Judges:5



Seeker Overlay ON

* Maar de kinderen Israels deden , dat kwaad was in de ogen des HEEREN ; zo gaf hen de HEERE in de hand der Midianieten , zeven jaren . * Als nu de hand der Midianieten sterk werd over Israel , maakten zich de kinderen Israels , vanwege de Midianieten , de holen , die in de bergen zijn , en de spelonken ,en de vestingen . * Want het geschiedde , als Israel gezaaid had , zo kwamen de Midianieten op , en de Amalekieten , en die van het oosten kwamen ook op tegen hen . * En zij legerden zich tegen hen , en verdierven de opkomst des lands , tot daar gij komt te Gaza ; en zij lieten geen leeftocht overig in Israel , noch klein vee , noch os ,noch ezel . * Want zij kwamen op met hun vee en hun tenten ; zij kwamen gelijk de sprinkhanen in menigte , dat men hen en hun kemelen niet tellen kon ; en zij kwamen in hetland , om dat te verderven . * Alzo werd Israel zeer verarmd , vanwege de Midianieten . Toen riepen de kinderen Israels tot den HEERE . * En het geschiedde , als de kinderen Israels tot den HEERE riepen , ter oorzake van de Midianieten ; * Zo zond de HEERE een man , die een profeet was , tot de kinderen Israels ; die zeide tot hen : Alzo zegt de HEERE , de God Israels : Ik heb u uit Egypte doenopkomen , en u uit het diensthuis uitgevoerd ; * En Ik heb u verlost van de hand der Egyptenaren , en van de hand van allen , die u drukten ; en Ik heb hen voor uw aangezicht uitgedreven , en u hun land gegeven ; * En Ik zeide tot ulieden : Ik ben de HEERE , uw God ; vreest de goden der Amorieten niet , in welker land gij woont ; maar gij zijt Mijner stem niet gehoorzaamgeweest . * Toen kwam een Engel des HEEREN , en zette Zich onder den eik , die te Ofra is , welke aan Joas , den Abi-ezriet , toekwam ; en zijn zoon Gideon dorste tarwe bij depers , om die te vluchten voor het aangezicht der Midianieten . * Toen verscheen hem de Engel des HEEREN , en zeide tot hem : De HEERE is met u , gij strijdbare held ! * Maar Gideon zeide tot Hem : Och , mijn Heer ! zo de HEERE met ons is , waarom is ons dan dit alles wedervaren ? en waar zijn al Zijn wonderen , die onze vaders onsverteld hebben , zeggende : Heeft ons de HEERE niet uit Egypte opgevoerd ? Doch nu heeft ons de HEERE verlaten , en heeft ons in der Midianieten hand gegeven . * Toen keerde zich de HEERE tot hem , en zeide : Ga heen in deze uw kracht , en gij zult Israel uit der Midianieten hand verlossen ; heb Ik u niet gezonden ? * En hij zeide tot Hem : Och , mijn Heer ! waarmede zal ik Israel verlossen ? Zie , mijn duizend is het armste in Manasse , en ik ben de kleinste in mijns vaders huis . * En de HEERE zeide tot hem : Omdat Ik met u zal zijn , zo zult gij de Midianieten slaan , als een enigen man . * En hij zeide tot Hem : Indien ik nu genade gevonden heb in Uw ogen , zo doe mij een teken , dat Gij het zijt , Die met mij spreekt . * Wijk toch niet van hier , totdat ik tot U kome , en mijn geschenk uitbrenge , en U voorzette . En Hij zeide : Ik zal blijven , totdat gij wederkomt . * En Gideon ging in , en bereidde een geitenbokje , en ongezuurde koeken van een efa meels ; het vlees legde hij in een korf , en het sop deed hij in een pot ; en hijbracht het tot Hem uit , tot onder den eik , en zette het nader . * Doch de Engel Gods zeide tot hem : Neem het vlees en de ongezuurde koeken , en leg ze op dien rotssteen , en giet het sop uit ; en hij deed alzo . * En de Engel des HEEREN stak het uiterste van den staf uit , die in Zijn hand was , en roerde het vlees en de ongezuurde koeken aan ; toen ging er vuur op uit derots , en verteerde het vlees en de ongezuurde