Job:32-37




dutch@Job:32:1 @ Toen hielden de drie mannen op van Job te antwoorden, dewijl hij in zijn ogen rechtvaardig was.

dutch@Job:32:2 @ Zo ontstak de toorn van Elihu, den zoon van Baracheel, den Buziet, van het geslacht van Ram; tegen Job werd zijn toorn ontstoken, omdat hij zijn ziel meerrechtvaardigde dan God.

dutch@Job:32:3 @ Zijn toorn ontstak ook tegen zijn drie vrienden, omdat zij, geen antwoord vindende, nochtans Job verdoemden.

dutch@Job:32:4 @ Doch Elihu had gewacht op Job in het spreken, omdat zij ouder van dagen waren dan hij.

dutch@Job:32:5 @ Als dan Elihu zag, dat er geen antwoord was in den mond van die drie mannen, ontstak zijn toorn.

dutch@Job:32:6 @ Hierom antwoordde Elihu, de zoon van Baracheel, den Buziet, en zeide: Ik ben minder van dagen, maar gijlieden zijt stokouden; daarom heb ik geschroomd engevreesd, ulieden mijn gevoelen te vertonen.

dutch@Job:32:7 @ Ik zeide: Laat de dagen spreken, en de veelheid der jaren wijsheid te kennen geven.

dutch@Job:32:8 @ Zekerlijk de geest, die in den mens is, en de inblazing des Almachtigen, maakt henlieden verstandig.

dutch@Job:32:9 @ De groten zijn niet wijs, en de ouden verstaan het recht niet.

dutch@Job:32:10 @ Daarom zeg ik: Hoor naar mij; ik zal mijn gevoelen ook vertonen.

dutch@Job:32:11 @ Ziet, ik heb gewacht op ulieder woorden; ik heb het oor gewend tot ulieder aanmerkingen, totdat gij redenen uitgezocht hadt.

dutch@Job:32:12 @ Als ik nu acht op u gegeven heb, ziet, er is niemand, die Job overreedde, die uit ulieden zijn redenen beantwoordde;

dutch@Job:32:13 @ Opdat gij niet zegt: Wij hebben de wijsheid gevonden; God heeft hem nedergestoten, geen mens.

dutch@Job:32:14 @ Nu heeft hij tegen mij geen woorden gericht, en met ulieder woorden zal ik hem niet beantwoorden.

dutch@Job:32:15 @ Zij zijn ontzet, zij antwoorden niet meer; zij hebben de woorden van zich verzet.

dutch@Job:32:16 @ Ik heb dan gewacht, maar zij spreken niet; want zij staan stil; zij antwoorden niet meer.

dutch@Job:32:17 @ Ik zal mijn deel ook antwoorden, ik zal mijn gevoelen ook vertonen.

dutch@Job:32:18 @ Want ik ben der woorden vol; de geest mijns buiks benauwt mij.

dutch@Job:32:19 @ Ziet, mijn buik is als de wijn, die niet geopend is; gelijk nieuwe lederen zakken zou hij bersten.

dutch@Job:32:20 @ Ik zal spreken, opdat ik voor mij lucht krijge; ik zal mijn lippen openen, en zal antwoorden.

dutch@Job:32:21 @ Och, dat ik niemands aangezicht aanneme, en tot den mens geen bijnamen gebruike!

dutch@Job:32:22 @ Want ik weet geen bijnamen te gebruiken; in kort zou mijn Maker mij wegnemen.

dutch@Job:33:1 @ En gewisselijk, o Job! hoor toch mijn redenen, en neem al mijn woorden ter ore.

dutch@Job:33:2 @ Zie nu, ik heb mijn mond opengedaan; mijn tong spreekt onder mijn gehemelte.

dutch@Job:33:3 @ Mijn redenen zullen de oprechtigheid mijns harten, en de wetenschap mijner lippen, wat zuiver is, uitspreken.

dutch@Job:33:4 @ De Geest Gods heeft mij gemaakt, en de adem des Almachtigen heeft mij levend gemaakt.

dutch@Job:33:5 @ Zo gij kunt, antwoord mij; schik u voor mijn aangezicht, stel u.

dutch@Job:33:6 @ Zie, ik ben Godes, gelijk gij; uit het leem ben ik ook afgesneden.

dutch@Job:33:7 @ Zie, mijn verschrikking zal u niet beroeren, en mijn hand zal over u niet zwaar zijn.

dutch@Job:33:8 @ Zeker, gij hebt gezegd voor mijn oren, en ik heb de stem der woorden gehoord;

dutch@Job:33:9 @ Ik ben rein, zonder overtreding; ik ben zuiver, en heb geen misdaad.

dutch@Job:33:10 @ Zie, Hij vindt oorzaken tegen mij, Hij houdt mij voor Zijn vijand.

dutch@Job:33:11 @ Hij legt mijn voeten in den stok; Hij neemt al mijn paden waar.

dutch@Job:33:12 @ Zie, hierin zijt gij niet rechtvaardig, antwoord ik u; want God is meerder dan een mens.

dutch@Job:33:13 @ Waarom hebt gij tegen Hem getwist? Want Hij antwoordt niet van al Zijn daden.

dutch@Job:33:14 @ Maar God spreekt eens of tweemaal; doch men let niet daarop.

dutch@Job:33:15 @ In den droom, door het gezicht des nachts, als een diepe slaap op de lieden valt, in de sluimering op het leger;

dutch@Job:33:16 @ Dan openbaart Hij het voor het oor der lieden, en Hij verzegelt hun kastijding;

dutch@Job:33:17 @ Opdat Hij den mens afwende van zijn werk, en van den man de hovaardij verberge;

dutch@Job:33:18 @ Dat Hij zijn ziel van het verderf afhoude; en zijn leven, dat het door het zwaard niet doorga.

dutch@Job:33:19 @ Ook wordt hij gestraft met smart op zijn leger, en de sterke menigte zijner beenderen;

dutch@Job:33:20 @ Zodat zijn leven het brood zelf verfoeit, en zijn ziel de begeerlijke spijze;

dutch@Job:33:21 @ Dat zijn vlees verdwijnt uit het gezicht, en zijn beenderen, die niet gezien werden, uitsteken;

dutch@Job:33:22 @ En zijn ziel nadert ten verderve, en zijn leven tot de dingen, die doden.

dutch@Job:33:23 @ Is er dan bij Hem een Gezant, een Uitlegger, een uit duizend, om den mens zijn rechten plicht te verkondigen;

dutch@Job:33:24 @ Zo zal Hij hem genadig zijn, en zeggen: Verlos hem, dat hij in het verderf niet nederdale, Ik heb verzoening gevonden.

dutch@Job:33:25 @ Zijn vlees zal frisser worden dan het was in de jeugd; hij zal tot de dagen zijner jonkheid wederkeren.

dutch@Job:33:26 @ Hij zal tot God ernstiglijk bidden, Die in hem een welbehagen nemen zal, en zijn aangezicht met gejuich aanzien; want Hij zal den mens zijn gerechtigheidwedergeven.

dutch@Job:33:27 @ Hij zal de mensen aanschouwen, en zeggen: Ik heb gezondigd, en het recht verkeerd, hetwelk mij niet heeft gebaat;

dutch@Job:33:28 @ Maar God heeft mijn ziel verlost, dat zij niet voere in het verderf, zodat mijn leven het licht aanziet.

dutch@Job:33:29 @ Zie, dit alles werkt God tweemaal of driemaal met een man;

dutch@Job:33:30 @ Opdat hij zijn ziel afkere van het verderf, en hij verlicht worde met het licht der levenden.

dutch@Job:33:31 @ Merk op, o Job! Hoor naar mij; zwijg, en ik zal spreken.

dutch@Job:33:32 @ Zo er redenen zijn, antwoord mij; spreek, want ik heb lust u te rechtvaardigen.

dutch@Job:33:33 @ Zo niet, hoor naar mij; zwijg, en ik zal u wijsheid leren. Job 34

dutch@Job:34:1 @ Verder antwoordde Elihu, en zeide:

dutch@Job:34:2 @ Hoort, gij wijzen, mijn woorden, en gij verstandigen, neigt de oren naar mij.

dutch@Job:34:3 @ Want het oor proeft de woorden, gelijk het gehemelte de spijze smaakt.

dutch@Job:34:4 @ Laat ons kiezen voor ons, wat recht is; laat ons kennen onder ons wat goed is.

dutch@Job:34:5 @ Want Job heeft gezegd: Ik ben rechtvaardig, en God heeft mijn recht weggenomen.

dutch@Job:34:6 @ Ik moet liegen in mijn recht; mijn pijl is smartelijk zonder overtreding.

dutch@Job:34:7 @ Wat man is er, gelijk Job? Hij drinkt de bespotting in als water;

dutch@Job:34:8 @ En gaat over weg in gezelschap met de werkers der ongerechtigheid, en wandelt met goddeloze lieden.

dutch@Job:34:9 @ Want hij heeft gezegd: Het baat een man niet, als hij welbehagen heeft aan God.

dutch@Job:34:10 @ Daarom, gij, lieden van verstand, hoort naar mij: Verre zij God van goddeloosheid, en de Almachtige van onrecht!

dutch@Job:34:11 @ Want naar het werk des mensen vergeldt Hij hem, en naar eens ieders weg doet Hij het hem vinden.

dutch@Job:34:12 @ Ook waarlijk, God handelt niet goddelooslijk, en de Almachtige verkeert het recht niet.

dutch@Job:34:13 @ Wie heeft Hem gesteld over de aarde, en wie heeft de ganse wereld geschikt?

dutch@Job:34:14 @ Indien Hij Zijn hart tegen hem zette, zijn geest en zijn adem zou Hij tot Zich vergaderen;

dutch@Job:34:15 @ Alle vlees zou tegelijk den geest geven, en de mens zou tot stof wederkeren.

dutch@Job:34:16 @ Zo er dan verstand bij u is, hoor dit; neig de oren tot de stem mijner woorden.

dutch@Job:34:17 @ Zou hij ook, die het recht haat, den gewonde verbinden, en zoudt gij den zeer Rechtvaardige verdoemen?

dutch@Job:34:18 @ Zou men tot een koning zeggen: Gij Belial; tot de prinsen: Gij goddelozen!

dutch@Job:34:19 @ Hoe dan tot Dien, Die het aangezicht der vorsten niet aanneemt, en den rijke voor den arme niet kent? Want zij zijn allen Zijner handen werk.

dutch@Job:34:20 @ In een ogenblik sterven zij; zelfs ter middernacht wordt een volk geschud, dat het doorga; en de machtige wordt weggenomen zonder hand.

dutch@Job:34:21 @ Want Zijn ogen zijn op ieders wegen, en Hij ziet al zijn treden.

dutch@Job:34:22 @ Er is geen duisternis, en er is geen schaduw des doods, dat aldaar de werkers der ongerechtigheid zich verbergen mochten.

dutch@Job:34:23 @ Gewisselijk, Hij legt den mens niet te veel op, dat hij tegen God in het gericht zou mogen treden.

dutch@Job:34:24 @ Hij vermorzelt de geweldigen, dat men het niet doorzoeken kan, en stelt anderen in hun plaats.

dutch@Job:34:25 @ Daarom dat Hij hun werken kent, zo keert Hij hen des nachts om, en zij worden verbrijzeld.

dutch@Job:34:26 @ Hij klopt hen samen als goddelozen, in een plaats, waar aanschouwers zijn;

dutch@Job:34:27 @ Daarom dat zij van achter Hem afgeweken zijn, en geen Zijner wegen verstaan hebben;

dutch@Job:34:28 @ Opdat Hij op hem het geroep des armen brenge, en het geroep der ellendigen verhore.

dutch@Job:34:29 @ Als Hij stilt, wie zal dan beroeren? Als Hij het aangezicht verbergt, wie zal Hem dan aanschouwen, zowel voor een volk, als voor een mens alleen?

dutch@Job:34:30 @ Opdat de huichelachtige mens niet meer regere, en geen strikken des volks zijn.

dutch@Job:34:31 @ Zekerlijk heeft hij tot God gezegd: Ik heb Uw straf verdragen, ik zal het niet verderven.

dutch@Job:34:32 @ Behalve wat ik zie, leer Gij mij; heb ik onrecht gewrocht, ik zal het niet meer doen.

dutch@Job:34:33 @ Zal het van u zijn, hoe Hij iets vergelden zal, dewijl gij Hem versmaadt? Zoudt gij dan verkiezen, en niet ik? Wat weet gij dan? Spreek.

dutch@Job:34:34 @ De lieden van verstand zullen met mij zeggen, en een wijs man zal naar mij horen;

dutch@Job:34:35 @ Dat Job niet met wetenschap gesproken heeft, en zijn woorden niet met kloek verstand geweest zijn.

dutch@Job:34:36 @ Mijn Vader, laat Job beproefd worden tot het einde toe, om zijner antwoorden wil onder de ongerechtige lieden.

dutch@Job:34:37 @ Want tot zijn zonde zou hij nog overtreding bijvoegen; hij zou onder ons in de handen klappen, en hij zou zijn redenen vermenigvuldigen tegen God. Job 35

dutch@Job:35:1 @ Elihu antwoordde verder, en zeide:

dutch@Job:35:2 @ Houdt gij dat voor recht, dat gij gezegd hebt: Mijn gerechtigheid is meerder dan Gods?

dutch@Job:35:3 @ Want gij hebt gezegd: Wat zou zij u baten? Wat meer voordeel zal ik daarmede doen, dan met mijn zonde?

dutch@Job:35:4 @ Ik zal u antwoord geven, en uw vrienden met u.

dutch@Job:35:5 @ Bemerk den hemel en zie; en aanschouw de bovenste wolken, zij zijn hoger dan gij.

dutch@Job:35:6 @ Indien gij zondigt, wat bedrijft gij tegen Hem? Indien uw overtredingen menigvuldig zijn, wat doet gij Hem?

dutch@Job:35:7 @ Indien gij rechtvaardig zijt, wat geeft gij Hem, of wat ontvangt Hij uit uw hand?

dutch@Job:35:8 @ Uw goddeloosheid zou zijn tegen een man, gelijk gij zijt, en uw gerechtigheid voor eens mensen kind.

dutch@Job:35:9 @ Vanwege hun grootheid doen zij de onderdrukten roepen; zij schreeuwen vanwege den arm der groten.

dutch@Job:35:10 @ Maar niemand zegt: Waar is God, mijn Maker, Die de psalmen geeft in den nacht?

dutch@Job:35:11 @ Die ons geleerder maakt dan de beesten der aarde, en ons wijzer maakt dan het gevogelte des hemels?

dutch@Job:35:12 @ Daar roepen zij; maar Hij antwoordt niet, vanwege den hoogmoed der bozen.

dutch@Job:35:13 @ Gewisselijk zal God de ijdelheid niet verhoren, en de Almachtige zal die niet aanschouwen.

dutch@Job:35:14 @ Dat gij ook gezegd hebt: Gij zult Hem niet aanschouwen; er is nochtans gericht voor Zijn aangezicht, wacht gij dan op Hem.

dutch@Job:35:15 @ Maar nu, dewijl het niets is, dat Zijn toorn Job bezocht heeft, en Hij hem niet zeer in overvloed doorkend heeft;

dutch@Job:35:16 @ Zo heeft Job in ijdelheid zijn mond geopend, en zonder wetenschap woorden vermenigvuldigd.

dutch@Job:36:1 @ Elihu ging nog voort, en zeide:

dutch@Job:36:2 @ Verbeid mij een weinig, en ik zal u aanwijzen, dat er nog redenen voor God zijn.

dutch@Job:36:3 @ Ik zal mijn gevoelen van verre ophalen, en mijn Schepper gerechtigheid toewijzen.

dutch@Job:36:4 @ Want voorwaar, mijn woorden zullen geen valsheid zijn; een, die oprecht is van gevoelen, is bij u.

dutch@Job:36:5 @ Zie, God is geweldig, nochtans versmaadt Hij niet; geweldig is Hij in kracht des harten.

dutch@Job:36:6 @ Hij laat den goddeloze niet leven, en het recht der ellendigen beschikt Hij.

dutch@Job:36:7 @ Hij onttrekt Zijn ogen niet van den rechtvaardige, maar met de koningen zijn zij in den troon; daar zet Hij hen voor altoos, en zij worden verheven.

dutch@Job:36:8 @ En zo zij, gebonden zijnde in boeien, vast gehouden worden met banden der ellende;

dutch@Job:36:9 @ Dan geeft Hij hun hun werk te kennen, en hun overtredingen, omdat zij de overhand genomen hebben;

dutch@Job:36:10 @ En Hij openbaart het voor hunlieder oor ter tucht, en zegt, dat zij zich van de ongerechtigheid bekeren zouden.

dutch@Job:36:11 @ Indien zij horen, en Hem dienen, zo zullen zij hun dagen eindigen in het goede, en hun jaren in liefelijkheden.

dutch@Job:36:12 @ Maar zo zij niet horen, zo gaan zij door het zwaard door, en zij geven den geest zonder kennis.

dutch@Job:36:13 @ En die met het hart huichelachtig zijn, leggen toorn op; zij roepen niet, als Hij hen gebonden heeft.

dutch@Job:36:14 @ Hun ziel zal in de jonkheid sterven, en hun leven onder de schandjongens.

dutch@Job:36:15 @ Hij zal den ellendige in zijn ellende vrijmaken, en in de onderdrukking zal Hij het voor hunlieder oor openbaren.

dutch@Job:36:16 @ Alzo zou Hij ook u afgekeerd hebben van den mond des angstes tot de ruimte, onder dewelke geen benauwing zou geweest zijn; en het gerecht uwer tafel zouvol vettigheid geweest zijn.

dutch@Job:36:17 @ Maar gij hebt het gericht des goddelozen vervuld; het gericht en het recht houden u vast.

dutch@Job:36:18 @ Omdat er grimmigheid is, wacht u, dat Hij u misschien niet met een klop wegstote; zodat u een groot rantsoen er niet zou afbrengen.

dutch@Job:36:19 @ Zou Hij uw rijkdom achten, dat gij niet in benauwdheid zoudt zijn; of enige versterkingen van kracht?

dutch@Job:36:20 @ Haak niet naar dien nacht, als de volken van hun plaats opgenomen worden.

dutch@Job:36:21 @ Wacht u, wend u niet tot ongerechtigheid; overmits gij ze in dezen verkoren heb, uit oorzake van de ellende.

dutch@Job:36:22 @ Zie, God verhoogt door Zijn kracht; wie is een Leraar, gelijk Hij?

dutch@Job:36:23 @ Wie heeft Hem gesteld over Zijn weg? Of wie heeft gezegd: Gij hebt onrecht gedaan?

dutch@Job:36:24 @ Gedenk, dat gij Zijn werk groot maakt, hetwelk de lieden aanschouwen.

dutch@Job:36:25 @ Alle mensen zien het aan; de mens schouwt het van verre.

dutch@Job:36:26 @ Zie, God is groot, en wij begrijpen het niet; er is ook geen onderzoeking van het getal Zijner jaren.

dutch@Job:36:27 @ Want Hij trekt de druppelen der wateren op, die den regen na zijn damp uitgieten;

dutch@Job:36:28 @ Welke de wolken uitgieten, en over den mens overvloediglijk afdruipen.

dutch@Job:36:29 @ Kan men ook verstaan de uitbreidingen der wolken, en de krakingen Zijner hutte?

dutch@Job:36:30 @ Zie, Hij breidt over hem Zijn licht uit, en de wortelen der zee bedekt Hij.

dutch@Job:36:31 @ Want daardoor richt Hij de volken; Hij geeft spijze ten overvloede.

dutch@Job:36:32 @ Met handen bedekt Hij het licht, en doet aan hetzelve verbod door dengene, die tussen doorkomt.

dutch@Job:36:33 @ Daarvan verkondigt Zijn geklater, en het vee; ook van den opgaanden dampJob 37

dutch@Job:36:1 @ Ook beeft hierover mijn hart, en springt op uit zijn plaats.

dutch@Job:36:2 @ Hoort met aandacht de beweging Zijner stem, en het geluid, dat uit Zijn mond uitgaat!

dutch@Job:36:3 @ Dat zendt Hij rechtuit onder den gansen hemel, en Zijn licht over de einden der aarde.

dutch@Job:36:4 @ Daarna brult Hij met de stem; Hij dondert met de stem Zijner hoogheid, en vertrekt die dingen niet, als Zijn stem zal gehoord worden.

dutch@Job:36:5 @ God dondert met Zijn stem zeer wonderlijk; Hij doet grote dingen, en wij begrijpen ze niet.

dutch@Job:36:6 @ Want Hij zegt tot de sneeuw: Wees op de aarde; en tot den plasregens des regens; dan is er de plasregen Zijner sterke regenen.

dutch@Job:36:7 @ Dan zegelt Hij de hand van ieder mens toe, opdat Hij kenne al de lieden Zijns werks.

dutch@Job:36:8 @ En het gedierte gaat in de loerplaatsen, en blijft in zijn holen.

dutch@Job:36:9 @ Uit de binnenkamer komt de wervelwind, en van de verstrooiende winden de koude.

dutch@Job:36:10 @ Door zijn geblaas geeft God de vorst, zodat de brede wateren verstijfd worden.

dutch@Job:36:11 @ Ook vermoeit Hij de dikke wolken door klaarheid; Hij verstrooit de wolk Zijns lichts.

dutch@Job:36:12 @ Die keert zich dan naar Zijn wijzen raad door ommegangen, dat zij doen al wat Hij ze gebiedt, op het vlakke der wereld, op de aarde.

dutch@Job:36:13 @ Hetzij dat Hij die tot een roede, of tot Zijn land, of tot weldadigheid beschikt.

dutch@Job:36:14 @ Neem dit, o Job, ter ore; sta, en aanmerk de wonderen Gods.

dutch@Job:36:15 @ Weet gij, wanneer God over dezelve orde stelt, en het licht Zijner wolk laat schijnen?

dutch@Job:36:16 @ Hebt gij wetenschap van de opwegingen der dikke wolken; de wonderheden Desgenen, Die volmaakt is in wetenschappen?

dutch@Job:36:17 @ Hoe uw klederen warm worden, als Hij de aarde stil maakt uit het zuiden?

dutch@Job:36:18 @ Hebt gij met Hem de hemelen uitgespannen, die vast zijn, als een gegoten spiegel?

dutch@Job:36:19 @ Onderricht ons, wat wij Hem zeggen zullen; want wij zullen niets ordentelijk voorstellen kunnen vanwege de duisternis.

dutch@Job:36:20 @ Zal het Hem verteld worden, als ik zo zou spreken? Denkt iemand dat, gewisselijk, hij zal verslonden worden.

dutch@Job:36:21 @ En nu ziet men het licht niet als het helder is in den hemel, als de wind doorgaat, en dien zuivert;

dutch@Job:36:22 @ Als van het noorden het goud komt; maar bij God is een vreselijke majesteit!

dutch@Job:36:23 @ Den Almachtige, Dien kunnen wij niet uitvinden; Hij is groot van kracht; doch door gericht en grote gerechtigheid verdrukt Hij niet.

dutch@Job:36:24 @ Daarom vreze Hem de lieden; Hij ziet geen wijzen van harte aan. Job 38

dutch@Job:37:1 @ Daarna antwoordde de HEERE Job uit een onweder, en zeide:

dutch@Job:37:2 @ Wie is hij, die den raad verduistert met woorden zonder wetenschap?

dutch@Job:37:3 @ Gord nu, als een man, uw lenden, zo zal Ik u vragen, en onderricht Mij.

dutch@Job:37:4 @ Waar waart gij, toen Ik de aarde grondde? Geef het te kennen, indien gij kloek van verstand zijt.

dutch@Job:37:5 @ Wie heeft haar maten gezet, want gij weet het; of wie heeft over haar een richtsnoer getrokken?

dutch@Job:37:6 @ Waarop zijn haar grondvesten nedergezonken, of wie heeft haar hoeksteen gelegd?

dutch@Job:37:7 @ Toen de morgensterren te zamen vrolijk zongen, en al de kinderen Gods juichten.

dutch@Job:37:8 @ Of wie heeft de zee met deuren toegesloten, toen zij uitbrak, en uit de baarmoeder voortkwam?

dutch@Job:37:9 @ Toen Ik de wolk tot haar kleding stelde, en de donkerheid tot haar windeldoek;

dutch@Job:37:10 @ Toen Ik voor haar met Mijn besluit de aarde doorbrak, en zette grendel en deuren;

dutch@Job:37:11 @ En zeide: Tot hiertoe zult gij komen, en niet verder, en hier zal hij zich stellen tegen den hoogmoed uwer golven.

dutch@Job:37:12 @ Hebt gij van uw dagen den morgenstond geboden? Hebt gij den dageraad zijn plaats aangewezen;

dutch@Job:37:13 @ Opdat hij de einden der aarde vatten zou; en de goddelozen uit haar uitgeschud zouden worden?

dutch@Job:37:14 @ Dat zij veranderd zou worden gelijk zegelleem, en zij gesteld worden als een kleed?

dutch@Job:37:15 @ En dat van de goddelozen hun licht geweerd worde, en de hoge arm worde gebroken?

dutch@Job:37:16 @ Zijt gij gekomen tot aan de oorsprongen der zee, en hebt gij in het onderste des afgronds gewandeld?

dutch@Job:37:17 @ Zijn u de poorten des doods ontdekt, en hebt gij gezien de poorten van de schaduw des doods?

dutch@Job:37:18 @ Zijt gij met uw verstand gekomen tot aan de breedte der aarde? Geef het te kennen, indien gij dit alles weet.

dutch@Job:37:19 @ Waar is de weg, daar het licht woont? En de duisternis, waar is haar plaats?

dutch@Job:37:20 @ Dat gij dat brengen zoudt tot zijn pale, en dat gij merken zoudt de paden zijns huizes?

dutch@Job:37:21 @ Gij weet het, want gij waart toen geboren, en uw dagen zijn veel in getal.

dutch@Job:37:22 @ Zijt gij gekomen tot de schatkameren der sneeuw, en hebt gij de schatkameren des hagels gezien?

dutch@Job:37:23 @ Dien Ik ophoude tot den tijd der benauwdheid, tot den dag des strijds en des oorlogs!

dutch@Job:37:24 @ Waar is de weg, daar het licht verdeeld wordt, en de oostenwind zich verstrooit op de aarde?

dutch@Job:37:25 @ Wie deelt voor den stortregen een waterloop uit, en een weg voor het weerlicht der donderen?

dutch@Job:37:26 @ Om te regenen op het land, waar niemand is, op de woestijn, waarin geen mens is;

dutch@Job:37:27 @ Om het woeste en het verwoeste te verzadigen, en om het uitspruitsel der grasscheutjes te doen wassen.

dutch@Job:37:28 @ Heeft de regen een vader, of wie baart de druppelen des dauws?

dutch@Job:37:29 @ Uit wiens buik komt het ijs voort, en wie baart den rijm des hemels?

dutch@Job:37:30 @ Als met een steen verbergen zich de wateren, en het vlakke des afgrond wordt omvat.

dutch@Job:37:31 @ Kunt gij de liefelijkheden van het Zevengesternte binden, of de strengen des Orions losmaken?

dutch@Job:37:32 @ Kunt gij de Mazzaroth voortbrengen op haar tijd, en den Wagen met zijn kinderen leiden?

dutch@Job:37:33 @ Weet gij de verordeningen des hemels, of kunt gij deszelfs heerschappij op de aarde bestellen?

dutch@Job:37:34 @ Kunt gij uw stem tot de wolken opheffen, opdat een overvloed van water u bedekke?

dutch@Job:37:35 @ Kunt gij de bliksemen uitlaten, dat zij henenvaren, en tot u zeggen: Zie, hier zijn wij?

dutch@Job:37:36 @ Wie heeft de wijsheid in het binnenste gezet? Of wie heeft den zin het verstand gegeven?

dutch@Job:37:37 @ Wie kan de wolken met wijsheid tellen, en wie kan de flessen des hemels nederleggen?

dutch@Job:37:38 @ Als het stof doorgoten is tot vastigheid, en de kluiten samenkleven?

dutch@Job:38:1 @ Zult gij voor den ouden leeuw roof jagen, of de graagheid der jonge leeuwen vervullen?


Seeker Overlay: Off On

[BookofJob] [Job:31] [Job:32-37 ] [Job:33] [Discuss] Tag Job:32-37 [Audio][Presentation]
Bible:
Bible:
Book: