar Silo, zie, daar is deprofeet Ahia, die van mij gesproken heeft, dat ik koning zou zijn over dit volk.

dutch@1Kings:14:3 @ En neem in uw hand tien broden, en koeken, en een kruik honig, en ga tot hem; hij zal u te kennen geven, wat dezen jongen geschieden zal.

dutch@1Kings:14:4 @ En Jerobeams huisvrouw deed alzo, en maakte zich op, en ging naar Silo, en kwam in het huis van Ahia. Ahia nu kon niet zien, want zijn ogen stonden stijfvanwege zijn ouderdom.

dutch@1Kings:14:5 @ Maar de HEERE zeide tot Ahia: Zie, Jerobeams huisvrouw komt, om een zaak van u te vragen, aangaande haar zoon, want hij is krank; zo en zo zult gij tothaar spreken, en het zal zijn, als zij inkomt, dat zij zich vreemd aanstellen zal.

dutch@1Kings:14:6 @ En het geschiedde, als Ahia het geruis harer voeten hoorde, toen zij ter deure inkwam, dat hij zeide: Kom in, gij huisvrouw van Jerobeam! Waarom stelt gij udus vreemd aan? Want ik ben tot u gezonden met een harde boodschap.

dutch@1Kings:14:7 @ Ga heen, zeg Jerobeam: Zo zegt de HEERE, de God Israels: Daarom, dat Ik u verheven heb uit het midden des volks, en u tot een voorganger over Mijn volkIsrael gesteld heb;

dutch@1Kings:14:8 @ En het koninkrijk van het huis van David gescheurd, en dat u gegeven heb, en gij niet geweest zijt, gelijk Mijn knecht David, die Mijn geboden hield, en die Mijmet zijn ganse hart navolgde, om te doen alleen wat recht is in Mijn ogen;

dutch@1Kings:14:9 @ Maar kwaad gedaan hebt, doende des meer dan allen, die voor u geweest zijn, en henengegaan zijt, en hebt u andere goden en gegotene beelden gemaakt, omMij tot toorn te verwekken, en hebt Mij achter uw rug geworpen;

dutch@1Kings:14:10 @ Daarom, zie, Ik zal kwaad over het huis van Jerobeam brengen, en van Jerobeam uitroeien, wat mannelijk is, den beslotene en verlatene in Israel; en Ik zal denakomelingen van het huis van Jerobeam wegdoen, gelijk de drek weggedaan wordt, totdat het ganselijk vergaan zij.

dutch@1Kings:14:11 @ Die van Jerobeam in de stad sterft, zullen de honden eten; en die in het veld sterft, zullen de vogelen des hemels eten; want de HEERE heeft het gesproken.

dutch@1Kings:14:12 @ Gij dan maak u op, ga naar uw huis; als uw voeten in de stad zullen gekomen zijn, zo zal het kind sterven.

dutch@1Kings:14:13 @ En gans Israel zal hem beklagen, en hem begraven; want deze alleen van Jerobeam zal in het graf komen, omdat in hem wat goeds voor den HEERE, den GodIsraels, in het huis van Jerobeam gevonden is.

dutch@1Kings:14:14 @ Doch de HEERE zal Zich een koning verwekken over Israel, die het huis van Jerobeam ten zelfden dage uitroeien zal; maar wat zal het ook nu zijn?

dutch@1Kings:14:15 @ De HEERE zal ook Israel slaan, gelijk een riet in het water omgedreven wordt, en zal Israel uitrukken uit dit goede land, dat Hij hun vaderen gegeven heeft, enzal hen verstrooien op gene zijde der rivier; daarom dat zij hun bossen gemaakt hebben, den HEERE tot toorn verwekkende.

dutch@1Kings:14:16 @ En Hij zal Israel overgeven, om Jerobeams zonden wil, die gezondigd heeft, en die Israel heeft doen zondigen.

dutch@1Kings:14:17 @ Toen maakte zich Jerobeams vrouw op, en ging heen, en kwam te Thirza; als zij nu op den dorpel van het huis kwam, zo stierf de jongeling.

dutch@1Kings:14:18 @ En zij begroeven hem, en gans Israel beklaagde hem; naar het woord des HEEREN, dat Hij gesproken had door den dienst van Zijn knecht Ahia, den profeet.

dutch@1Kings:14:19 @ Het overige nu der geschiedenissen van Jerobeam, hoe hij gekrijgd, en hoe hij geregeerd heeft, ziet, die zijn geschreven in het boek der kronieken der koningenvan Israel.

dutch@1Kings:14:20 @ De dagen nu, die Jerobeam heeft geregeerd, zijn twee en twintig jaren; en hij ontsliep met zijn vaderen, en Nadab, zijn zoon, regeerde in zijn plaats.

dutch@1Kings:14:21 @ Rehabeam nu, de zoon van Salomo, regeerde in Juda; een en veertig jaren was Rehabeam oud, als hij koning werd, en regeerde zeventien jaren te Jeruzalem, inde stad, die de HEERE verkoren had uit al de stammen van Israel, om Zijn Naam daar te zetten; en de naam zijner moeder was Naama, de Ammonietische.

dutch@1Kings:14:22 @ En Juda deed wat kwaad was in de ogen des HEEREN, en zij verwekten Hem tot ijver, meer dan al hun vaderen gedaan hadden, met hun zonden, die zijzondigden.

