2Timothy:4:9-18
dutch@2Timothy:4:9 @ Benaarstig u haastelijk tot mij te komen.
dutch@2Timothy:4:10 @ Want Demas heeft mij verlaten, hebbende de tegenwoordige wereld liefgekregen, en is naar Thessalonica gereisd; Krescens naar Galatie, Titus naar Dalmatie.
dutch@2Timothy:4:11 @ Lukas is alleen met mij. Neem Markus mede, en breng hem met u; want hij is mij zeer nut tot den dienst.
dutch@2Timothy:4:12 @ Maar Tychikus heb ik naar Efeze gezonden.
dutch@2Timothy:4:13 @ Breng den reismantel mede, dien ik te Troas bij Karpus gelaten heb, als gij komt, en de boeken, inzonderheid de perkamenten.
dutch@2Timothy:4:14 @ Alexander, de kopersmid, heeft mij veel kwaads betoond; de Heere vergelde hem naar zijn werken.
dutch@2Timothy:4:15 @ Van welken wacht gij u ook, want hij heeft onze woorden zeer tegengestaan.
dutch@2Timothy:4:16 @ In mijn eerste verantwoording is niemand bij mij geweest, maar zij hebben mij allen verlaten. Het worde hun niet toegerekend.
dutch@2Timothy:4:17 @ Maar de Heere heeft mij bijgestaan, en heeft mij bekrachtigd; opdat men door mij ten volle zou verzekerd zijn van de prediking, en alle heidenen dezelve zoudenhoren. En ik ben uit de muil des leeuws verlost.
dutch@2Timothy:4:18 @ En de Heere zal mij verlossen van alle boos werk, en bewaren tot Zijn hemels Koninkrijk; Denwelken zij de heerlijkheid in alle eeuwigheid. Amen.