Judges:14
Seeker Overlay ON
*
En het geschiedde na sommige dagen ,
in de dagen van de tarweoogst ,
dat Simson zijn huisvrouw bezocht met een geitenbokje ,
en hij zeide :
Laat mij tot mijnhuisvrouw ingaan in de kamer ;
maar haar vader liet hem niet toe in te gaan .
*
Want haar vader zeide :
Ik sprak zeker ,
dat gij haar ganselijk haattet ,
zo heb ik haar aan uw metgezel gegeven .
Is niet haar kleinste zuster schoner dan zij ?
Laat ze utoch zijn in de plaats van haar .
*
Toen zeide Simson tot henlieden :
Ik ben ditmaal onschuldig van de Filistijnen ,
wanneer ik aan hen kwaad doe .
*
En Simson ging heen ,
en ving driehonderd vossen ;
en hij nam fakkelen ,
en keerde staart aan staart ,
en deed een fakkel tussen twee staarten in het midden .
*
En hij stak de fakkelen aan met vuur ,
en liet ze lopen in het staande koren der Filistijnen ;
en hij stak in brand zowel de korenhopen als het staande koren ,
zelfs tot dewijngaarden en olijfbomen toe .
*
Toen zeiden de Filistijnen :
Wie heeft dit gedaan ?
En men zeide :
Simson ,
de schoonzoon van den Thimniet ,
omdat hij zijn huisvrouw heeft genomen ,
en heeft haar aanzijn metgezel gegeven .
Toen kwamen de Filistijnen op ,
en verbrandden haar en haar vader met vuur .
*
Toen zeide Simson tot hen :
Zoudt gij alzo doen ?
Zeker ,
als ik mij aan u gewroken heb ,
zo zal ik daarna ophouden .
*
En hij sloeg hen ,
den schenkel en de heup ,
met een groten slag ;
en hij ging af ,
en woonde op de hoogte van de rots Etam .
*
Toen togen de Filistijnen op ,
en legerden zich tegen Juda ,
en breidden zich uit in Lechi .
*
En de mannen van Juda zeiden :
Waarom zijt gijlieden tegen ons opgetogen ?
En zij zeiden :
Wij zijn opgetogen om Simson te binden ,
om hem te doen ,
gelijk als hij onsgedaan heeft .
*
Toen kwamen drie duizend mannen af uit Juda tot het hol der rots Etam ,
en zeiden tot Simson :
Wist gij niet ,
dat de Filistijnen over ons heersen ?
Waarom hebt gij onsdan dit gedaan ?
En hij zeide tot hen :
Gelijk als zij mij gedaan hebben ,
alzo heb ik hunlieden gedaan .
*
En zij zeiden tot hem :
Wij zijn afgekomen om u te binden ,
om u over te geven in de hand der Filistijnen .
Toen zeide Simson tot hen :
Zweert mij ,
dat gijlieden op mijniet zult aanvallen .
*
En zij spraken tot hem ,
zeggende :
Neen ,
maar wij zullen u wel binden ,
en u in hunlieder hand overgeven ;
doch wij zullen u geenszins doden .
En zij bonden hem mettwee nieuwe touwen ,
en voerden hem op van de rots .
*
Als hij kwam tot Lechi ,
zo juichten de Filistijnen hem tegemoet ;
maar de Geest des HEEREN werd vaardig over hem ;
en de touwen ,
die aan zijn armen waren ,
werden als linnen draden ,
die van het vuur gebrand zijn ,
en zijn banden versmolten van zijn handen .
*
En hij vond een vochtig ezelskinnebakken ,
en hij strekte zijn hand uit ,
en nam het ,
en sloeg daarmede duizend man .
*
Toen zeide Simson :
Met een ezelskinnebakken ,
een hoop ,
twee hopen ,
met een ezelskinnebakken heb ik duizend man geslagen .
*
En het geschiedde ,
als hij geeindigd had te spreken ,
zo wierp hij het kinnebakken uit zijn hand ,
en hij noemde dezelve plaats Ramath-Lechi .
*
Als nu hem zeer dorstte ,
zo riep hij tot den HEERE ,
en zeide :
Gij hebt door de hand van Uw knecht dit grote heil gegeven ;
zou ik dan nu van dorst sterven ,
en vallenin de hand dezer onbesnedenen ?
*
Toen kloofde God de holle plaats ,
die in Lechi is ,
en er ging water uit van dezelve ,
en hij dronk .
Toen kwam zijn geest weder ,
en hij werd levend .
Daarom noemdehij haar naam :
De fontein des aanroepers ,
die in Lechi is ,
tot op dezen dag .
*
En hij richtte Israel ,
in de dagen der Filistijnen ,
twintig jaren .
Richteren 16