dutch@1Kings:14:23 @ Want ook zij bouwden zich hoogten, en opgerichte beelden, en bossen, op allen hogen heuvel, en onder allen groenen boom.

dutch@1Kings:14:24 @ Er waren ook schandjongens in het land; zij deden naar al de gruwelen der heidenen, die de HEERE van het aangezicht der kinderen Israels uit de bezittingverdreven had.

dutch@1Kings:14:25 @ Het geschiedde nu in het vijfde jaar van den koning Rehabeam, dat Sisak, de koning van Egypte, optoog tegen Jeruzalem.

dutch@1Kings:14:26 @ En hij nam de schatten van het huis des HEEREN, en de schatten van het huis des konings weg, ja, hij nam alles weg; hij nam ook al de gouden schilden weg,die Salomo gemaakt had.

dutch@1Kings:14:27 @ En de koning Rehabeam maakte, in plaats van die, koperen schilden; en hij beval die onder de hand van de oversten der trawanten, die de deur van het huisdes konings bewaarden.

dutch@1Kings:14:28 @ En het geschiedde, zo wanneer de koning in het huis des HEEREN ging, dat de trawanten dezelve droegen, en die wederbrachten in der trawantenwachtkamer.

dutch@1Kings:14:29 @ Het overige nu der geschiedenissen van Rehabeam, en al wat hij gedaan heeft, zijn die niet geschreven in het boek der kronieken der koningen van Juda?

dutch@1Kings:14:30 @ En er was krijg tussen Rehabeam en tussen Jerobeam, al hun dagen.

dutch@1Kings:14:31 @ En Rehabeam ontsliep met zijn vaderen, en werd begraven bij zijn vaderen in de stad Davids; en de naam zijner moeder was Naama, de Ammonietische; en zijnzoon Abiam regeerde in zijn plaats.

dutch@1Kings:15:1 @ In het achttiende jaar nu van den koning Jerobeam, den zoon van Nebat, werd Abiam koning over Juda.

dutch@1Kings:15:2 @ Hij regeerde drie jaren te Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Maacha, een dochter van Abisalom.

dutch@1Kings:15:3 @ En hij wandelde in al de zonden zijns vaders, die hij voor hem gedaan had; en zijn hart was niet volkomen met den HEERE, zijn God, gelijk het hart van zijnvader David.

dutch@1Kings:15:4 @ Maar om Davids wil, gaf de HEERE, zijn God, hem een lamp in Jeruzalem, verwekkende zijn zoon na hem, en bevestigende Jeruzalem.

dutch@1Kings:15:5 @ Omdat David gedaan had wat recht was in de ogen des HEEREN, en niet geweken was van alles, wat Hij hem geboden had, al de dagen zijns levens, danalleen in de zaak van Uria, den Hethiet.

dutch@1Kings:15:6 @ En er was krijg geweest tussen Rehabeam en tussen Jerobeam, al de dagen zijns levens.

dutch@1Kings:15:7 @ Het overige nu der geschiedenissen van Abiam, en alles, wat hij gedaan heeft, is dat niet geschreven in het boek der kronieken der koningen van Juda? Er wasook krijg tussen Abiam en tussen Jerobeam.

dutch@1Kings:15:8 @ En Abiam ontsliep met zijn vaderen, en zij begroeven hem in de stad Davids; en Asa, zijn zoon, regeerde in zijn plaats.

dutch@1Kings:15:9 @ In het twintigste jaar van Jerobeam, den koning van Israel, werd Asa koning over Juda.

dutch@1Kings:15:10 @ En hij regeerde een en veertig jaren te Jeruzalem, en de naam zijner moeder was Maacha, een dochter van Abisalom.

dutch@1Kings:15:11 @ En Asa deed wat recht was in de ogen des HEEREN, gelijk zijn vader David.

dutch@1Kings:15:12 @ Want hij nam weg de schandjongens uit het land, en deed weg al de drekgoden, die zijn vaders gemaakt hadden.

dutch@1Kings:15:13 @ Ja, zelfs zijn moeder Maacha zette hij ook af, dat zij geen koningin ware, omdat zij een afgrijselijken afgod in een bos gemaakt had; ook roeide Asa uit haarafgrijselijken afgod, en verbrandde hem aan de beek Kidron.

dutch@1Kings:15:14 @ De hoogten werden wel niet weggenomen; nochtans was het hart van Asa volkomen met den HEERE, al zijn dagen.

dutch@1Kings:15:15 @ En hij bracht in het huis des HEEREN de geheiligde dingen zijns vaders, en zijn geheiligde dingen, zilver, en goud, en vaten.

dutch@1Kings:15:16 @ En er was krijg tussen Asa en tussen Baesa, den koning van Israel, al hun dagen.

dutch@1Kings:15:17 @ Want Baesa, de koning van Israel, toog op tegen Juda, en bouwde Rama; opdat hij niemand toeliet uit te gaan en in te komen tot Asa, den koning van Juda.

dutch@1Kings:15:18 @ Toen nam Asa al het zilver en goud, dat overgebleven was in de schatten van het huis des HEEREN, en de schatten van het huis des konings, en gaf ze in dehand zijner knechten; en de koning Asa zond ze tot Benhadad, den zoon van Tabrimmon, den zoon van Hezion, den koning van Syrie, die te Damaskuswoonde, zeggende:

dutch@1Kings:15:19 @ Er is een verbond tussen mij en tussen u, tussen mijn vader en tussen uw vader; zie, ik zend u een geschenk, zilver en goud; ga heen, maak uw verbond te nietmet Baesa, den koning van Israel, dat hij aftrekke van tegen mij.

dutch@1Kings:15:20 @ En Benhadad hoorde naar den koning Asa, en zond de oversten der heiren, die hij had, tegen de steden van Israel; en sloeg Ijon, en Dan, en AbelBeth-Maacha, en het ganse Cinneroth, met het ganse land Nafthali.

dutch@1Kings:15:21 @ En het geschiedde, als Baesa zulks hoorde, dat hij afliet van Rama te bouwen, en hij bleef te Thirza.

dutch@1Kings:15:22 @ Toen liet de koning Asa door gans Juda uitroepen (niemand was vrij), dat zij de stenen van Rama, en het hout daarvan, zouden wegdragen, waarmede Baesagebouwd had; en de koning Asa bouwde daarmede Geba-Benjamins, en Mizpa.

dutch@1Kings:15:23 @ Het overige nu van alle geschiedenissen van Asa, en al zijn macht, en al wat hij gedaan heeft, en de steden, die hij gebouwd heeft, zijn die niet geschreven in hetboek der kronieken der koningen van Juda? Doch in den tijd zijns ouderdoms werd hij krank aan zijn voeten.

dutch@1Kings:15:24 @ En Asa ontsliep met zijn vaderen, en werd begraven met zijn vaderen, in de stad van zijn vader David; en zijn zoon Josafat werd koning in zijn plaats.

dutch@1Kings:15:25 @ Nadab nu, de zoon van Jerobeam, werd koning over Israel, in het tweede jaar van Asa, den koning van Juda; en hij regeerde twee jaren over Israel.

dutch@1Kings:15:26 @ En hij deed wat kwaad was in de ogen des HEEREN, en wandelde in den weg zijns vaders, en in zijn zonde, waarmede hij Israel had doen zondigen.

dutch@1Kings:15:27 @ En Baesa, de zoon van Ahia, van het huis van Issaschar, maakte een verbintenis tegen hem, en Baesa sloeg hem te Gibbethon, hetwelk der Filistijnen is, alsNadab en gans Israel Gibbethon belegerden.

dutch@1Kings:15:28 @ En Baesa doodde hem, in het derde jaar van Asa, den koning van Juda, en werd koning in zijn plaats.

dutch@1Kings:15:29 @ Het geschiedde nu, als hij regeerde, dat hij het ganse huis van Jerobeam sloeg; hij liet niets over van Jerobeam, wat adem had, totdat hij hem verdelgd had, naarhet woord des HEEREN, dat Hij gesproken had door den dienst van Zijn knecht Ahia, den Siloniet;

dutch@1Kings:15:30 @ Om de zonden van Jerobeam, die zondigde, en die Israel zondigen deed, en om zijn terging, waarmede hij den HEERE, den God Israels, getergd had.

dutch@1Kings:15:31 @ Het overige nu der geschiedenissen van Nadab, en al wat hij gedaan heeft, is dat niet geschreven in het boek der kronieken der koningen van Israel?

dutch@1Kings:15:32 @ En er was oorlog tussen Asa en tussen Baesa, den koning van Israel, al hun dagen.

dutch@1Kings:15:33 @ In het derde jaar van Asa, koning van Juda, werd Baesa, de zoon van Ahia, koning over gans Israel, te Thirza, en regeerde vier en twintig jaren.

dutch@1Kings:15:34 @ En hij deed wat kwaad was in de ogen des HEEREN, en wandelde in den weg van Jerobeam, en in zijn zonde, waarmede hij Israel had doen zondigen. 1 Koningen 16

dutch@1Kings:16:1 @ Toen geschiedde het woord des HEEREN tot Jehu, den zoon van Hanani, tegen Baesa, zeggende:

dutch@1Kings:16:2 @ Daarom, dat Ik u uit het stof verheven, en u tot een voorganger over Mijn volk Israel gesteld heb, en gij gewandeld hebt in den weg van Jerobeam, en Mijnvolk Israel hebt doen zondigen, Mij tot toorn verwekkende door hun zonden;

dutch@1Kings:16:3 @ Zie, zo zal Ik de nakomelingen van Baesa, en de nakomelingen van zijn huis wegdoen; en Ik zal uw huis maken, gelijk het huis van Jerobeam, den zoon vanNebat.

dutch@1Kings:16:4 @ Die van Baesa in de stad sterft, zullen de honden eten, en die van hem in het veld sterft, zullen de vogelen des hemels eten.

dutch@1Kings:16:5 @ Het overige nu der geschiedenissen van Baesa, en wat hij gedaan heeft, en zijn macht, zijn die niet geschreven in het boek der kronieken der koningen vanIsrael?

dutch@1Kings:16:6 @ En Baesa ontsliep met zijn vaderen, en werd begraven te Thirza; en zijn zoon Ela regeerde in zijn plaats.

dutch@1Kings:16:7 @ Alzo geschiedde ook het woord des HEEREN, door den dienst van den profeet Jehu, den zoon van Hanani, tegen Baesa en tegen zijn huis; en dat om al hetkwaad, dat hij gedaan had in de ogen des HEEREN, Hem tot toorn verwekkende door het werk zijner handen, omdat hij was gelijk het huis van Jerobeam, enomdat hij hetzelve verslagen had.

dutch@1Kings:16:8 @ In het zes en twintigste jaar van Asa, den koning van Juda, werd Ela, de zoon van Baesa, koning over Israel, te Thirza, en regeerde twee jaren.

dutch@1Kings:16:9 @ En Zimri, zijn knecht, overste van de helft der wagenen, maakte een verbintenis tegen hem, als hij te Thirza was, zich dronken drinkende in het huis van Arza,den hofmeester te Thirza;

dutch@1Kings:16:10 @ Zo kwam Zimri in, en sloeg hem, en doodde hem, in het zeven en twintigste jaar van Asa, den koning van Juda; en hij werd koning in zijn plaats.

dutch@1Kings:16:11 @ En het geschiedde, als hij regeerde, als hij op zijn troon zat, dat hij het ganse huis van Baesa sloeg; hij liet hem niet over die mannelijk was, noch zijnbloedverwanten, noch zijn vrienden.

dutch@1Kings:16:12 @ Alzo verdelgde Zimri het ganse huis van Baesa, naar het woord des HEEREN, dat Hij over Baesa gesproken had, door den dienst van den profeet Jehu;

dutch@1Kings:16:13 @ Om al de zonden van Baesa, en de zonden van Ela, zijn zoon, waarmede zij gezondigd hadden, en waarmede zij Israel hadden doen zondigen, tot toornverwekkende den HEERE, den God Israels, door hun ijdelheden.

dutch@1Kings:16:14 @ Het overige nu der geschiedenissen van Ela, en al wat hij gedaan heeft, is dat niet geschreven in het boek der kronieken der koningen van Israel?

dutch@1Kings:16:15 @ In het zeven en twintigste jaar van Asa, den koning van Juda, regeerde Zimri zeven dagen te Thirza; en het volk had zich gelegerd tegen Gibbethon, dat derFilistijnen is.

dutch@1Kings:16:16 @ Het volk nu, dat zich gelegerd had, hoorde zeggen: Zimri heeft een verbintenis gemaakt, ja, heeft ook den koning verslagen; daarom maakte het ganse Israel tenzelfden dage Omri, den krijgsoverste, koning over Israel, in het leger.

dutch@1Kings:16:17 @ En Omri toog op, en gans Israel met hem van Gibbethon, en belegerde Thirza.

dutch@1Kings:16:18 @ En het geschiedde, als Zimri zag, dat de stad ingenomen was, dat hij ging in het paleis van het huis des konings, en verbrandde boven zich het huis des koningsmet vuur, en stierf;

dutch@1Kings:16:19 @ Om zijn zonden, die hij gezondigd had, doende wat kwaad was in de ogen des HEEREN, wandelende in den weg van Jerobeam, en in zijn zonde, die hijgedaan had, doende Israel zondigen.

dutch@1Kings:16:20 @ Het overige nu der geschiedenissen van Zimri, en zijn verbintenis, die hij gemaakt heeft, zijn die niet geschreven in het boek der kronieken der koningen vanIsrael?

dutch@1Kings:16:21 @ Toen werd het volk van Israel verdeeld in twee helften; de helft des volks volgde Tibni, den zoon van Ginath, om hem koning te maken; en de helft volgdeOmri.

dutch@1Kings:16:22 @ Maar het volk, dat Omri volgde, was sterker dan het volk, dat Tibni, den zoon van Ginath, volgde; en Tibni stierf, en Omri regeerde.

dutch@1Kings:16:23 @ In het een en dertigste jaar van Asa, den koning van Juda, werd Omri koning over Israel, en regeerde twaalf jaren; te Thirza regeerde hij zes jaren.

dutch@1Kings:16:24 @ En hij kocht den berg Samaria van Semer, voor twee talenten zilvers, en bebouwde den berg; en noemde den naam der stad, die hij bouwde, naar den naamvan Semer, den heer des bergs, Samaria.

dutch@1Kings:16:25 @ En Omri deed wat kwaad was in de ogen des HEEREN; ja, hij deed erger dan allen, die voor hem geweest waren.

dutch@1Kings:16:26 @ En hij wandelde in alle wegen van Jerobeam, den zoon van Nebat, en in zijn zonden, waarmede hij Israel had doen zondigen, verwekkende den HEERE, denGod Israels, tot toorn, door hun ijdelheden.

dutch@1Kings:16:27 @ Het overige nu der geschiedenissen van Omri, wat hij gedaan heeft, en zijn macht die hij gepleegd heeft, zijn die niet geschreven in het boek der kronieken derkoningen van Israel?

dutch@1Kings:16:28 @ En Omri ontsliep met zijn vaderen, en werd begraven te Samaria; en zijn zoon Achab regeerde in zijn plaats.

dutch@1Kings:16:29 @ En Achab, de zoon van Omri, werd koning over Israel, in het acht en dertigste jaar van Asa, den koning van Juda; en Achab, de zoon van Omri, regeerde overIsrael, te Samaria, twee en twintig jaren.

dutch@1Kings:16:30 @ En Achab, den zoon van Omri, deed wat kwaad was in de ogen des HEEREN, meer dan allen, die voor hem geweest waren.

dutch@1Kings:16:31 @ En het geschiedde (was het een lichte zaak, dat hij wandelde in de zonden van Jerobeam, den zoon van Nebat?), dat hij nog ter vrouwe nam Izebel, de dochtervan Eth-Baal, den koning der Sidoniers, en heenging, en diende Baal, en boog zich voor hem.

dutch@1Kings:16:32 @ En hij richtte voor Baal een altaar op, in het huis van Baal, hetwelk hij te Samaria gebouwd had.

dutch@1Kings:16:33 @ Ook maakte Achab een bos, zodat Achab nog meer deed, om den HEERE, den God Israels, tot toorn te verwekken, dan alle koningen van Israel, die voorhem geweest waren.

dutch@1Kings:16:34 @ In zijn dagen bouwde Hiel, de Betheliet, Jericho; op Abiram, zijn eerstgeborenen zoon heeft hij haar gegrondvest, en op Segub, zijn jongsten zoon, heeft hijhaar poorten gesteld; naar het woord des HEEREN, dat Hij door den dienst van Jozua, den zoon van Nun, gesproken had. 1 Koningen 17

dutch@1Kings:17:1 @ En Elia, de Thisbiet, van de inwoneren van Gilead, zeide tot Achab: Zo waarachtig als de HEERE, de God Israels, leeft, voor Wiens aangezicht ik sta, indiendeze jaren dauw of regen zijn zal, tenzij dan naar mijn woord!

dutch@1Kings:17:2 @ Daarna geschiedde het woord des HEEREN tot hem, zeggende:

dutch@1Kings:17:3 @ Ga weg van hier, en wend u naar het oosten, en verberg u aan de beek Krith, die voor aan de Jordaan is.

dutch@1Kings:17:4 @ En het zal geschieden, dat gij uit de beek drinken zult; en Ik heb de raven geboden, dat zij u daar onderhouden zullen.

dutch@1Kings:17:5 @ Hij ging dan heen, en deed naar het woord des HEEREN; want hij ging en woonde bij de beek Krith, die voor aan de Jordaan is.

dutch@1Kings:17:6 @ En de raven brachten hem des morgens brood en vlees, desgelijks brood en vlees des avonds; en hij dronk uit de beek.

dutch@1Kings:17:7 @ En het geschiedde ten einde van vele dagen, dat de beek uitdroogde; want geen regen was in het land geweest.

dutch@1Kings:17:8 @ Toen geschiedde het woord des HEEREN tot hem, zeggende:

dutch@1Kings:17:9 @ Maak u op, ga heen naar Zarfath, dat bij Sidon is, en woon aldaar; zie, Ik heb daar een weduwvrouw geboden, dat zij u onderhoude.

dutch@1Kings:17:10 @ Toen maakte hij zich op, en ging naar Zarfath. Als hij nu aan de poort der stad kwam, ziet, zo was daar een weduwvrouw, hout lezende; en hij riep tot haar, enzeide: Haal mij toch een weinig waters in dit vat, dat ik drinke.

dutch@1Kings:17:11 @ Toen zij nu heenging om te halen, zo riep hij tot haar, en zeide: Haal mij toch ook een bete broods in uw hand.

dutch@1Kings:17:12 @ Maar zij zeide: Zo waarachtig als de HEERE, uw God, leeft, indien ik een koek heb, dan alleen een hand vol meels in de kruik, en een weinig olie in de fles!En zie ik heb een paar houten gelezen, en ik ga heen, en zal het voor mij en voor mijn zoon bereiden, dat wij het eten, en sterven.

dutch@1Kings:17:13 @ En Elia zeide tot haar: Vrees niet, ga heen, doe naar uw woord; maar maak mij vooreerst een kleinen koek daarvan, en breng mij dien hier uit; doch voor u enuw zoon zult gij daarna wat maken.

dutch@1Kings:17:14 @ Want zo zegt de HEERE, de God Israels: Het meel van de kruik zal niet verteerd worden, en de olie der fles zal niet ontbreken, tot op den dag, dat de HEEREregen op den aardbodem geven zal.

dutch@1Kings:17:15 @ En zij ging heen, en deed naar het woord van Elia; zo at zij, en hij, en haar huis, vele dagen.

dutch@1Kings:17:16 @ Het meel van de kruik werd niet verteerd, en de olie van de fles ontbrak niet, naar het woord des HEEREN, dat Hij gesproken had door den dienst van Elia.

dutch@1Kings:17:17 @ En het geschiedde na deze dingen, dat de zoon dezer vrouw, der waardin van het huis, krank werd; en zijn krankheid werd zeer sterk, totdat geen adem in hemovergebleven was.

dutch@1Kings:17:18 @ En zij zeide tot Elia: Wat heb ik met u te doen, gij man Gods? Zijt gij bij mij ingekomen, om mijn ongerechtigheid in gedachtenis te brengen, en om mijn zoon tedoden?

dutch@1Kings:17:19 @ En hij zeide tot haar: Geef mij uw zoon. En hij nam hem van haar schoot, en droeg hem boven in de opperzaal, waar hij zelf woonde, en hij legde hem neder opzijn bed.

dutch@1Kings:17:20 @ En hij riep den HEERE aan, en zeide: HEERE, mijn God, hebt Gij dan ook deze weduwe, bij dewelke ik herberge, zo kwalijk gedaan, dat Gij haar zoongedood hebt?

dutch@1Kings:17:21 @ En hij mat zich driemaal uit over dat kind, en riep den HEERE aan, en zeide: HEERE, mijn God, laat toch de ziel van dit kind in hem wederkomen.

dutch@1Kings:17:22 @ En de HEERE verhoorde de stem van Elia; en de ziel van het kind kwam weder in hem, dat het weder levend werd.

dutch@1Kings:17:23 @ En Elia nam het kind, en bracht het af van de opperzaal in het huis, en gaf het aan zijn moeder; en Elia zeide: Zie, uw zoon leeft.

dutch@1Kings:17:24 @ Toen zeide de vrouw tot Elia: Nu weet ik, dat gij een man Gods zijt, en dat het woord des HEEREN in uw mond waarheid is. 1 Koningen 18

dutch@1Kings:18:1 @ En het gebeurde na vele dagen, dat het woord des HEEREN geschiedde tot Elia, in het derde jaar, zeggende: Ga heen, vertoon u aan Achab; want Ik zal regengeven op den aardbodem.

dutch@1Kings:18:2 @ En Elia ging heen, om zich aan Achab te vertonen. En de honger was sterk in Samaria.

dutch@1Kings:18:3 @ En Achab had Obadja, den hofmeester, geroepen; en Obadja was den HEERE zeer vrezende.

dutch@1Kings:18:4 @ Want het geschiedde, als Izebel de profeten des HEEREN uitroeide, dat Obadja honderd profeten nam, en verborg ze bij vijftig man in een spelonk, enonderhield hen met brood en water.

dutch@1Kings:18:5 @ En Achab had gezegd tot Obadja: Trek door het land, tot alle waterfonteinen en tot alle rivieren; misschien zullen wij gras vinden, opdat wij de paarden en demuilezelen in het leven behouden, en niets uitroeien van de beesten.

dutch@1Kings:18:6 @ En zij deelden het land onder zich, dat zij het doortogen; Achab ging bijzonder op een weg, en Obadja ging ook bijzonder op een weg.

dutch@1Kings:18:7 @ Als nu Obadja op den weg was, ziet, zo was hem Elia tegemoet; en hem kennende, zo viel hij op zijn aangezicht, en zeide: Zijt gij mijn heer Elia?

dutch@1Kings:18:8 @ Hij zeide: Ik ben het; ga heen, zeg uw heer: Zie, Elia is hier.

dutch@1Kings:18:9 @ Maar hij zeide: Wat heb ik gezondigd, dat gij uw knecht geeft in de hand van Achab, dat hij mij dode?

dutch@1Kings:18:10 @ Zo waarachtig als de HEERE, uw God, leeft, zo er een volk of koninkrijk is, waar mijn heer niet gezonden heeft, om u te zoeken; en als zij zeiden: Hij is hierniet; zo nam hij dat koninkrijk en dat volk een eed af; dat zij u niet hadden gevonden.

dutch@1Kings:18:11 @ En nu zegt gij: Ga heen, zeg uw heer: Zie, Elia is hier.

dutch@1Kings:18:12 @ En het mocht geschieden, wanneer ik van u zou weggegaan zijn, dat de Geest des HEEREN u wegnam, ik weet niet waarheen; en ik kwam, om dat Achab aante zeggen, en hij vond u niet, zo zou hij mij doden; ik, uw knecht, nu vrees den HEERE van mijn jonkheid af.

dutch@1Kings:18:13 @ Is mijn heer niet aangezegd, wat ik gedaan heb, als Izebel de profeten des HEEREN doodde? Dat ik van de profeten des HEEREN honderd man hebverborgen, elk vijftig man in een spelonk, en die met brood en water onderhouden heb?

dutch@1Kings:18:14 @ En nu zegt gij: Ga heen, zeg uw heer: Zie, Elia is hier, en hij zou mij doodslaan.

dutch@1Kings:18:15 @ En Elia zeide: Zo waarachtig als de HEERE der heirscharen leeft, voor Wiens aangezicht ik sta, ik zal voorzeker mij heden aan hem vertonen!

dutch@1Kings:18:16 @ Toen ging Obadja Achab tegemoet, en zeide het hem aan; en Achab ging Elia tegemoet.

dutch@1Kings:18:17 @ En het geschiedde, als Achab Elia zag, dat Achab tot hem zeide: Zijt gij die beroerden van Israel?

dutch@1Kings:18:18 @ Toen zeide hij: Ik heb Israel niet beroerd, maar gij en uws vaders huis, daarmede, dat gijlieden de geboden des HEEREN verlaten hebt en de Baals nagevolgdzijt.

dutch@1Kings:18:19 @ Nu dan, zend heen, verzamel tot mij het ganse Israel op den berg Karmel, en de vierhonderd en vijftig profeten van Baal, en de vierhonderd profeten van hetbos, die van de tafel van Izebel eten.

dutch@1Kings:18:20 @ Zo zond Achab onder alle kinderen Israels, en verzamelde de profeten op den berg Karmel.

dutch@1Kings:18:21 @ Toen naderde Elia tot het ganse volk, en zeide: Hoe lang hinkt gij op twee gedachten? Zo de HEERE God is, volgt Hem na, en zo het Baal is, volgt hem na!Maar het volk antwoordde hem niet een woord.

dutch@1Kings:18:22 @ Toen zeide Elia tot het volk: Ik ben alleen een profeet des HEEREN overgebleven, en de profeten van Baal zijn vierhonderd en vijftig mannen.

dutch@1Kings:18:23 @ Dat men ons dan twee varren geve, en dat zij voor zich den enen var kiezen, en denzelven in stukken delen, en op het hout leggen, maar geen vuur daaraanleggen; en ik zal den anderen var bereiden, en op het hout leggen, en geen vuur daaraan leggen.

dutch@1Kings:18:24 @ Roept gij daarna den naam van uw god aan, en ik zal den Naam des HEEREN aanroepen; en de God, Die door vuur antwoorden zal, Die zal God zijn. En hetganse volk antwoordde en zeide: Dat woord is goed.

dutch@1Kings:18:25 @ En Elia zeide tot de profeten van Baal: Kiest gijlieden voor u den enen var, en bereidt gij hem eerst, want gij zijt velen; en roept den naam uws gods aan, en legtgeen vuur daaraan.

dutch@1Kings:18:26 @ En zij namen de var, dien hij hun gegeven had, en bereidden hem, en riepen den naam van Baal aan, van den morgen tot op den middag, zeggende: O Baal,antwoord ons! Maar er was geen stem en geen antwoorder. En zij sprongen tegen het altaar, dat men gemaakt had.

dutch@1Kings:18:27 @ En het geschiedde op den middag, dat Elia met hen spotte, en zeide: Roept met luider stem, want hij is een god; omdat hij in gepeins is, of omdat hij wat te doenheeft, of omdat hij een reize heeft; misschien slaapt hij en zal wakker worden.

dutch@1Kings:18:28 @ En zij riepen met luider stem, en zij sneden zichzelven met messen en met priemen, naar hun wijze, totdat zij bloed over zich uitstortten.

dutch@1Kings:18:29 @ Het geschiedde nu, als de middag voorbij was, dat zij profeteerden totdat men het spijsoffer zou offeren; maar er was geen stem, en geen antwoorder, en geenopmerking.

dutch@1Kings:18:30 @ Toen zeide Elia tot het ganse volk: Nadert tot mij. En al het volk naderde tot hem; en hij heelde het altaar des HEEREN, dat verbroken was.

dutch@1Kings:18:31 @ En Elia nam twaalf stenen, naar het getal der stammen van de kinderen Jakobs, tot welke het woord des HEEREN geschied was, zeggende: Israel zal uw naamzijn.

dutch@1Kings:18:32 @ En hij bouwde met die stenen het altaar in den Naam des HEEREN; daarna maakte hij een groeve rondom het altaar, naar de wijdte van twee maten zaads.

dutch@1Kings:18:33 @ En hij schikte het hout, en deelde den var in stukken, en legde hem op het hout.

dutch@1Kings:18:34 @ En hij zeide: Vult vier kruiken met water, en giet het op het brandoffer en op het hout. En hij zeide: Doet het ten tweeden male. En zij deden het ten tweedenmale. Voorts zeide hij: Doet het ten derden male. En zij deden het ten derden male;

dutch@1Kings:18:35 @ Dat het water rondom het altaar liep; daartoe vulde hij ook de groeve met water.

dutch@1Kings:18:36 @ Het geschiedde nu, als men het spijsoffer offerde, dat de profeet Elia naderde, en zeide: HEERE, God van Abraham, Izak en Israel, dat het heden bekendworde, dat Gij God in Israel zijt, en ik Uw knecht; en dat ik al deze dingen naar Uw woord gedaan heb.

dutch@1Kings:18:37 @ Antwoord mij, HEERE, antwoord mij; opdat dit volk erkenne, dat Gij, o HEERE, die God zijt, en dat Gij hun hart achterwaarts omgewend hebt.

dutch@1Kings:18:38 @ Toen viel het vuur de HEEREN, en verteerde dat brandoffer, en dat hout, en die stenen, en dat stof, ja, lekte dat water op, hetwelk in de groeve was.

dutch@1Kings:18:39 @ Als nu het ganse volk dat zag, zo vielen zij op hun aangezichten, en zeiden: De HEERE is God, de HEERE is God!

dutch@1Kings:18:40 @ En Elia zeide tot hen: Grijpt de profeten van Baal, dat niemand van hen ontkome. En zij grepen ze; en Elia voerde hen af naar de beek Kison, en slachtte henaldaar.

dutch@1Kings:18:41 @ Daarna zeide Elia tot Achab: Trek op, eet en drink; want er is een geruis van een overvloedigen regen.

dutch@1Kings:18:42 @ Alzo toog Achab op, om te eten en te drinken; maar Elia ging op naar de hoogte van Karmel, en breidde zich uit voorwaarts ter aarde; daarna legde hij zijnaangezicht tussen zijn knieen.

dutch@1Kings:18:43 @ En hij zeide tot zijn jongen: Ga nu op, en zie uit naar de zee. Toen ging hij op, en zag uit, en zeide: Er is niets. Toen zeide hij: Ga weder henen, zevenmaal.

dutch@1Kings:18:44 @ En het geschiedde op de zevende maal, dat hij zeide: Zie, een kleine wolk, als eens mans hand, gaat op van de zee. En hij zeide: Ga op, zeg tot Achab: Spanaan, en kom af, dat u de regen niet ophoude.

dutch@1Kings:18:45 @ En het geschiedde ondertussen, dat de hemel van wolken en wind zwart werd; en er kwam een grote regen; en Achab reed weg, en toog naar Jizreel.

dutch@1Kings:18:46 @ En de hand des HEEREN was over Elia, en hij gordde zijn lenden, en liep voor het aangezicht van Achab henen, tot daar men te Jizreel komt. 1 Koningen 19

dutch@1Kings:19:1 @ En Achab zeide Izebel aan al wat Elia gedaan had, en allen, die hij gedood had, te weten al de profeten, met het zwaard.

dutch@1Kings:19:2 @ Toen zond Izebel een bode tot Elia, om te zeggen: Zo doen mij de goden, en doen zo daartoe, voorzeker, ik zal morgen omtrent dezen tijd uw ziel stellen, alsde ziel van een hunner.

dutch@1Kings:19:3 @ Toen hij dat zag, maakte hij zich op, en ging heen, om zijns levens wil, en kwam te Ber-seba, dat in Juda is, en liet zijn jongen aldaar.

dutch@1Kings:19:4 @ Maar hij zelf ging henen in de woestijn een dagreis, en kwam, en zat onder een jeneverboom; en bad, dat zijn ziel stierve, en zeide: Het is genoeg; neem nu,HEERE, mijn ziel, want ik ben niet beter dan mijn vaderen.

dutch@1Kings:19:5 @ En hij legde zich neder, en sliep onder een jeneverboom; en ziet, toen roerde hem een engel aan, en zeide tot hem: Sta op, eet;

dutch@1Kings:19:6 @ En hij zag om, en ziet, aan zijn hoofdeinde was een koek op de kolen gebakken, en een fles met water; alzo at hij, en dronk, en legde zich wederom neder.

dutch@1Kings:19:7 @ En de engel des HEEREN kwam ten anderen male weder, en roerde hem aan, en zeide: Sta op, eet, want de weg zou te veel voor u zijn.

dutch@1Kings:19:8 @ Zo stond hij op, en at, en dronk; en hij ging, door de kracht derzelver spijs, veertig dagen en veertig nachten, tot aan den berg Gods, Horeb.

dutch@1Kings:19:9 @ En hij kwam aldaar in een spelonk, en vernachtte aldaar; en ziet, het woord des HEEREN geschiedde tot hem, en zeide tot hem: Wat maakt gij hier, Elia?

dutch@1Kings:19:10 @ En hij zeide: Ik heb zeer geijverd voor den HEERE, den God der heirscharen; want de kinderen Israels hebben Uw verbond verlaten, Uw altaren afgebrokenen Uw profeten met het zwaard gedood; en ik alleen ben overgebleven, en zij zoeken mijn ziel, om die weg te nemen.

dutch@1Kings:19:11 @ En Hij zeide: Ga uit, en sta op dezen berg, voor het aangezicht des HEEREN. En ziet, de HEERE ging voorbij, en een grote en sterke wind, scheurende debergen, en brekende de steenrotsen, voor den HEERE henen; doch de HEERE was in den wind niet; en na dezen wind een aardbeving; de HEERE was ook inde aardbeving niet;

dutch@1Kings:19:12 @ En na de aardbeving een vuur; de HEERE was ook in het vuur niet; en na het vuur het suizen van een zachte stilte.

dutch@1Kings:19:13 @ En het geschiedde, als Elia dat hoorde, dat hij zijn aangezicht bewond met zijn mantel, en uitging, en stond in den ingang der spelonk. En ziet, een stem kwamtot hem, die zeide: Wat maakt gij hier, Elia?

dutch@1Kings:19:14 @ En hij zeide: Ik heb zeer geijverd voor den HEERE, den God der heirscharen; want de kinderen Israels hebben Uw verbond verlaten, Uw altaren afgebrokenen Uw profeten met het zwaard gedood; en ik alleen ben overgebleven, en zij zoeken mijn ziel, om die weg te nemen.

dutch@1Kings:19:15 @ En de HEERE zeide tot hem: Ga, keer weder op uwen weg, naar de woestijn van Damaskus; en ga daar in, en zalf Hazael ten koning over Syrie.

dutch@1Kings:19:16 @ Daartoe zult gij Jehu, den zoon van Nimsi, zalven ten koning over Israel; en Elisa, den zoon van Safat, van Abel-mehola, zult gij tot profeet zalven in uw plaats.

dutch@1Kings:19:17 @ En het zal geschieden, dat Jehu hem, die van het zwaard van Hazael ontkomt, doden zal; en die van het zwaard van Jehu ontkomt, dien zal Elisa doden.

dutch@1Kings:19:18 @ Ook heb Ik in Israel doen overblijven zeven duizend, alle knieen, die zich niet gebogen hebben voor Baal, en allen mond, die hem niet gekust heeft.

dutch@1Kings:19:19 @ Zo ging hij van daar, en vond Elisa, den zoon van Safat; dezelve ploegde met twaalf juk runderen voor zich henen, en hij was bij het twaalfde; en Elia ging overtot hem, en wierp zijn mantel op hem.

dutch@1Kings:19:20 @ En hij verliet de runderen, en liep Elia na, en zeide: Dat ik toch mijn vader en mijn moeder kusse, daarna zal ik u navolgen. En hij zeide tot hem: Ga, keer weder;want wat heb ik u gedaan?

dutch@1Kings:19:21 @ Zo keerde hij weder van achter hem af, en nam een juk runderen, en slachtte het, en met het gereedschap der runderen zood hij hun vlees, hetwelk hij aan hetvolk gaf; en zij aten. Daarna stond hij op, en volgde Elia na, en diende hem.


Seeker Overlay: Off On

[Bookof1Kings] [1Kings] [1Kings:1] [1Kings:2] [Discuss] Tag 1Kings:1:28-53 [Audio][Presentation]
Bible:
Bible:
Book: