2Corinthians:6:3-13
dutch@2Corinthians:6:3 @ Wij geven geen aanstoot in enig ding, opdat de bediening niet gelasterd worde.
dutch@2Corinthians:6:4 @ Maar wij, als dienaars van God, maken onszelven in alles aangenaam, in vele verdraagzaamheid, in verdrukkingen, in noden, in benauwdheden,
dutch@2Corinthians:6:5 @ In slagen, in gevangenissen, in beroerten, in arbeid, in waken, in vasten,
dutch@2Corinthians:6:6 @ In reinheid, in kennis, in lankmoedigheid, in goedertierenheid, in den Heiligen Geest, in ongeveinsde liefde,
dutch@2Corinthians:6:7 @ In het woord der waarheid, in de kracht van God, door de wapenen der gerechtigheid aan de rechter en aan de linker zijde;
dutch@2Corinthians:6:8 @ Door eer en oneer, door kwaad gerucht en goed gerucht; als verleiders, en nochtans waarachtigen;
dutch@2Corinthians:6:9 @ Als onbekenden, en nochtans bekend; als stervenden, en ziet, wij leven; als getuchtigd, en niet gedood;
dutch@2Corinthians:6:10 @ Als droevig zijnde, doch altijd blijde; als arm, doch velen rijk makende; als niets hebbende, en nochtans alles bezittende.
dutch@2Corinthians:6:11 @ Onze mond is opengedaan tegen u, o Korinthiers, ons hart is uitgebreid.
dutch@2Corinthians:6:12 @ Gij zijt niet nauw in ons, maar gij zijt nauw in uw ingewanden.
dutch@2Corinthians:6:13 @ Nu, om dezelfde vergelding te doen,, ik spreek als tot mijn kinderen) zo wordt gij ook uitgebreid.