koeken . En de Engel des HEEREN bekwam uit zijn ogen . * Toen zag Gideon , dat het een Engel des HEEREN was ; en Gideon zeide : Ach , Heere , HEERE ! daarom , omdat ik een Engel des HEEREN gezien heb vanaangezicht tot aangezicht . * Doch de HEERE zeide tot hem : Vrede zij u , vrees niet , gij zult niet sterven . * Toen bouwde Gideon aldaar den HEERE een altaar , en noemde het : De HEERE is vrede ! het is nog tot op dezen dag in Ofra der Abi-ezrieten . * En het geschiedde in dienzelven nacht , dat de HEERE tot hem zeide : Neem een var van de ossen , die van uw vader zijn , te weten , den tweeden var , van zevenjaren ; en breek af het altaar van Baal , dat van uw vader is , en houw af het bos , dat daarbij is . * En bouw den HEERE , uw God , een altaar , op de hoogte dezer sterkte , in een bekwame plaats ; en neem den tweeden var , en offer een brandoffer met het hout derhage , die gij zult hebben afgehouwen . * Toen nam Gideon tien mannen uit zijn knechten , en deed , gelijk als de HEERE tot hem gesproken had . Doch het geschiedde , dewijl hij zijns vaders huis en demannen van die stad vreesde , van het te doen bij dag , dat hij het deed bij nacht . * Als nu de mannen van die stad des morgens vroeg opstonden , ziet , zo was het altaar van Baal omgeworpen , en de haag , die daarbij was , afgehouwen , en dietweede var was op het gebouwde altaar geofferd . * Zo zeiden zij , de een tot de ander : Wie heeft dit stuk gedaan ? En als zij onderzochten en navraagden , zo zeide men : Gideon , de zoon van Joas , heeft dit stuk gedaan . * Toen zeiden de mannen van die stad tot Joas : Breng uw zoon uit , dat hij sterve , omdat hij het altaar van Baal heeft omgeworpen , en omdat hij de haag , die daarbijwas , afgehouwen heeft . * Joas daarentegen zeide tot allen , die bij hem stonden : Zult gij voor den Baal twisten ; zult gij hem verlossen ? Die voor hem zal twisten , zal nog dezen morgen gedoodworden ! Indien een hij god is , hij twiste voor zichzelven , omdat men zijn altaar heeft omgeworpen . * Daarom noemde hij hem te dien dage Jerubbaal , zeggende : Baal twiste tegen hem , omdat hij zijn altaar heeft omgeworpen . * Alle Midianieten nu , en Amalekieten , en de kinderen van het oosten , waren samenvergaderd , en zij trokken over , en legerden zich in het dal van Jizreel . * Toen toog de Geest des HEEREN Gideon aan , en hij blies met de bazuin , en de Abi-ezrieten werden achter hem bijeengeroepen . * Ook zond hij boden in gans Manasse , en die werden ook achter hem bijeengeroepen ; desgelijks zond hij boden in Aser , en in Zebulon , en in Nafthali ; en zij kwamenop , hun tegemoet . * En Gideon zeide tot God : Indien Gij Israel door mijn hand zult verlossen , gelijk als Gij gesproken hebt ; * Zie , ik zal een wollen vlies op den vloer leggen ; indien er dauw op het vlies alleen zal zijn , en droogte op de ganse aarde , zo zal ik weten , dat Gij Israel door mijnhand zult verlossen , gelijk als Gij gesproken hebt . * En het geschiedde alzo ; want hij stond des anderen daags vroeg op , en drukte het vlies uit , en hij wrong den dauw uit het vlies , een schaal vol waters . * En Gideon zeide tot God : Uw toorn ontsteke niet tegen mij , dat ik alleenlijk ditmaal spreke ; laat mij toch alleenlijk ditmaal met het vlies verzoeken ; er zij toch droogteop het vlies alleen , en op de ganse aarde zij dauw . * En God deed alzo in denzelven nacht ; want de droogte was op het vlies alleen , en op de ganse aarde was dauw .

Seeker Overlay: Off On

[BookofJudges] [Judges:4] [Judges:5] [Judges:6] [Discuss] Tag Judges:5 [Audio][Presentation]
Bible:
Bible:
Book: