Job:6-7




dutch@Job:6:1 @ Maar Job antwoordde en zeide:

dutch@Job:6:2 @ Och, of mijn verdriet recht gewogen wierd, en men mijn ellende samen in een weegschaal ophief!

dutch@Job:6:3 @ Want het zou nu zwaarder zijn dan het zand der zeeen; daarom worden mijn woorden opgezwolgen.

dutch@Job:6:4 @ Want de pijlen des Almachtigen zijn in mij, welker vurig venijn mijn geest uitdrinkt; de verschrikkingen Gods rusten zich tegen mij.

dutch@Job:6:5 @ Rochelt ook de woudezel bij het jonge gras? Loeit de os bij zijn voeder?

dutch@Job:6:6 @ Wordt ook het onsmakelijke gegeten zonder zout? Is er smaak in het witte des dooiers?

dutch@Job:6:7 @ Mijn ziel weigert uw woorden aan te roeren; die zijn als mijn laffe spijze.

dutch@Job:6:8 @ Och, of mijn begeerte kwame, en dat God mijn verwachting gave;

dutch@Job:6:9 @ En dat het Gode beliefde, dat Hij mij verbrijzelde, Zijn hand losliet, en een einde met mij maakte!

dutch@Job:6:10 @ Dat zou nog mijn troost zijn, en zou mij verkwikken in den weedom, zo Hij niet spaarde; want ik heb de redenen des Heiligen niet verborgen gehouden.

dutch@Job:6:11 @ Wat is mijn kracht, dat ik hopen zou? Of welk is mijn einde, dat ik mijn leven verlengen zou?

dutch@Job:6:12 @ Is mijn kracht stenen kracht? Is mijn vlees staal?

dutch@Job:6:13 @ Is dan mijn hulp niet in mij, en is de wijsheid uit mij verdreven?

dutch@Job:6:14 @ Aan hem, die versmolten is, zou van zijn vriend weldadigheid geschieden; of hij zou de vreze des Almachtigen verlaten.

dutch@Job:6:15 @ Mijn broeders hebben trouwelooslijk gehandeld als een beek; als de storting der beken gaan zij door;

dutch@Job:6:16 @ Die verdonkerd zijn van het ijs, en in dewelke de sneeuw zich verbergt.

dutch@Job:6:17 @ Ten tijde, als zij van hitte vervlieten, worden zij uitgedelgd; als zij warm worden, verdwijnen zij uit haar plaats.

dutch@Job:6:18 @ De gangen haars wegs wenden zich ter zijde af; zij lopen op in het woeste, en vergaan.

dutch@Job:6:19 @ De reizigers van Thema zien ze, de wandelaars van Scheba wachten op haar.

dutch@Job:6:20 @ Zij worden beschaamd, omdat elkeen vertrouwde; als zij daartoe komen, zo worden zij schaamrood.

dutch@Job:6:21 @ Voorwaar, alzo zijt gijlieden mij nu niets geworden; gij hebt gezien de ontzetting, en gij hebt gevreesd.

dutch@Job:6:22 @ Heb ik gezegd: Brengt mij, en geeft geschenken voor mij van uw vermogen?

dutch@Job:6:23 @ Of bevrijdt mij van de hand des verdrukkers, en verlost mij van de hand der tirannen?

dutch@Job:6:24 @ Leert mij, en ik zal zwijgen, en geeft mij te verstaan, waarin ik gedwaald heb.

dutch@Job:6:25 @ O, hoe krachtig zijn de rechte redenen! Maar wat bestraft het bestraffen, dat van ulieden is?

dutch@Job:6:26 @ Zult gij, om te bestraffen, woorden bedenken, en zullen de redenen des mismoedigen voor wind zijn?

dutch@Job:6:27 @ Ook werpt gij u op een wees; en gij graaft tegen uw vriend.

dutch@Job:6:28 @ Maar nu, belieft het u, wendt u tot mij, en het zal voor ulieder aangezicht zijn, of ik liege.

dutch@Job:6:29 @ Keert toch weder, laat er geen onrecht wezen, ja, keert weder; nog zal mijn gerechtigheid daarin zijn.

dutch@Job:6:30 @ Zou onrecht op mijn tong wezen? Zou mijn gehemelte niet de ellenden te verstaan geven?

dutch@Job:7:1 @ Heeft niet de mens een strijd op de aarde, en zijn zijn dagen niet als de dagen des dagloners?

dutch@Job:7:2 @ Gelijk de dienstknecht hijgt naar de schaduw, en gelijk de dagloner verwacht zijn werkloon;

dutch@Job:7:3 @ Alzo zijn mij maanden der ijdelheid ten erve geworden, en nachten der moeite zijn mij voorbereid.

dutch@Job:7:4 @ Als ik te slapen lig, dan zeg ik: Wanneer zal ik opstaan, en Hij den avond afgemeten hebben? En ik word zat van woelingen tot aan den schemertijd.

dutch@Job:7:5 @ Mijn vlees is met het gewormte en met het gruis des stofs bekleed; mijn huid is gekliefd en verachtelijk geworden.

dutch@Job:7:6 @ Mijn dagen zijn lichter geweest dan een weversspoel, en zijn vergaan zonder verwachting.

dutch@Job:7:7 @ Gedenk, dat mijn leven een wind is; mijn oog zal niet wederkomen, om het goede te zien.

dutch@Job:7:8 @ Het oog desgenen, die mij nu ziet, zal mij niet zien; uw ogen zullen op mij zijn; maar ik zal niet meer zijn.

dutch@Job:7:9 @ Een wolk vergaat en vaart henen; alzo die in het graf daalt, zal niet weder opkomen.

dutch@Job:7:10 @ Hij zal niet meer wederkeren tot zijn huis, en zijn plaats zal hem niet meer kennen.

dutch@Job:7:11 @ Zo zal ik ook mijn mond niet wederhouden, ik zal spreken in benauwdheid mijns geestes; ik zal klagen in bitterheid mijner ziel.

dutch@Job:7:12 @ Ben ik dan een zee, of walvis, dat Gij om mij wachten zet?

dutch@Job:7:13 @ Wanneer ik zeg: Mijn bedstede zal mij vertroosten, mijn leger zal van mijn klacht wat wegnemen;

dutch@Job:7:14 @ Dan ontzet Gij mij met dromen, en door gezichten verschrikt Gij mij;

dutch@Job:7:15 @ Zodat mijn ziel de verworging kiest; den dood meer dan mijn beenderen.

dutch@Job:7:16 @ Ik versmaad ze, ik zal toch in der eeuwigheid niet leven; houd op van mij, want mijn dagen zijn ijdelheid.

dutch@Job:7:17 @ Wat is de mens, dat Gij hem groot acht, en dat Gij Uw hart op hem zet?

dutch@Job:7:18 @ En dat Gij hem bezoekt in elken morgenstond; dat Gij hem in elken ogenblik beproeft?

dutch@Job:7:19 @ Hoe lang keert Gij U niet af van mij, en laat niet van mij af, totdat ik mijn speeksel inzwelge?

dutch@Job:7:20 @ Heb ik gezondigd, wat zal ik U doen, o Mensenhoeder? Waarom hebt Gij mij U tot een tegenloop gesteld, dat ik mijzelven tot een last zij?

dutch@Job:7:21 @ En waarom vergeeft Gij niet mijn overtreding, en doet mijn ongerechtigheid niet weg? Want nu zal ik in het stof liggen; en Gij zult mij vroeg zoeken, maar ik zalniet zijn.

dutch@Job:8:1 @ Toen antwoordde Bildad, de Suhiet, en zeide:


Seeker Overlay: Off On

[BookofJob] [Job:5] [Job:6-7 ] [Job:7] [Discuss] Tag Job:6-7 [Audio][Presentation]
Bible:
Bible:
Book: