Jeremiah:3:6-4




dutch@Jeremiah:3:6 @ Voorts zeide de HEERE tot mij, in de dagen van den koning Josia: Hebt gij gezien, wat de afgekeerde Israel gedaan heeft? Zij ging henen op allen hogen berg, en tot onder allengroenen boom, en hoereerde aldaar.

dutch@Jeremiah:3:7 @ En Ik zeide, nadat zij zulks alles gedaan had: Bekeer u tot Mij; maar zij bekeerde zich niet. Dit zag de trouweloze, haar zuster Juda.

dutch@Jeremiah:3:8 @ En Ik zag, als Ik ter oorzake van alles, waarin de afgekeerde Israel overspel bedreven had, haar verlaten, en haar haar scheidbrief gegeven had, dat de trouweloze, haar zusterJuda, niet vreesde, maar ging henen, en hoereerde zelve ook.

dutch@Jeremiah:3:9 @ Ja, het geschiedde, vanwege het gerucht harer hoererij, dat zij het land ontheiligde; want zij bedreef overspel met steen en met hout.

dutch@Jeremiah:3:10 @ En zelfs in dit alles heeft zich haar trouweloze zuster Juda tot Mij niet bekeerd met haar ganse hart, maar valselijk, spreekt de HEERE.

dutch@Jeremiah:3:11 @ Dies de HEERE tot mij zeide: De afgekeerde Israel heeft haar ziel gerechtvaardigd, meer dan de trouweloze Juda.

dutch@Jeremiah:3:12 @ Gij henen, en roep deze woorden uit tegen het noorden, en zeg: Bekeer u, gij afgekeerde Israel! spreekt de HEERE, zo zal Ik Mijn toorn op ulieden niet doen vallen; want Ik bengoedertieren, spreekt de HEERE. Ik zal den toorn niet in eeuwigheid behouden.

dutch@Jeremiah:3:13 @ Alleen ken uw ongerechtigheid, dat gij tegen den HEERE, uw God, hebt overtreden, en uw wegen verstrooid hebt tot de vreemden, onder allen groenen boom, maar gij zijtMijner stem niet gehoorzaam geweest, spreekt de HEERE.

dutch@Jeremiah:3:14 @ Bekeert u, gij afkerige kinderen! spreekt de HEERE, want Ik heb u getrouwd, en Ik zal u aannemen, een uit een stad, en twee uit een geslacht, en zal u brengen te Sion.

dutch@Jeremiah:3:15 @ En Ik zal ulieden herders geven naar Mijn hart; die zullen u weiden met wetenschap en verstand.

dutch@Jeremiah:3:16 @ En het zal geschieden, wanneer gij vermenigvuldigd en vruchtbaar zult geworden zijn in het land, in die dagen, spreekt de HEERE, zullen zij niet meer zeggen: De ark desverbonds des HEEREN, ook zal zij in het hart niet opkomen; en zij zullen aan haar niet gedenken, en haar niet bezoeken, en zij zal niet weder gemaakt worden.

dutch@Jeremiah:3:17 @ Te dier tijd zullen zij Jeruzalem noemen, des HEEREN troon; en al de heidenen zullen tot haar vergaderd worden, om des HEEREN Naams wil, te Jeruzalem; en zij zullen nietmeer wandelen naar het goeddunken van hun boos hart.

dutch@Jeremiah:3:18 @ In die dagen zal het huis van Juda gaan tot het huis van Israel; en zij zullen te zamen komen uit het land van het noorden, in het land, dat Ik uw vaderen ten erve gegeven heb.

dutch@Jeremiah:3:19 @ Ik zeide wel: Hoe zal Ik u onder de kinderen zetten, en u geven het gewenste land, de sierlijke erfenis van de heirscharen der heidenen? Maar Ik zeide: Gij zult tot Mij roepen:Mijn Vader! en gij zult van achter Mij niet afkeren.

dutch@Jeremiah:3:20 @ Waarlijk, gelijk een vrouw trouwelooslijk scheidt van haar vriend, alzo hebt gijlieden trouwelooslijk tegen Mij gehandeld, gij huis Israels! spreekt de HEERE.

dutch@Jeremiah:3:21 @ Er is een stem gehoord op de hoge plaatsen, een geween en smekingen der kinderen Israels, omdat zij hun weg verkeerd, en den HEERE, hun God, vergeten hebben.

dutch@Jeremiah:3:22 @ Keert weder, gij afkerige kinderen! Ik zal uw afkeringen genezen. Zie, hier zijn wij, wij komen tot U, want Gij zijt de HEERE, onze God!

dutch@Jeremiah:3:23 @ Waarlijk, tevergeefs verwacht men het van de heuvelen en de menigte der bergen; waarlijk, in den HEERE, onzen God, is Israels heil!

dutch@Jeremiah:3:24 @ Want de schaamte heeft den arbeid onzer vaderen opgegeten, van onze jeugd aan; hun schapen en hun runderen, hun zonen en hun dochteren.

dutch@Jeremiah:3:25 @ Wij liggen in onze schaamte, en onze schande overdekt ons, want wij hebben tegen den HEERE, onzen God, gezondigd, wij en onze vaderen, van onze jeugd aan tot op dezendag; en wij zijn der stem des HEEREN, onzes Gods, niet gehoorzaam geweest.

dutch@Jeremiah:30:1 @ Het woord, dat tot Jeremia geschied is van den HEERE, zeggende:

dutch@Jeremiah:30:2 @ Zo spreekt de HEERE, de God Israels, zeggende: Schrijf u al de woorden, die Ik tot u gesproken heb, in een boek.

dutch@Jeremiah:30:3 @ Want zie, de dagen komen, spreekt de HEERE, dat Ik de gevangenis van Mijn volk, Israel en Juda, wenden zal, zegt de HEERE; en Ik zal hen wederbrengen in het land, dat Ik hunvaderen gegeven heb, en zij zullen het erfelijk bezitten.

dutch@Jeremiah:30:4 @ En dit zijn de woorden, die de HEERE gesproken heeft van Israel en van Juda.

dutch@Jeremiah:30:5 @ Want zo zegt de HEERE: Wij horen een stem der verschrikking; er is vrees en geen vrede.

dutch@Jeremiah:30:6 @ Vraagt toch en ziet, of een manspersoon baart? Waarom zie Ik dan eens iegelijken mans handen op zijn lenden, als van een barende vrouw, en alle aangezichten veranderd inbleekheid?

dutch@Jeremiah:30:7 @ O wee! want die dag is zo groot, dat zijns gelijke niet geweest is; en het is een tijd van benauwdheid voor Jakob; nog zal hij daaruit verlost worden.

dutch@Jeremiah:30:8 @ Want het zal te dien dage geschieden, spreekt de HEERE der heirscharen, dat Ik zijn juk van uw hals verbreken, en uw banden verscheuren zal; en vreemden zullen zich nietmeer van hem doen dienen.

dutch@Jeremiah:30:9 @ Maar zij zullen dienen den HEERE, hun God, en hun koning David, dien Ik hun verwekken zal.

dutch@Jeremiah:30:10 @ Gij dan, vrees niet, o Mijn knecht Jakob! spreekt de HEERE, ontzet u niet, Israel! want zie, Ik zal u uit verre landen verlossen, en uw zaad uit het land hunner gevangenis; en Jakobzal wederkomen, en stil en gerust zijn, en er zal niemand zijn, die hem verschrikke.

dutch@Jeremiah:30:11 @ Want Ik ben met u, spreekt de HEERE, om u te verlossen; want Ik zal een voleinding maken met al de heidenen, waarhenen Ik u verstrooid heb; maar met u zal Ik geenvoleinding maken; maar Ik zal u kastijden met mate, en u niet gans onschuldig houden.

dutch@Jeremiah:30:12 @ Want zo zegt de HEERE: Uw breuk is dodelijk, uw plage is smartelijk.

dutch@Jeremiah:30:13 @ Er is niemand, die uw zaak oordeelt, aangaande het gezwel; gij hebt geen heelpleisters.

dutch@Jeremiah:30:14 @ Al uw liefhebbers hebben u vergeten, zij vragen niet naar u; want Ik heb u geslagen met eens vijands plage, met de kastijding eens wreden; om de grootheid uwerongerechtigheid, omdat uw zonden machtig veel zijn.

dutch@Jeremiah:30:15 @ Wat krijt gij over uw breuk, dat uw smart dodelijk is? Om de grootheid uwer ongerechtigheid, omdat uw zonden machtig veel zijn, heb Ik u deze dingen gedaan.

dutch@Jeremiah:30:16 @ Daarom, allen, die u opeten, zullen opgegeten worden, en al uw wederpartijders, zij allen zullen gaan in gevangenis; en die u beroven, zullen ter beroving zijn, en allen, die uplunderen, zal Ik ter plundering overgeven.

dutch@Jeremiah:30:17 @ Want Ik zal u de gezondheid doen rijzen, en u van uw plagen genezen, spreekt de HEERE; omdat zij u noemen: De verdrevene. Het is Sion, zeggen zij; niemand vraagt naar haar.

dutch@Jeremiah:30:18 @ Zo zegt de HEERE: Ziet, Ik zal de gevangenis der tenten Jakobs wenden, en Mij over hun woningen ontfermen; en de stad zal herbouwd worden op haar hoop, en het paleis zalliggen naar zijn wijze.

dutch@Jeremiah:30:19 @ En van hen zal dankzegging uitgaan, en een stem der spelenden; en Ik zal hen vermeerderen, en zij zullen niet verminderd worden, en Ik zal hen verheerlijken, en zij zullen nietgering worden.

dutch@Jeremiah:30:20 @ En zijn zonen zullen zijn als eertijds, en zijn gemeente zal voor Mijn aangezicht bevestigd worden; en Ik zal bezoeking doen over al zijn onderdrukkers.

dutch@Jeremiah:30:21 @ En zijn Heerlijke zal uit hem zijn, en zijn Heerser uit het midden van hem voortkomen; en Ik zal hem doen naderen, en hij zal tot Mij genaken; want wie is hij, die met zijn hart borgworde, om tot Mij te genaken? spreekt de HEERE.

dutch@Jeremiah:30:22 @ En gij zult Mij tot een volk zijn, en Ik zal u tot een God zijn.

dutch@Jeremiah:30:23 @ Ziet, een onweder des HEEREN, een grimmigheid is uitgegaan, een aanhoudend onweder; het zal blijven op het hoofd der goddelozen.

dutch@Jeremiah:30:24 @ De hittigheid van des HEEREN toorn zal zich niet afwenden, totdat Hij gedaan, en totdat Hij daargesteld zal hebben de gedachten Zijns harten; in het laatste der dagen zult gijdaarop letten.

dutch@Jeremiah:31:1 @ Ter zelfder tijd, spreekt de HEERE, zal Ik allen geslachten Israels tot een God zijn; en zij zullen Mij tot een volk zijn.

dutch@Jeremiah:31:2 @ Zo zegt de HEERE: Het volk der overgeblevenen van het zwaard heeft genade gevonden in de woestijn, namelijk Israel, als Ik henenging om hem tot rust te brengen.

dutch@Jeremiah:31:3 @ De HEERE is mij verschenen van verre tijden! Ja, Ik heb u liefgehad met een eeuwige liefde; daarom heb Ik u getrokken met goedertierenheid.

dutch@Jeremiah:31:4 @ Ik zal u weder bouwen, en gij zult gebouwd worden, o jonkvrouw Israels! gij zult weder versierd zijn met uw trommelen, en uitgaan met den rei der spelenden.

dutch@Jeremiah:31:5 @ Gij zult weder wijngaarden planten op de bergen van Samaria; de planters zullen planten, en de vrucht genieten.

dutch@Jeremiah:31:6 @ Want er zal een dag zijn, waarin de hoeders op Efraims gebergte zullen roepen: Maakt ulieden op, en laat ons opgaan naar Sion, tot den HEERE, onzen God!

dutch@Jeremiah:31:7 @ Want zo zegt de HEERE: Roept luide over Jakob met vreugde, en juicht vanwege het hoofd der heidenen; doet het horen, lofzingt, en zegt: O HEERE! behoud Uw volk, hetoverblijfsel van Israel.

dutch@Jeremiah:31:8 @ Ziet, Ik zal ze aanbrengen uit het land van het noorden, en zal hen vergaderen van de zijden der aarde; onder hen zullen zijn blinden en lammen, zwangeren en barenden tezamen; met een grote gemeente zullen zij herwaarts wederkomen.

dutch@Jeremiah:31:9 @ Zij zullen komen met geween, en met smekingen zal Ik hen voeren; Ik zal hen leiden aan de waterbeken, in een rechten weg, waarin zij zich niet zullen stoten; want Ik ben Israeltot een Vader, en Efraim is Mijn eerstgeborene.

dutch@Jeremiah:31:10 @ Hoort des HEEREN woord, gij heidenen! en verkondigt in de eilanden, die verre zijn, en zegt: Hij, Die Israel verstrooid heeft, zal hem weder vergaderen, en hem bewaren als eenherder zijn kudde.

dutch@Jeremiah:31:11 @ Want de HEERE heeft Jakob vrijgekocht, en Hij heeft hem verlost uit de hand desgenen, die sterker was dan hij.

dutch@Jeremiah:31:12 @ Dies zullen zij komen, en op de hoogte van Sion juichen, en toevloeien tot des HEEREN goed, tot het koren, en tot den most, en tot de olie, en tot de jonge schapen en runderen;en hun ziel zal zijn als een gewaterde hof, en zij zullen voortaan niet meer treurig zijn.

dutch@Jeremiah:31:13 @ Dan zal zich de jonkvrouw verblijden in den rei, daartoe de jongelingen en ouden te zamen; want Ik zal hunlieder rouw in vrolijkheid veranderen, en zal hen troosten, en zal henverblijden naar hun droefenis.

dutch@Jeremiah:31:14 @ En Ik zal de ziel der priesteren met vettigheid dronken maken; en Mijn volk zal met Mijn goed verzadigd worden, spreekt de HEERE.

dutch@Jeremiah:31:15 @ Zo zegt de HEERE: Er is een stem gehoord in Rama, een klage, een zeer bitter geween; Rachel weent over haar kinderen; zij weigert zich te laten troosten over haar kinderen,omdat zij niet zijn.

dutch@Jeremiah:31:16 @ Zo zegt de HEERE: Bedwing uw stem van geween, en uw ogen van tranen; want er is loon voor uw arbeid, spreekt de HEERE; want zij zullen uit des vijands land wederkomen.

dutch@Jeremiah:31:17 @ En er is verwachting voor uw nakomelingen, spreekt de HEERE; want uw kinderen zullen wederkomen tot hun landpale.

dutch@Jeremiah:31:18 @ Ik heb wel gehoord, dat zich Efraim beklaagt, zeggende: Gij hebt mij getuchtigd, en ik ben getuchtigd geworden als een ongewend kalf. Bekeer mij, zo zal ik bekeerd zijn, wantGij zijt de HEERE, mijn God!

dutch@Jeremiah:31:19 @ Zekerlijk, nadat ik bekeerd ben, heb ik berouw gehad, en nadat ik mijzelven ben bekend gemaakt, heb ik op de heup geklopt, ik ben beschaamd, ja, ook schaamrood geworden,omdat ik de smaadheid mijner jeugd gedragen heb.

dutch@Jeremiah:31:20 @ Is niet Efraim Mij een dierbare zoon, is hij Mij niet een troetelkind? Want sinds Ik tegen hem gesproken heb, denk Ik nog ernstelijk aan hem; daarom rommelt Mijn ingewand overhem; Ik zal Mij zijner zekerlijk ontfermen, spreekt de HEERE.

dutch@Jeremiah:31:21 @ Richt u merktekenen op, stel u spitse pilaren, zet uw hart op de baan, op den weg, dien gij gewandeld hebt; keer weder, o jonkvrouw Israels, keer weder tot deze uw steden!

dutch@Jeremiah:31:22 @ Hoe lang zult gij u onttrekken, gij afkerige dochter? Want de HEERE heeft wat nieuws op de aarde geschapen: de vrouw zal den man omvangen.

dutch@Jeremiah:31:23 @ Zo zegt de HEERE der heirscharen, de God Israels: Dit woord zullen zij nog zeggen in het land van Juda, en in zijn steden, als Ik hun gevangenis wenden zal: De HEERE zegeneu, gij woning der gerechtigheid, gij berg der heiligheid!

dutch@Jeremiah:31:24 @ En Juda, mitsgaders al zijn steden, zullen te zamen daarin wonen; de akkerlieden, en die met de kudde reizen.

dutch@Jeremiah:31:25 @ Want Ik heb de vermoeide ziel dronken gemaakt, en Ik heb alle treurige ziel vervuld.

dutch@Jeremiah:31:26 @ (Hierop ontwaakte ik, en zag toe, en mijn slaap was mij zoet.)

dutch@Jeremiah:31:27 @ Ziet, de dagen komen, spreekt de HEERE, dat Ik het huis van Israel en het huis van Juda bezaaien zal met zaad van mensen en zaad van beesten.

dutch@Jeremiah:31:28 @ En het zal geschieden, gelijk als Ik over hen gewaakt heb, om uit te rukken, en af te breken, en te verstoren, en te verderven, en kwaad aan te doen; alzo zal Ik over hen waken,om te bouwen en te planten, spreekt de HEERE.

dutch@Jeremiah:31:29 @ In die dagen zullen zij niet meer zeggen: De vaders hebben onrijpe druiven gegeten, en der kinderen tanden zijn stomp geworden.

dutch@Jeremiah:31:30 @ Maar een iegelijk zal om zijn ongerechtigheid sterven; een ieder mens, die de onrijpe druiven eet, zijn tanden zullen stomp worden.

dutch@Jeremiah:31:31 @ Ziet, de dagen komen, spreekt de HEERE, dat Ik met het huis van Israel en met het huis van Juda een nieuw verbond zal maken;

dutch@Jeremiah:31:32 @ Niet naar het verbond, dat Ik met hun vaderen gemaakt heb, ten dage als Ik hun hand aangreep, om hen uit Egypteland uit te voeren, welk Mijn verbond zij vernietigd hebben,hoewel Ik hen getrouwd had, spreekt de HEERE;

dutch@Jeremiah:31:33 @ Maar dit is het verbond, dat Ik na die dagen met het huis van Israel maken zal, spreekt de HEERE: Ik zal Mijn wet in hun binnenste geven, en zal die in hun hart schrijven; en Ik zalhun tot een God zijn, en zij zullen Mij tot een volk zijn.

dutch@Jeremiah:31:34 @ En zij zullen niet meer, een iegelijk zijn naaste, en een iegelijk zijn broeder, leren, zeggende: Kent den HEERE! want zij zullen Mij allen kennen, van hun kleinste af tot hungrootste toe, spreekt de HEERE; want Ik zal hun ongerechtigheid vergeven, en hunner zonden niet meer gedenken.

dutch@Jeremiah:31:35 @ Zo zegt de HEERE, Die de zon ten lichte geeft des daags, de ordeningen der maan en der sterren ten lichte des nachts, Die de zee klieft, dat haar golven bruisen, HEERE derheirscharen is Zijn Naam:

dutch@Jeremiah:31:36 @ Indien deze ordeningen van voor Mijn aangezicht zullen wijken, spreekt de HEERE, zo zal ook het zaad Israels ophouden, dat het geen volk zij voor Mijn aangezicht, al de dagen.

dutch@Jeremiah:31:37 @ Zo zegt de HEERE: Indien de hemelen daarboven gemeten, en de fondamenten der aarde beneden doorgrond kunnen worden, zo zal Ik ook het ganse zaad Israels verwerpen,om alles, wat zij gedaan hebben, spreekt de HEERE.

dutch@Jeremiah:31:38 @ Ziet, de dagen komen, spreekt de HEERE, dat deze stad den HEERE zal herbouwd worden, van den toren Hananeel af tot aan de Hoekpoort.

dutch@Jeremiah:31:39 @ En het meetsnoer zal wijders nevens dezelve uitgaan tot aan den heuvel Gareb, en zich naar Goath omwenden.

dutch@Jeremiah:31:40 @ En het ganse dal der dode lichamen en der as, en al de velden tot aan de beek Kidron, tot aan den hoek van de Paardenpoort tegen het oosten, zal den HEERE een heiligheidzijn; er zal niets weder uitgerukt, noch afgebroken worden in eeuwigheid. Jeremia 32

dutch@Jeremiah:32:1 @ Het woord, dat tot Jeremia geschied is van den HEERE, in het tiende jaar van Zedekia, koning van Juda; dit jaar was het achttiende jaar van Nebukadrezar.

dutch@Jeremiah:32:2 @ (Het heir nu des konings van Babel belegerde toen Jeruzalem, en de profeet Jeremia was besloten in het voorhof der bewaring, dat in het huis des konings van Juda is.

dutch@Jeremiah:32:3 @ Want Zedekia, de koning van Juda, had hem besloten, zeggende: Waarom profeteert gij, zeggende: Zo zegt de HEERE: Ziet, Ik geef deze stad in de hand des konings van Babel,en hij zal ze innemen;

dutch@Jeremiah:32:4 @ En Zedekia, de koning van Juda, zal van de hand der Chaldeen niet ontkomen; maar hij zal zekerlijk gegeven worden in de hand des konings van Babel, en zijn mond zal totdeszelfs mond spreken, en zijn ogen zullen deszelfs ogen zien;

dutch@Jeremiah:32:5 @ En hij zal Zedekia naar Babel voeren, en aldaar zal hij zijn, totdat Ik hem bezoek, spreekt de HEERE; ofschoon gijlieden tegen de Chaldeen strijdt, gij zult toch geen gelukhebben.)

dutch@Jeremiah:32:6 @ Jeremia dan zeide: Des HEEREN woord is tot mij geschied, zeggende:

dutch@Jeremiah:32:7 @ Zie, Hanameel, de zoon van Sallum, uw oom, zal tot u komen, zeggende: Koop u mijn veld, dat bij Anathoth is, want gij hebt het recht van lossing, om te kopen.

dutch@Jeremiah:32:8 @ Alzo kwam Hanameel, mijns ooms zoon, naar des HEEREN woord, tot mij, in het voorhof der bewaring, en zeide tot mij: Koop toch mijn veld, hetwelk is bij Anathoth, dat in hetland van Benjamin is; want gij hebt het erfrecht, en gij hebt de lossing, koop het voor u. Toen merkte ik, dat het des HEEREN woord was.

dutch@Jeremiah:32:9 @ Dies kocht ik van Hanameel, mijns ooms zoon, het veld, dat bij Anathoth is; en ik woog hem het geld toe, zeventien zilveren sikkelen.

dutch@Jeremiah:32:10 @ En ik onderschreef den brief en verzegelde dien, en deed het getuigen betuigen, als ik het geld op de weegschaal gewogen had.

dutch@Jeremiah:32:11 @ En ik nam den koopbrief, die verzegeld was naar het gebod en de inzettingen, en den open brief;

dutch@Jeremiah:32:12 @ En ik gaf den koopbrief aan Baruch, den zoon van Nerija, den zoon van Machseja, voor de ogen van Hanameel, mijns ooms zoon, en voor de ogen der getuigen die denkoopbrief hadden onderschreven; voor de ogen van al de Joden, die in het voorhof der bewaring zaten.

dutch@Jeremiah:32:13 @ En ik beval Baruch voor hun ogen, zeggende:

dutch@Jeremiah:32:14 @ Zo zegt de HEERE der heirscharen, de God Israels: Neem deze brieven, dezen koopbrief, zo den verzegelden als dezen open brief, en doe ze in een aarden vat, opdat zij veledagen mogen bestaan.

dutch@Jeremiah:32:15 @ Want zo zegt de HEERE der heirscharen, de God Israels: Er zullen nog huizen, en velden, en wijngaarden in dit land gekocht worden.

dutch@Jeremiah:32:16 @ Voorts, nadat ik den koopbrief aan Baruch, den zoon van Nerija, gegeven had, bad ik tot den HEERE, zeggende:

dutch@Jeremiah:32:17 @ Ach, Heere HEERE! Zie, Gij hebt de hemelen en de aarde gemaakt, door Uw grote kracht en door Uw uitgestrekten arm; geen ding is U te wonderlijk.

dutch@Jeremiah:32:18 @ Gij, Die goedertierenheid doet aan duizenden, en de ongerechtigheid der vaderen vergeldt in den schoot hunner kinderen na hen; Gij grote, Gij geweldige God, Wiens Naam isHEERE der heirscharen!

dutch@Jeremiah:32:19 @ Groot van raad en machtig van daad; want Uw ogen zijn open over alle wegen der mensenkinderen, om een iegelijk te geven naar zijn wegen, en naar de vrucht zijnerhandelingen.

dutch@Jeremiah:32:20 @ Gij, Die tekenen en wonderen gesteld hebt in Egypteland, tot op dezen dag, zo in Israel, als onder andere mensen, en hebt U een Naam gemaakt, als Hij is te dezen dage!

dutch@Jeremiah:32:21 @ En hebt Uw volk Israel uit Egypteland uitgevoerd, door tekenen en door wonderen, en door een sterke hand, en door een uitgestrekten arm, en door grote verschrikking.

dutch@Jeremiah:32:22 @ En hebt hun dit land gegeven, dat Gij hun vaderen gezworen hadt hun te zullen geven, een land vloeiende van melk en honig;

dutch@Jeremiah:32:23 @ Zij zijn er ook ingekomen en hebben het erfelijk bezeten, maar hebben Uwer stem niet gehoorzaamd, en in Uw wet niet gewandeld; zij hebben niets gedaan van alles, wat Gijhun geboden hadt te doen; dies hebt Gij hun al dit kwaad doen bejegenen.

dutch@Jeremiah:32:24 @ Zie, de wallen! zij zijn gekomen aan de stad, om die in te nemen, en de stad is gegeven in de hand der Chaldeen, die tegen haar strijden; vanwege het zwaard en den honger ende pestilentie; en wat Gij gesproken hebt, is geschied, en zie, Gij ziet het.

dutch@Jeremiah:32:25 @ Evenwel hebt Gij tot mij gezegd, Heere HEERE! koop u dat veld voor geld, en doe het getuigen betuigen; daar de stad in der Chaldeen hand gegeven is.

dutch@Jeremiah:32:26 @ Toen geschiedde des HEEREN woord tot Jeremia, zeggende:

dutch@Jeremiah:32:27 @ Zie, Ik ben de HEERE, de God van alle vlees; zou Mij enig ding te wonderlijk zijn?

dutch@Jeremiah:32:28 @ Daarom zegt de HEERE alzo: Zie, Ik geef deze stad in de hand der Chaldeen, en in de hand van Nebukadrezar, den koning van Babel, en hij zal ze innemen.

dutch@Jeremiah:32:29 @ En de Chaldeen, die tegen deze stad strijden, zullen er inkomen, en deze stad met vuur aansteken, en zullen ze verbranden, met de huizen, op welker daken zij aan Baal gerookt,en anderen goden drankofferen geofferd hebben, om Mij te vertoornen.

dutch@Jeremiah:32:30 @ Want de kinderen Israels en de kinderen van Juda hebben van hun jeugd aan alleenlijk gedaan, dat kwaad was in Mijn ogen; want de kinderen Israels hebben Mij door het werkhunner handen alleenlijk vertoornd, spreekt de HEERE.

dutch@Jeremiah:32:31 @ Want tot Mijn toorn en tot Mijn grimmigheid is Mij deze stad geweest, van den dag af, dat zij haar gebouwd hebben, tot op dezen dag toe; opdat Ik haar van Mijn aangezichtwegdeed;

dutch@Jeremiah:32:32 @ Om al de boosheid der kinderen Israels en der kinderen van Juda, die zij gedaan hebben om Mij te vertoornen, zij, hun koningen, hun vorsten, hun priesteren, en hun profeten,en de mannen van Juda, en de inwoners van Jeruzalem;

dutch@Jeremiah:32:33 @ Die Mij den nek hebben toegekeerd en niet het aangezicht; hoewel Ik hen leerde, vroeg op zijnde en lerende, evenwel hoorden zij niet, om tucht aan te nemen;

dutch@Jeremiah:32:34 @ Maar zij hebben hun verfoeiselen gesteld in het huis, dat naar Mijn Naam genoemd is, om dat te verontreinigen.

dutch@Jeremiah:32:35 @ En zij hebben de hoogten van Baal gebouwd, die in het dal des zoons van Hinnom zijn, om hun zonen en hun dochteren den Molech door het vuur te laten gaan; hetwelk Ik hunniet heb geboden, noch in Mijn hart is opgekomen, dat zij dezen gruwel zouden doen; opdat zij Juda mochten doen zondigen.

dutch@Jeremiah:32:36 @ En nu, daarom zegt de HEERE, de God Israels, alzo van deze stad, waar gij van zegt: Zij is gegeven in de hand des konings van Babel, door het zwaard, en door den honger, endoor de pestilentie;

dutch@Jeremiah:32:37 @ Ziet, Ik zal hen vergaderen uit al de landen, waarhenen Ik hen zal verdreven hebben in Mijn toorn, en in Mijn grimmigheid, en in grote verbolgenheid; en Ik zal hen tot deze plaatswederbrengen, en zal hen zeker doen wonen.

dutch@Jeremiah:32:38 @ Ja, zij zullen Mij tot een volk zijn, en Ik zal hun tot een God zijn.

dutch@Jeremiah:32:39 @ En Ik zal hun enerlei hart en enerlei weg geven, om Mij te vrezen al de dagen, hun ten goede, mitsgaders hun kinderen na hen.

dutch@Jeremiah:32:40 @ En Ik zal een eeuwig verbond met hen maken, dat Ik van achter hen niet zal afkeren, opdat Ik hun weldoe; en Ik zal Mijn vreze in hun hart geven, dat zij niet van Mij afwijken.

dutch@Jeremiah:32:41 @ En Ik zal Mij over hen verblijden, dat Ik hun weldoe; en Ik zal hen getrouwelijk in dat land planten, met Mijn ganse hart en met Mijn ganse ziel.

dutch@Jeremiah:32:42 @ Want zo zegt de HEERE: Gelijk als Ik over dit volk gebracht heb al dit grote kwaad, alzo zal Ik over hen brengen al het goede, dat Ik over hen spreke.

dutch@Jeremiah:32:43 @ En er zullen velden gekocht worden in dit land, waarvan gij zegt: Het is woest, dat er geen mens noch beest in is; het is in der Chaldeen hand gegeven.

dutch@Jeremiah:32:44 @ Velden zal men voor geld kopen, en de brieven onderschrijven, en verzegelen, en getuigen doen betuigen, in het land van Benjamin, en in de plaatsen rondom Jeruzalem, en inde steden van Juda, en in de steden van het gebergte, en in de steden der laagte, en in de steden van het zuiden; want Ik zal hun gevangenis wenden, spreekt de HEERE.

dutch@Jeremiah:33:1 @ Voorts geschiedde des HEEREN woord ten tweeden male tot Jeremia, als hij nog in het voorhof der bewaring was opgesloten, zeggende:

dutch@Jeremiah:33:2 @ Zo zegt de HEERE, Die het doet, de HEERE, Die dat formeert, opdat Hij het bevestige, HEERE is Zijn Naam;

dutch@Jeremiah:33:3 @ Roep tot Mij, en Ik zal u antwoorden, en Ik zal u bekend maken grote en vaste dingen, die gij niet weet.

dutch@Jeremiah:33:4 @ Want zo zegt de HEERE, de God Israels, van de huizen dezer stad, en van de huizen der koningen van Juda, die door de wallen en door het zwaard zijn afgebroken:

dutch@Jeremiah:33:5 @ Er zijn er wel ingekomen, om te strijden tegen de Chaldeen, maar het is om die te vullen met dode lichamen van mensen, die Ik verslagen heb in Mijn toorn en in Mijngrimmigheid; en omdat Ik Mijn aangezicht van deze stad verborgen heb, om al hunlieder boosheid.

dutch@Jeremiah:33:6 @ Zie, Ik zal haar de gezondheid en de genezing doen rijzen, en zal henlieden genezen, en zal hun openbaren overvloed van vrede en waarheid.

dutch@Jeremiah:33:7 @ En Ik zal de gevangenis van Juda en de gevangenis van Israel wenden, en zal ze bouwen als in het eerste.

dutch@Jeremiah:33:8 @ En Ik zal hen reinigen van al hun ongerechtigheid, met dewelke zij tegen Mij gezondigd hebben; en Ik zal vergeven al hun ongerechtigheden, met dewelke zij tegen Mijgezondigd en met dewelke zij tegen Mij overtreden hebben.

dutch@Jeremiah:33:9 @ En het zal Mij zijn tot een vrolijken naam, tot een roem, en tot een sieraad bij alle heidenen der aarde; die al het goede zullen horen, dat Ik hun doe; en zij zullen vrezen enberoerd zijn over al het goede, en over al den vrede, dien Ik hun beschikke.

dutch@Jeremiah:33:10 @ Alzo zegt de HEERE: In deze plaats (waarvan gij zegt: Zij is woest, dat er geen mens en geen beest in is), in de steden van Juda, en op de straten van Jeruzalem, die zo verwoestzijn, dat er geen mens, en geen inwoner, en geen beest in is, zal wederom gehoord worden,

dutch@Jeremiah:33:11 @ De stem der vrolijkheid en de stem der blijdschap, de stem des bruidegoms en de stem der bruid, de stem dergenen, die zeggen: Looft den HEERE der heirscharen, want deHEERE is goed, want Zijn goedertierenheid is in eeuwigheid! de stem dergenen, die lof aanbrengen ten huize des HEEREN; want Ik zal de gevangenis des lands wenden, als inhet eerste, zegt de HEERE.

dutch@Jeremiah:33:12 @ Zo zegt de HEERE der heirscharen: In deze plaats, die zo woest is, dat er geen mens, zelfs tot het vee toe, in is, mitsgaders in al derzelver steden, zullen wederom woningen zijnvan herderen, die de kudden doen legeren.

dutch@Jeremiah:33:13 @ In de steden van het gebergte, in de steden der laagte, en in de steden van het zuiden, en in het land van Benjamin, en in de plaatsen rondom Jeruzalem, en in de steden vanJuda, zullen de kudden wederom onder de handen des tellers doorgaan, zegt de HEERE.

dutch@Jeremiah:33:14 @ Ziet, de dagen komen, spreekt de HEERE, dat Ik het goede woord verwekken zal, dat Ik tot het huis van Israel en over het huis van Juda gesproken heb.

dutch@Jeremiah:33:15 @ In die dagen, en te dier tijd zal Ik David een SPRUIT der gerechtigheid doen uitspruiten; en Hij zal recht en gerechtigheid doen op aarde.

dutch@Jeremiah:33:16 @ In die dagen zal Juda verlost worden, en Jeruzalem zeker wonen; en deze is, die haar roepen zal: De HEERE, onze GERECHTIGHEID.

dutch@Jeremiah:33:17 @ Want zo zegt de HEERE: Aan David zal niet worden afgesneden een Man, Die op den troon van het huis Israels zitte.

dutch@Jeremiah:33:18 @ Ook zal den Levietischen priesteren, van voor Mijn aangezicht, niet worden afgesneden een Man, Die brandoffer offere, en spijsoffer aansteke, en slachtoffer bereide al dedagen.

dutch@Jeremiah:33:19 @ En des HEEREN woord geschiedde tot Jeremia, zeggende:

dutch@Jeremiah:33:20 @ Alzo zegt de HEERE: Indien gijlieden Mijn verbond van den dag; en Mijn verbond van den nacht kondt vernietigen, zodat dag en nacht niet zijn op hun tijd;

dutch@Jeremiah:33:21 @ Zo zal ook vernietigd kunnen worden Mijn verbond met Mijn knecht David, dat hij geen zoon hebbe, die op zijn troon regere, en met de Levieten, de priesteren, Mijn dienaren.

dutch@Jeremiah:33:22 @ Gelijk het heir des hemels niet geteld, en het zand der zee niet gemeten kan worden, alzo zal Ik vermenigvuldigen het zaad van Mijn knecht David, en de Levieten, die Mij dienen.

dutch@Jeremiah:33:23 @ Voorts geschiedde des HEEREN woord tot Jeremia, zeggende:

dutch@Jeremiah:33:24 @ Hebt gij niet gezien, wat dit volk spreekt, zeggende: De twee geslachten, die de HEERE verkoren had, die heeft Hij nu verworpen? Ja, zij versmaden Mijn volk, zodat het geen volkmeer is voor hun aangezicht.

dutch@Jeremiah:33:25 @ Zo zegt de HEERE: Indien Mijn verbond niet is van dag en nacht; indien Ik de ordeningen des hemels en der aarde niet gesteld heb;

dutch@Jeremiah:33:26 @ Zo zal Ik ook het zaad van Jakob en van Mijn knecht David verwerpen, dat Ik van zijn zaad niet neme, die daar heerse over het zaad van Abraham, Izak en Jakob; want Ik zal hungevangenis wenden en Mij hunner ontfermen.

dutch@Jeremiah:34:1 @ Het woord, dat tot Jeremia geschied is van den HEERE (als Nebukadrezar, koning van Babel, en zijn ganse heir, en alle koninkrijken der aarde, die onder de heerschappij zijnerhand waren, en al de volken tegen Jeruzalem streden, en tegen al haar steden), zeggende:

dutch@Jeremiah:34:2 @ Zo zegt de HEERE, de God Israels: Ga henen en spreek tot Zedekia, den koning van Juda, en zeg tot hem: Zo zegt de HEERE: Zie, Ik geef deze stad in de hand des konings vanBabel, en hij zal ze met vuur verbranden.

dutch@Jeremiah:34:3 @ En gij zult van zijn hand niet ontkomen, maar zekerlijk gegrepen, en in zijn hand gegeven worden; en uw ogen zullen de ogen des konings van Babel zien, en zijn mond zal tot uwmond spreken, en gij zult te Babel komen.

dutch@Jeremiah:34:4 @ Maar hoor des HEEREN woord, o Zedekia, koning van Juda! zo zegt de HEERE van u: Gij zult door het zwaard niet sterven.

dutch@Jeremiah:34:5 @ Gij zult sterven in vrede, en naar de brandingen van uw vaderen, de vorige koningen, die voor u geweest zijn, alzo zullen zij over u branden, en u beklagen, zeggende: Och heer!want Ik heb het woord gesproken, spreekt de HEERE.

dutch@Jeremiah:34:6 @ En de profeet Jeremia sprak al deze woorden tot Zedekia, den koning van Juda, te Jeruzalem.

dutch@Jeremiah:34:7 @ Als het heir des konings van Babel streed tegen Jeruzalem, en tegen al de overgeblevene steden van Juda, tegen Lachis en tegen Azeka; want deze, zijnde vaste steden, warenovergebleven onder de steden van Juda.

dutch@Jeremiah:34:8 @ Het woord, dat tot Jeremia geschied is van den HEERE, nadat de koning Zedekia een verbond gemaakt had met het ganse volk, dat te Jeruzalem was, om vrijheid voor hen uit teroepen.

dutch@Jeremiah:34:9 @ Dat een iegelijk zijn knecht, en een iegelijk zijn maagd, zijnde een Hebreer of een Hebreinne, zou laten vrijgaan; zodat niemand zich van hen, van een Jood, zijn broeder, zoudoen dienen.

dutch@Jeremiah:34:10 @ Nu hoorden al de vorsten en al het volk, die het verbond hadden ingegaan, dat zij, een iegelijk zijn knecht, en een iegelijk zijn maagd zouden laten vrijgaan, zodat zij zich nietmeer van hen zouden doen dienen; zij hoorden dan, en lieten hen gaan;

dutch@Jeremiah:34:11 @ Maar zij keerden daarna wederom, en deden de knechten en maagden wederkomen, die zij hadden laten vrijgaan, en zij brachten hen ten onder tot knechten en tot maagden.

dutch@Jeremiah:34:12 @ Daarom geschiedde des HEEREN woord tot Jeremia, van den HEERE, zeggende:

dutch@Jeremiah:34:13 @ Zo zegt de HEERE, de God Israels: Ik heb een verbond gemaakt met uw vaderen, ten dage, als Ik hen uit Egypteland, uit het diensthuis uitvoerde, zeggende:

dutch@Jeremiah:34:14 @ Ten einde van zeven jaren zult gij laten gaan, een iegelijk zijn broeder, een Hebreer, die u zal verkocht zijn, en u zes jaren gediend heeft; gij zult hem dan van u laten vrijgaan;maar uw vaders hoorden niet naar Mij, en neigden hun oor niet.

dutch@Jeremiah:34:15 @ Gijlieden nu waart heden wedergekeerd, en hadt gedaan, dat recht is in Mijn ogen, vrijheid uitroepende, een iegelijk voor zijn naaste; en gij hadt een verbond gemaakt voor Mijnaangezicht, in het huis, dat naar Mijn Naam genoemd is.

dutch@Jeremiah:34:16 @ Maar gij zijt weder omgekeerd, en hebt Mijn Naam ontheiligd, en doen wederkomen, een iegelijk zijn knecht, en een iegelijk zijn maagd, die gij hadt laten vrijgaan naar hun lust;en gij hebt hen ten ondergebracht, om ulieden te wezen tot knechten en tot maagden.

dutch@Jeremiah:34:17 @ Daarom zegt de HEERE alzo: Gijlieden hebt naar Mij niet gehoord, om vrijheid uit te roepen, een iegelijk voor zijn broeder, en een iegelijk voor zijn naaste; ziet, zo roep Ik uittegen ulieden, spreekt de HEERE, een vrijheid ten zwaarde, ter pestilentie, en ten honger, en zal u overgeven ter beroering allen koninkrijken der aarde.

dutch@Jeremiah:34:18 @ En Ik zal de mannen overgeven, die Mijn verbond hebben overtreden, die niet bevestigd hebben de woorden des verbonds, dat zij voor Mijn aangezicht gemaakt hadden, met hetkalf, dat zij in tweeen hadden gehouwen, en waren tussen zijn stukken doorgegaan:

dutch@Jeremiah:34:19 @ De vorsten van Juda, en de vorsten van Jeruzalem, de kamerlingen, en de priesteren, en al het volk des lands, die door de stukken des kalfs zijn doorgegaan.

dutch@Jeremiah:34:20 @ Ja, Ik zal hen overgeven in de hand hunner vijanden, en in de hand dergenen, die hun ziel zoeken; en hun dode lichamen zullen het gevogelte des hemels en het gedierte deraarde tot spijze zijn.

dutch@Jeremiah:34:21 @ Zelfs Zedekia, den koning van Juda, en zijn vorsten, zal Ik overgeven in de hand hunner vijanden, en in de hand dergenen, die hun ziel zoeken, te weten, in de hand van het heirdes konings van Babel, die van ulieden nu zijn opgetogen.

dutch@Jeremiah:34:22 @ Ziet, Ik zal bevel geven, spreekt de HEERE, en zal hen weder tot deze stad brengen, en zij zullen tegen haar strijden, en zullen ze innemen, en zullen ze met vuur verbranden; enIk zal de steden van Juda stellen tot een verwoesting, dat er niemand in wone.

dutch@Jeremiah:35:1 @ Het woord, dat tot Jeremia geschied is van den HEERE, in de dagen van Jojakim, den zoon van Josia, den koning van Juda, zeggende:

dutch@Jeremiah:35:2 @ Ga henen tot der Rechabieten huis, en spreek met hen, en breng hen in des HEEREN huis, in een der kameren, en geef hun wijn te drinken.

dutch@Jeremiah:35:3 @ Toen nam ik Jaazanja, den zoon van Jeremia, den zoon van Habazzinja, mitsgaders zijn broederen, en al zijn zonen, en het ganse huis der Rechabieten;

dutch@Jeremiah:35:4 @ En bracht hen in des HEEREN huis, in de kamer der zonen van Hanan, den zoon van Jigdalia, den man Gods; welke is bij de kamer der oversten, die daar is boven de kamervan Maaseja, den zoon van Sallum, den dorpelbewaarder.

dutch@Jeremiah:35:5 @ En ik zette den kinderen van het huis der Rechabieten koppen vol wijn en bekers voor; en ik zeide tot hen: Drinkt wijn.

dutch@Jeremiah:35:6 @ Maar zij zeiden: Wij zullen geen wijn drinken; want Jonadab, de zoon van Rechab, onze vader, heeft ons geboden, zeggende: Gijlieden zult geen wijn drinken, gij, noch uwkinderen, tot in eeuwigheid.

dutch@Jeremiah:35:7 @ Ook zult gijlieden geen huis bouwen, noch zaad zaaien, noch wijngaard planten, noch hebben; maar gij zult in tenten wonen al uw dagen; opdat gij veel dagen leeft in het land,alwaar gij als vreemdeling verkeert.

dutch@Jeremiah:35:8 @ Zo hebben wij der stemme van Jonadab, den zoon van Rechab, onzen vader, gehoorzaamd in alles, wat hij ons geboden heeft; zodat wij geen wijn drinken al onze dagen, wij,onze vrouwen, onze zonen, en onze dochteren;

dutch@Jeremiah:35:9 @ En dat wij geen huizen bouwen tot onze woning; ook hebben wij geen wijngaard, noch veld, noch zaad;

dutch@Jeremiah:35:10 @ En wij hebben in tenten gewoond; alzo hebben wij gehoord en gedaan naar alles, wat ons onze vader Jonadab geboden heeft.

dutch@Jeremiah:35:11 @ Maar het is geschied, als Nebukadrezar, de koning van Babel, naar dit land optoog, dat wij zeiden: Komt, en laat ons naar Jeruzalem trekken vanwege het heir der Chaldeen, envanwege het heir der Syriers; alzo zijn wij te Jeruzalem gebleven.

dutch@Jeremiah:35:12 @ Toen geschiedde des HEEREN woord tot Jeremia, zeggende:

dutch@Jeremiah:35:13 @ Zo zegt de HEERE der heirscharen, de God Israels: Ga henen en zeg tot de mannen van Juda en tot de inwoners van Jeruzalem: Zult gijlieden geen tucht aannemen, dat gijhoort naar Mijn woorden? spreekt de HEERE.

dutch@Jeremiah:35:14 @ De woorden van Jonadab, den zoon van Rechab, die hij zijn kinderen geboden heeft, dat zij geen wijn zouden drinken, zijn bevestigd; want zij hebben geen wijn gedronken tot opdezen dag, maar het gebod huns vaders gehoord; en Ik heb tot ulieden gesproken, vroeg op zijnde en sprekende, maar gij hebt naar Mij niet gehoord.

dutch@Jeremiah:35:15 @ En Ik heb tot u gezonden al Mijn knechten, de profeten, vroeg op zijnde en zendende, om te zeggen: Bekeert u toch, een iegelijk van zijn bozen weg, en maakt uw handelingengoed, en wandelt andere goden niet na, om hen te dienen, zo zult gij in het land blijven, dat Ik u en uw vaderen gegeven heb; maar gij hebt uw oor niet geneigd, en naar Mij nietgehoord.

dutch@Jeremiah:35:16 @ Dewijl dan de kinderen van Jonadab, den zoon van Rechab, het gebod huns vaders, dat hij hun geboden heeft, bevestigd hebben, maar dit volk naar Mij niet hoort;

dutch@Jeremiah:35:17 @ Daarom alzo zegt de HEERE, de God der heirscharen, de God Israels: Ziet, Ik zal over Juda en over alle inwoners van Jeruzalem brengen al het kwaad, dat Ik tegen hengesproken heb; omdat Ik tot hen gesproken heb, maar zij niet gehoord hebben, en Ik tot hen geroepen heb, maar zij niet hebben geantwoord.

dutch@Jeremiah:35:18 @ Tot het huis nu der Rechabieten zeide Jeremia: Zo zegt de HEERE der heirscharen, de God Israels: Omdat gijlieden het gebod van uw vader Jonadab zijt gehoorzaam geweest,en hebt al zijn geboden bewaard, en gedaan naar alles, wat hij ulieden geboden heeft;

dutch@Jeremiah:35:19 @ Daarom alzo zegt de HEERE der heirscharen, de God Israels: Er zal Jonadab, den zoon van Rechab, niet worden afgesneden een man, die voor Mijn aangezicht sta, al dedagen.

dutch@Jeremiah:36:1 @ Het gebeurde ook in het vierde jaar van Jojakim, den zoon van Josia, den koning van Juda, dat dit woord tot Jeremia geschiedde van den HEERE, zeggende:

dutch@Jeremiah:36:2 @ Neem u een rol des boeks, en schrijf daarop al de woorden, die Ik tot u gesproken heb, over Israel, en over Juda, en over al de volken, van den dag aan, dat Ik tot u gesprokenheb, van de dagen van Josia aan, tot op dezen dag.

dutch@Jeremiah:36:3 @ Misschien zullen die van het huis van Juda horen al het kwaad, dat Ik hun gedenk te doen; opdat zij zich bekeren, een iegelijk van zijn bozen weg, en Ik hun ongerechtigheid enhun zonde vergeve.

dutch@Jeremiah:36:4 @ Toen riep Jeremia Baruch, den zoon van Nerija; en Baruch schreef uit den mond van Jeremia alle woorden des HEEREN, die Hij tot hem gesproken had, op een rol des boeks.

dutch@Jeremiah:36:5 @ En Jeremia gebood Baruch, zeggende: Ik ben opgehouden, ik zal in des HEEREN huis niet kunnen gaan.

dutch@Jeremiah:36:6 @ Zo ga gij henen, en lees in de rol, in dewelke gij uit mijn mond geschreven hebt, de woorden des HEEREN, voor de oren des volks, in des HEEREN huis, op den vastendag; engij zult ze ook lezen voor de oren van gans Juda, die uit hun steden komen.

dutch@Jeremiah:36:7 @ Misschien zal hunlieder smeking voor des HEEREN aangezicht nedervallen, en zij zullen zich bekeren, een iegelijk van zijn bozen weg; want groot is de toorn en degrimmigheid, die de HEERE tegen dit volk heeft uitgesproken.

dutch@Jeremiah:36:8 @ En Baruch, de zoon van Nerija, deed naar alles, wat hem de profeet Jeremia geboden had, lezende in dat boek de woorden des HEEREN, in het huis des HEEREN.

dutch@Jeremiah:36:9 @ Want het geschiedde in het vijfde jaar van Jojakim, den zoon van Josia, den koning van Juda, in de negende maand, dat zij een vasten voor des HEEREN aangezicht uitriepen,allen volke te Jeruzalem, mitsgaders allen volke, die uit de steden van Juda te Jeruzalem kwamen.

dutch@Jeremiah:36:10 @ Zo las Baruch in dat boek de woorden van Jeremia in des HEEREN huis, in de kamer van Gemarja, den zoon van Safan, den schrijver, in het bovenste voorhof, aan de deur dernieuwe poort van het huis des HEEREN, voor de oren des gansen volks.

dutch@Jeremiah:36:11 @ Als nu Michaja, de zoon van Gemarja, den zoon van Safan, al de woorden des HEEREN uit dat boek gehoord had;

dutch@Jeremiah:36:12 @ Zo ging hij af ten huize des konings in de kamer des schrijvers; en ziet, aldaar zaten al de vorsten: Elisama, de schrijver, en Delaja, de zoon van Semaja, en Elnathan, de zoonvan Achbor, en Gemarja, de zoon van Safan, en Zedekia, de zoon van Hananja, en al de vorsten.

dutch@Jeremiah:36:13 @ En Michaja maakte hun bekend al de woorden, die hij gehoord had, als Baruch uit dat boek las voor de oren des volks.

dutch@Jeremiah:36:14 @ Toen zonden al de vorsten Jehudi, den zoon van Nethanja, den zoon van Selemja, den zoon van Cuschi, tot Baruch, om te zeggen: De rol, waarin gij voor de oren des volksgelezen hebt, neem die in uw hand, en kom. Alzo nam Baruch, de zoon van Nerija, de rol in zijn hand, en kwam tot hen.

dutch@Jeremiah:36:15 @ En zij zeiden tot hem: Zit toch neder, en lees ze voor onze oren; en Baruch las voor hun oren.

dutch@Jeremiah:36:16 @ En het geschiedde, als zij al de woorden hoorden, dat zij verschrikten, de een tegen den ander; en zij zeiden tot Baruch: Voorzeker zullen wij al deze woorden den koning bekendmaken.

dutch@Jeremiah:36:17 @ En zij vraagden Baruch, zeggende: Verklaar ons toch, hoe hebt gij al deze woorden uit zijn mond geschreven?

dutch@Jeremiah:36:18 @ En Baruch zeide tot hen: Uit zijn mond las hij tot mij al deze woorden, en ik schreef ze met inkt in dit boek.

dutch@Jeremiah:36:19 @ Toen zeiden de vorsten tot Baruch: Ga henen, verberg u, gij en Jeremia; en niemand wete, waar gijlieden zijt.

dutch@Jeremiah:36:20 @ Zij dan gingen in tot den koning in het voorhof; maar de rol legden zij weg in de kamer van Elisama, den schrijver; en zij verklaarden al die woorden voor de oren des konings.

dutch@Jeremiah:36:21 @ Toen zond de koning Jehudi, om de rol te halen; en hij haalde ze uit de kamer van Elisama, den schrijver; en Jehudi las ze voor de oren des konings, en voor de oren van al devorsten, die omtrent den koning stonden.

dutch@Jeremiah:36:22 @ (De koning nu zat in het winterhuis in de negende maand; en er was een vuur voor zijn aangezicht op den haard aangestoken.)

dutch@Jeremiah:36:23 @ En het geschiedde, als Jehudi drie stukken, of vier gelezen had, versneed hij ze met een schrijfmes, en wierp ze in het vuur, dat op den haard was, totdat de ganse rol verteerdwas in het vuur, dat op den haard was.

dutch@Jeremiah:36:24 @ En zij verschrikten niet, en scheurden hun klederen niet, de koning noch al zijn knechten, die al deze woorden gehoord hadden.

dutch@Jeremiah:36:25 @ Hoewel ook Elnathan, en Delaja, en Gemarja bij den koning daarvoor spraken, dat hij de rol niet zou verbranden; doch hij hoorde naar hen niet.

dutch@Jeremiah:36:26 @ Daartoe gebood de koning aan Jerahmeel, den zoon van Hammelech, en Zeraja, den zoon van Azriel, en Selemja, den zoon van Abdeel, om den schrijver Baruch en den profeetJeremia te vangen. Maar de HEERE had hen verborgen.

dutch@Jeremiah:36:27 @ Toen geschiedde des HEEREN woord tot Jeremia, nadat de koning de rol en de woorden, die Baruch geschreven had uit den mond van Jeremia, verbrand had, zeggende:

dutch@Jeremiah:36:28 @ Neem u weder een andere rol, en schrijf daarop al de eerste woorden, die geweest zijn op de eerste rol, die Jojakim, de koning van Juda, verbrand heeft.

dutch@Jeremiah:36:29 @ En tot Jojakim, den koning van Juda, zult gij zeggen: Zo zegt de HEERE: Gij hebt deze rol verbrand, zeggende: Waarom hebt gij daarop geschreven, zeggende: De koning vanBabel zal zekerlijk komen, en dit land verderven, en maken, dat mens en beest daarin ophouden?

dutch@Jeremiah:36:30 @ Daarom zegt de HEERE alzo van Jojakim, den koning van Juda: Hij zal geen hebben, die op Davids troon zitte; en zijn dood lichaam zal weggeworpen zijn, des daags in de hitte,en des nachts in de vorst.

dutch@Jeremiah:36:31 @ En Ik zal over hem, en over zijn zaad, en over zijn knechten hunlieder ongerechtigheid bezoeken; en Ik zal over hen, en over de inwoners van Jeruzalem, en over de mannen vanJuda, al het kwaad brengen, dat Ik tot hen gesproken heb; maar zij hebben niet gehoord.

dutch@Jeremiah:36:32 @ Jeremia dan nam een andere rol, en gaf ze aan den schrijver Baruch, den zoon van Nerija; die schreef daarop, uit den mond van Jeremia, al de woorden des boeks, dat Jojakim,de koning van Juda, met vuur verbrand had; en tot dezelve werden nog veel dergelijke woorden toegedaan. Jeremia 37

dutch@Jeremiah:37:1 @ En Zedekia, zoon van Josia, regeerde, koning zijnde, in plaats van Chonja, Jojakims zoon, welken Zedekia Nebukadrezar, de koning van Babel, koning gemaakt had in het landvan Juda.

dutch@Jeremiah:37:2 @ Maar hij hoorde niet, hij, noch zijn knechten, noch het volk des lands, naar de woorden des HEEREN, die Hij sprak door den dienst van den profeet Jeremia.

dutch@Jeremiah:37:3 @ Nochtans zond de koning Zedekia Juchal, den zoon van Selemja, en Sefanja, den zoon van Maaseja, den priester, tot den profeet Jeremia, om te zeggen: Bid toch voor ons totden HEERE, onzen God!

dutch@Jeremiah:37:4 @ (Want Jeremia was nog ingaande en uitgaande in het midden des volks, en zij hadden hem nog in het gevangenhuis niet gesteld.

dutch@Jeremiah:37:5 @ En Farao's heir was uit Egypte uitgetogen; en de Chaldeen, die Jeruzalem belegerden, als zij het gerucht van hen gehoord hadden, zo waren zij van Jeruzalem opgetogen.)

dutch@Jeremiah:37:6 @ Toen geschiedde des HEEREN woord tot den profeet Jeremia, zeggende:

dutch@Jeremiah:37:7 @ Zo zegt de HEERE, de God Israels: Zo zult gijlieden zeggen tot den koning van Juda, die u tot Mij gezonden heeft, om Mij te vragen: Ziet, Farao's heir, dat u ter hulpe uitgetogenis, zal wederkeren in zijn land, in Egypte;

dutch@Jeremiah:37:8 @ En de Chaldeen zullen wederkeren, en tegen deze stad strijden; en zij zullen ze innemen, en zullen ze met vuur verbranden.

dutch@Jeremiah:37:9 @ Zo zegt de HEERE: Bedriegt uw zielen niet, zeggende: De Chaldeen zullen zekerlijk van ons wegtrekken; want zij zullen niet wegtrekken.

dutch@Jeremiah:37:10 @ Want al sloegt gijlieden het ganse heir der Chaldeen, die tegen u strijden, en er bleven van hen enige verwonde mannen over, zo zouden zich die, een iegelijk in zijn tent,opmaken, en deze stad met vuur verbranden.

dutch@Jeremiah:37:11 @ Voorts geschiedde het, als het heir der Chaldeen van Jeruzalem was opgetogen, vanwege Farao's heir;

dutch@Jeremiah:37:12 @ Dat Jeremia uit Jeruzalem uitging, om te gaan in het land van Benjamin, om van daar te scheiden door het midden des volks.

dutch@Jeremiah:37:13 @ Als hij in de poort van Benjamin was, zo was daar de wachtmeester, wiens naam was Jerija, de zoon van Selemja, den zoon van Hananja; die greep den profeet Jeremia,zeggende: Gij wilt tot de Chaldeen vallen!

dutch@Jeremiah:37:14 @ En Jeremia zeide: Het is vals, ik wil niet tot de Chaldeen vallen. Doch hij hoorde niet naar hem; maar Jerija greep Jeremia aan, en bracht hem tot de vorsten.

dutch@Jeremiah:37:15 @ En de vorsten werden zeer toornig op Jeremia en sloegen hem; en zij stelden hem in het gevangenhuis, ten huize van Jonathan, den schrijver; want zij hadden dat tot eengevangenhuis gemaakt.

dutch@Jeremiah:37:16 @ Als Jeremia in de plaats des kuils, en in de kotjes gekomen was, en Jeremia aldaar veel dagen gezeten had;

dutch@Jeremiah:37:17 @ Zo zond de koning Zedekia henen, en liet hem halen; en de koning vraagde hem in zijn huis, in het verborgen, en zeide: Is er ook een woord van den HEERE? En Jeremia zeide:Er is; en hij zeide: Gij zult in de hand des konings van Babel gegeven worden.

dutch@Jeremiah:37:18 @ Voorts zeide Jeremia tot den koning Zedekia: Wat heb ik tegen u, of tegen uw knechten, of tegen dit volk gezondigd, dat gijlieden mij in het gevangenhuis gesteld hebt?

dutch@Jeremiah:37:19 @ Waar zijn nu ulieder profeten, die u geprofeteerd hebben, zeggende: De koning van Babel zal niet tegen ulieden, noch tegen dit land komen.

dutch@Jeremiah:37:20 @ Nu dan, hoor toch, o mijn heer koning! laat toch mijn smeking voor uw aangezicht nedervallen, en breng mij niet weder in het huis van Jonathan, den schrijver, opdat ik aldaarniet sterve.

dutch@Jeremiah:37:21 @ Toen gaf de koning Zedekia bevel; en zij bestelden Jeremia in het voorhof der bewaring, en men gaf hem des daags een bol broods uit de Bakkerstraat, totdat al het brood vande stad op was. Alzo bleef Jeremia in het voorhof der bewaring.

dutch@Jeremiah:38:1 @ Als Sefatja, de zoon van Matthan, en Gedalia, de zoon van Pashur, en Juchal, de zoon van Selemja, en Pashur, de zoon van Malchia, de woorden hoorden, die Jeremia tot al hetvolk sprak, zeggende:

dutch@Jeremiah:38:2 @ Zo zegt de HEERE: Wie in deze stad blijft, zal door het zwaard, door den honger of door de pestilentie sterven; maar wie tot de Chaldeen uitgaat, die zal leven, want hij zal zijn zieltot een buit hebben, en zal leven.

dutch@Jeremiah:38:3 @ Zo zegt de HEERE: Deze stad zal zekerlijk gegeven worden in de hand van het heir des konings van Babel, datzelve zal ze innemen;

dutch@Jeremiah:38:4 @ Zo zeiden de vorsten tot den koning: Laat toch dezen man gedood worden; want aldus maakt hij de handen der krijgslieden, die in deze stad zijn overgebleven, en de handendes gansen volks slap, alzulke woorden tot hen sprekende; want deze man zoekt den vrede dezes volks niet, maar het kwaad.

dutch@Jeremiah:38:5 @ En de koning Zedekia zeide: Ziet, hij is in uw hand; want de koning zou geen ding tegen u vermogen.

dutch@Jeremiah:38:6 @ Toen namen zij Jeremia en wierpen hem in den kuil van Malchia, den zoon van Hammelech, die in het voorhof der bewaring was, en zij lieten Jeremia af met zelen; in den kuilnu was geen water, maar slijk; en Jeremia zonk in het slijk.

dutch@Jeremiah:38:7 @ Als nu Ebed-melech, de Moorman, een der kamerlingen, die toen in des konings huis was, hoorde, dat zij Jeremia in den kuil gedaan hadden (de koning nu zat in de poort vanBenjamin);

dutch@Jeremiah:38:8 @ Zo ging Ebed-melech uit het huis des konings uit, en hij sprak tot den koning, zeggende:

dutch@Jeremiah:38:9 @ Mijn heer koning! deze mannen hebben kwalijk gehandeld in alles, wat zij gedaan hebben aan den profeet Jeremia, dien zij in den kuil geworpen hebben; daar hij toch in zijnplaats zou gestorven zijn vanwege den honger, dewijl geen brood meer in de stad is.

dutch@Jeremiah:38:10 @ Toen gebood de koning den Moorman Ebed-melech, zeggende: Neem van hier dertig mannen onder uw hand, en haal den profeet Jeremia op uit den kuil, eer dat hij sterft.

dutch@Jeremiah:38:11 @ Alzo nam Ebed-melech de mannen onder zijn hand, en ging in des konings huis tot onder de schatkamer, en nam van daar enige oude verscheurde en oude versleten lompen;en hij liet ze met zelen af tot Jeremia in den kuil.

dutch@Jeremiah:38:12 @ En Ebed-melech, de Moorman, zeide tot Jeremia: Leg nu deze oude verscheurde en versleten lompen onder de oksels uwer armen, van onder aan de zelen. En Jeremia deedalzo.

dutch@Jeremiah:38:13 @ En zij trokken Jeremia bij de zelen, en haalden hem op uit de kuil; en Jeremia bleef in het voorhof der bewaring.

dutch@Jeremiah:38:14 @ Toen zond de koning Zedekia henen, en liet den profeet Jeremia tot zich halen, in den derden ingang, die aan des HEEREN huis was; en de koning zeide tot Jeremia: Ik zal ueen ding vragen, verheel geen ding voor mij.

dutch@Jeremiah:38:15 @ En Jeremia zeide tot Zedekia: Als ik het u verklaren zal, zult gij mij niet zekerlijk doden? En als ik u raad zal geven, gij zult toch naar mij niet horen.

dutch@Jeremiah:38:16 @ Toen zwoer de koning Zedekia aan Jeremia in het verborgene, zeggende: Zo waarachtig als de HEERE leeft, Die ons deze ziel gemaakt heeft: Indien ik u zal doden, of indien iku zal overgeven in de hand dezer mannen, die uw ziel zoeken!

dutch@Jeremiah:38:17 @ Jeremia dan zeide tot Zedekia: Zo zegt de HEERE, de God der heirscharen, de God Israels: Indien gij gewilliglijk tot de vorsten des koning van Babel zult uitgaan, zo zal uw zielleven, en deze stad zal niet verbrand worden met vuur; en gij zult leven, gij en uw huis.

dutch@Jeremiah:38:18 @ Maar indien gij tot de vorsten des konings van Babel niet zult uitgaan, zo zal deze stad gegeven worden in de hand der Chaldeen, en zij zullen ze met vuur verbranden; ook zult gijvan hunlieder hand niet ontkomen.

dutch@Jeremiah:38:19 @ En de koning Zedekia zeide tot Jeremia: Ik ben bevreesd voor de Joden, die tot de Chaldeen gevallen zijn, dat zij mij misschien in derzelver hand overgeven, en zij den spot metmij drijven.

dutch@Jeremiah:38:20 @ En Jeremia zeide: Zij zullen u niet overgeven; wees toch gehoorzaam aan de stem des HEEREN, naar dewelke ik tot u spreek; zo zal het u welgaan, en uw ziel zal leven.

dutch@Jeremiah:38:21 @ Maar indien gij weigert uit te gaan, zo is dit het woord, dat de HEERE mij heeft doen zien;

dutch@Jeremiah:38:22 @ Ziedaar, al de vrouwen, die in het huis des konings van Juda zijn overgebleven, zullen uitgevoerd worden tot de vorsten des konings van Babel; en dezelve zullen zeggen: Uwvredegenoten hebben u aangehitst, en hebben u overmocht; uw voeten zijn in den modder gezonken; zij zijn achterwaarts gekeerd!

dutch@Jeremiah:38:23 @ Zij zullen dan al uw vrouwen en al uw zonen tot de Chaldeen uitvoeren; ook zult gij zelf van hun hand niet ontkomen; maar gij zult door de hand des konings van Babel gegrepenworden, en gij zult deze stad met vuur verbranden.

dutch@Jeremiah:38:24 @ Toen zeide Zedekia tot Jeremia: Dat niemand wete van deze woorden, zo zult gij niet sterven.

dutch@Jeremiah:38:25 @ En als de vorsten zullen horen, dat ik met u gesproken heb, en tot u komen, en tot u zeggen: Verklaar ons nu, wat hebt gij tot den koning gesproken? verheel het niet voor ons, zozullen wij u niet doden; en wat heeft de koning tot u gesproken?

dutch@Jeremiah:38:26 @ Zo zult gij tot hen zeggen: Ik wierp mijn smeking voor des konings aangezicht neder, dat hij mij niet zou weder laten brengen in Jonathans huis, om aldaar te sterven.

dutch@Jeremiah:38:27 @ Als dan al de vorsten tot Jeremia kwamen, en hem vraagden, verklaarde hij hun, naar al deze woorden, die de koning geboden had; en zij lieten van hem af, omdat de zaak nietwas gehoord.

dutch@Jeremiah:38:28 @ En Jeremia bleef in het voorhof der bewaring tot op den dag, dat Jeruzalem werd ingenomen; en hij was er nog, als Jeruzalem was ingenomen.

dutch@Jeremiah:39:1 @ In het negende jaar van Zedekia, koning van Juda, in de tiende maand, kwam Nebukadrezar, de koning van Babel, en al zijn heir, tegen Jeruzalem, en zij belegerden haar.

dutch@Jeremiah:39:2 @ In het elfde jaar van Zedekia, in de vierde maand, op den negenden der maand, werd de stad doorgebroken.

dutch@Jeremiah:39:3 @ En alle vorsten des konings van Babel togen henen in, en hielden bij de middelste poort; namelijk Nergal-Sarezer Samgar-Nebu, Sarsechim Rab-Saris, Nergal-SarezerRab-Mag, en al de overige vorsten des konings van Babel.

dutch@Jeremiah:39:4 @ En het geschiedde, als Zedekia, de koning van Juda, en al de krijgslieden hen zagen, zo vloden zij, en togen bij nacht uit de stad, door den weg van des konings hof, door depoort tussen de twee muren; en hij toog uit door den weg des vlakken velds.

dutch@Jeremiah:39:5 @ Doch het heir der Chaldeen jaagde hen achterna; en zij achterhaalden Zedekia in de vlakke velden van Jericho, en vingen hem, en brachten hem opwaarts tot Nebukadrezar,den koning van Babel, naar Ribla, in het land van Hamath; die sprak oordelen tegen hem uit.

dutch@Jeremiah:39:6 @ En de koning van Babel slachtte de zonen van Zedekia te Ribla voor zijn ogen; ook slachtte de koning van Babel alle edelen van Juda.

dutch@Jeremiah:39:7 @ En hij verblindde de ogen van Zedekia, en bond hem met twee koperen ketenen, om hem naar Babel te voeren.

dutch@Jeremiah:39:8 @ En de Chaldeen verbrandden het huis des konings en de huizen des volks met vuur; en zij braken de muren van Jeruzalem af.

dutch@Jeremiah:39:9 @ Het overige nu des volks, die in de stad waren overgebleven, en de afvalligen, die tot hem gevallen waren, met het overige des volks, die overgebleven waren, voerdeNebuzaradan, de overste der trawanten, gevankelijk naar Babel.

dutch@Jeremiah:39:10 @ Maar van het volk, die arm waren, die niet met al hadden, liet Nebuzaradan, de overste der trawanten, enigen overig in het land van Juda; en hij gaf hun te dien dage wijngaardenen akkers.

dutch@Jeremiah:39:11 @ Maar van Jeremia had Nebukadrezar, de koning van Babel, bevel gegeven in de hand van Nebuzaradan, den overste der trawanten, zeggende:

dutch@Jeremiah:39:12 @ Neem hem, en stel uw ogen op hem, en doe hem niets kwaads; maar gelijk als hij tot u spreken zal, doe alzo met hem.

dutch@Jeremiah:39:13 @ Zo zond Nebuzaradan, de overste der trawanten, mitsgaders Nebusazban Rab-Saris en Nergal-Sarezer Rab-Mag, en al de oversten des konings van Babel;

dutch@Jeremiah:39:14 @ Zij zonden dan henen en namen Jeremia uit het voorhof der bewaring, en gaven hem over aan Gedalia, den zoon van Ahikam, den zoon van Safan, dat hij hem henen uitbrachtnaar huis; alzo bleef hij in het midden des volks.

dutch@Jeremiah:39:15 @ Het woord des HEEREN was ook tot Jeremia geschied, als hij in het voorhof der bewaring besloten was, zeggende:

dutch@Jeremiah:39:16 @ Ge henen, en spreek tot Ebed-melech, den Moorman, zeggende: Zo zegt de HEERE der heirscharen, de God Israels: Zie, Ik zal Mijn woorden brengen over deze stad, tenkwade en niet ten goede; en zij zullen te dien dage voor uw aangezicht zijn.

dutch@Jeremiah:39:17 @ Maar Ik zal u te dien dage redden, spreekt de HEERE; en gij zult niet overgegeven worden in de hand der mannen, voor welker aangezicht gij vreest.

dutch@Jeremiah:39:18 @ Want Ik zal u zekerlijk bevrijden, en gij zult door het zwaard niet vallen; maar gij zult uw ziel tot een buit hebben, omdat gij op Mij vertrouwd hebt, spreekt de HEERE.


Seeker Overlay: Off On

[BookofJeremiah] [Jeremiah:2] [Jeremiah:3] [Jeremiah:4] [Discuss] Tag Jeremiah:3:6-4 [Audio][Presentation]
Bible:
Bible:
Book: