Ecclesiastes:1:1-11
dutch@Ecclesiastes:1:1 @ De woorden van den prediker, den zoon van David, den koning te Jeruzalem.
dutch@Ecclesiastes:1:2 @ Ijdelheid der ijdelheden, zegt de prediker; ijdelheid der ijdelheden, het is al ijdelheid.
dutch@Ecclesiastes:1:3 @ Wat voordeel heeft de mens van al zijn arbeid, dien hij arbeidt onder de zon?
dutch@Ecclesiastes:1:4 @ Het ene geslacht gaat, en het andere geslacht komt; maar de aarde staat in der eeuwigheid.
dutch@Ecclesiastes:1:5 @ Ook rijst de zon op, en de zon gaat onder, en zij hijgt naar haar plaats, waar zij oprees.
dutch@Ecclesiastes:1:6 @ Zij gaat naar het zuiden, en zij gaat om naar het noorden; de wind gaat steeds omgaande, en de wind keert weder tot zijn omgangen.
dutch@Ecclesiastes:1:7 @ Al de beken gaan in de zee, nochtans wordt de zee niet vol; naar de plaats, waar de beken heengaan, derwaarts gaande keren zij weder.
dutch@Ecclesiastes:1:8 @ Al deze dingen worden zo moede, dat het niemand zou kunnen uitspreken; het oog wordt niet verzadigd met zien; en het oor wordt niet vervuld van horen.
dutch@Ecclesiastes:1:9 @ Hetgeen er geweest is, hetzelve zal er zijn, en hetgeen er gedaan is, hetzelve zal er gedaan worden; zodat er niets nieuws is onder de zon.
dutch@Ecclesiastes:1:10 @ Is er enig ding, waarvan men zou kunnen zeggen: Ziet dat, het is nieuw? Het is alreeds geweest in de eeuwen, die voor ons geweest zijn.
dutch@Ecclesiastes:1:11 @ Er is geen gedachtenis van de voorgaande dingen; en van de navolgende dingen, die zijn zullen, van dezelve zal ook geen gedachtenis zijn bij degenen, die namaals wezenzullen.