Matthew:2:13-18



Seeker Overlay ON

* Toen zij nu vertrokken waren , ziet , de engel des Heeren verschijnt Jozef in den droom , zeggende : Sta op , en neem tot u het Kindeken en Zijn moeder , en vliedin Egypte , en wees aldaar , totdat ik het u zeggen zal ; want Herodes zal het Kindeken zoeken , om Hetzelve te doden . * Hij dan opgestaan zijnde , nam het Kindeken en Zijn moeder tot zich in den nacht , en vertrok naar Egypte ; * En was aldaar tot den dood van Herodes ; opdat vervuld zou worden hetgeen van den Heere gesproken is door den profeet , zeggende : Uit Egypte heb Ik MijnZoon geroepen . * Als Herodes zag , dat hij van de wijzen bedrogen was , toen werd hij zeer toornig , en enigen afgezonden hebbende , heeft omgebracht al de kinderen , die binnenBethlehem , en in al deszelfs landpalen waren , van twee jaren oud en daaronder , naar den tijd , dien hij van de wijzen naarstiglijk onderzocht had . * Toen is vervuld geworden , hetgeen gesproken is door den profeet Jeremia , zeggende : * Een stem is in Rama gehoord , geklag , geween en veel gekerm ; Rachel beweende haar kinderen , en wilde niet vertroost wezen , omdat zij niet zijn ! * Toen kwam Jezus van Galilea naar de Jordaan , tot Johannes , om van hem gedoopt te worden . * Doch Johannes weigerde Hem zeer , zeggende : Mij is nodig van U gedoopt te worden , en komt Gij tot mij ? * Maar Jezus , antwoordende , zeide tot hem : Laat nu af ; want aldus betaamt ons alle gerechtigheid te vervullen . Toen liet hij van Hem af . * En Jezus , gedoopt zijnde , is terstond opgeklommen uit het water ; en ziet , de hemelen werden Hem geopend , en hij zag den Geest Gods nederdalen , gelijk eenduive , en op Hem komen . * En ziet , een stem uit de hemelen , zeggende : Deze is Mijn Zoon , Mijn Geliefde , in Denwelken Ik Mijn welbehagen heb ! * En als zij nu Jeruzalem genaakten , en gekomen waren te Beth-fage , aan de Olijfberg , toen zond Jezus twee discipelen , zeggende tot hen : * Gaat heen in het vlek , dat tegen u over ligt , en gij zult terstond een ezelin gebonden vinden , en een veulen met haar ; ontbindt ze , en brengt ze tot Mij . * En indien u iemand iets zegt , zo zult gij zeggen , dat de Heere deze van node heeft , en hij zal ze terstond zenden . * Dit alles nu is geschied , opdat vervuld worde , hetgeen gesproken is door den profeet , zeggende : * Zegt der dochter Sions : Zie , uw Koning komt tot u , zachtmoedig en gezeten op een ezelin en een veulen , zijnde een jong ener jukdragende ezelin . * En de discipelen heengegaan zijnde , en gedaan hebbende , gelijk Jezus hun bevolen had , * Brachten de ezelin en het veulen , en legden hun klederen op dezelve , en zetten Hem daarop . * En de meeste schare spreidden hun klederen op den weg , en anderen hieuwen takken van de bomen , en spreidden ze op den weg . * En de scharen , die voorgingen en die volgden , riepen , zeggende : Hosanna den Zone Davids ! Gezegend is Hij , Die komt in den Naam des Heeren ! Hosanna inde hoogste hemelen ! * En als Hij te Jeruzalem inkwam , werd de gehele stad beroerd , zeggende : Wie is Deze ? * En de scharen zeiden : Deze is Jezus , de Profeet van Nazareth in Galilea . * En Jezus ging in den tempel Gods , en dreef uit allen , die verkochten en kochten in den tempel , en keerde om de tafelen der wisselaars , en de zitstoelendergenen , die de duiven verkochten . * En Hij zeide tot hen : Er is geschreven : Mijn huis zal een huis des gebeds genaamd worden ; maar gij hebt dat tot een moordenaarskuil gemaakt . * En er kwamen blinden en kreupelen tot Hem in den tempel , en Hij genas dezelve . * Als nu de overpriesters en Schriftgeleerden zagen de wonderheden , die Hij deed , en de kinderen , roepende in den tempel , en zeggende : Hosanna den ZoneDavids ! namen zij dat zeer kwalijk ; * En zeiden tot Hem : Hoort Gij wel , wat dezen zeggen ? En Jezus zeide tot hen : Ja ; hebt gij nooit gelezen : Uit de mond der jonge kinderen en der zuigelingen hebtGij U lof toebereid ? * En hen verlatende , ging Hij van daar uit de stad , naar Bethanie , en overnachtte aldaar . * En des morgens vroeg , als Hij wederkeerde naar de stad , hongerde Hem . * En ziende , een vijgeboom aan den weg , ging Hij naar hem toe , en vond niets aan denzelven , dan alleenlijk bladeren ; en zeide tot hem : Uit u worde geen vruchtmeer in der eeuwigheid ! En de vijgeboom verdorde terstond . * En de discipelen , dat ziende , verwonderden zich , zeggende : Hoe is de vijgeboom zo terstond verdord ? * Doch Jezus , antwoordende , zeide tot hen : Voorwaar zeg Ik u : Indien gij geloof hadt , en niet twijfeldet , gij zoudt niet alleenlijk doen , hetgeen den vijgeboom isgeschied ; maar indien gij ook tot deze berg zeidet : Word opgeheven en in de zee geworpen ! het zou geschieden . * En al wat gij zult begeren in het gebed , gelovende , zult gij ontvangen . * En als Hij in den tempel gekomen was , kwamen tot Hem , terwijl Hij leerde , de overpriesters en de ouderlingen des volks , zeggende : Door wat macht doet Gijdeze dingen ? En Wie heeft U deze macht gegeven ? * En Jezus , antwoordende , zeide tot hen : Ik zal u ook een woord vragen , hetwelk indien gij Mij zult zeggen , zo zal Ik u ook zeggen , door wat macht Ik dezedingen doe . * De doop van Johannes , van waar was die , uit de hemel , of uit de mensen ? En zij overlegden bij zichzelven en zeiden : Indien wij zeggen : Uit de hemel ; zo zal Hijons zeggen : Waarom hebt gij hem dan niet geloofd ? * En indien wij zeggen : Uit de mensen : zo vrezen wij de schare ; want zij houden allen Johannes voor een profeet . * En zij , Jezus antwoordende , zeiden : Wij weten het niet . En Hij zeide tot hen : Zo zeg Ik u ook niet , door wat macht Ik dit doe . * Maar wat dunkt u ? Een mens had twee zonen , en gaande tot den eersten , zeide : Zoon ! ga heen , werk heden in mijn wijngaard . * Doch hij antwoordde en zeide : Ik wil niet ; en daarna berouw hebbende , ging hij heen . * En gaande tot den tweeden , zeide desgelijks , en deze antwoordde en zeide : Ik ga , heer ! en hij ging niet . * Wie van deze twee heeft den wil des vaders gedaan ? Zij zeiden tot Hem : De eerste . Jezus zeide tot hen : Voorwaar , Ik zeg u , dat de tollenaars en de hoeren uvoorgaan in het Koninkrijk Gods . * Want Johannes is tot u gekomen in den weg der gerechtigheid , en gij hebt hem niet geloofd ; maar de tollenaars en de hoeren hebben hem geloofd ; doch gij ,zulks ziende , hebt daarna geen berouw gehad , om hem te geloven . * Hoort een andere gelijkenis . Er was een heer des huizes , die een wijngaard plantte , en zette een tuin daarom , en groef een wijnpersbak daarin , en bouwde eentoren , en verhuurde dien den landlieden , en reisde buiten 's lands . * Toen nu de tijd der vruchten genaakte , zond hij zijn dienstknechten tot de landlieden , om zijn vruchten te ontvangen . * En de landlieden , nemende zijn dienstknechten , hebben den een geslagen , en den anderen gedood , en den derden gestenigd . * Wederom zond hij andere dienstknechten , meer in getal dan de eersten , en zij deden hun desgelijks . * En ten laatste zond hij tot hen zijn zoon , zeggende : Zij zullen mijn zoon ontzien . * Maar de landlieden , den zoon ziende , zeiden onder elkander : Deze is de erfgenaam , komt , laat ons hem doden , en zijn erfenis aan ons behouden . * En hem nemende , wierpen zij hem uit , buiten de wijngaard , en doodden hem . * Wanneer dan de heer des wijngaards komen zal , wat zal hij dien landlieden doen ? * Zij zeiden tot hem : Hij zal den kwaden een kwaden dood aandoen , en zal den wijngaard aan andere landlieden verhuren , die hem de vruchten op haar tijdenzullen geven . * Jezus zeide tot hen : Hebt gij nooit gelezen in de Schriften : De steen , die de bouwlieden verworpen hebben , deze is geworden tot een hoofd des hoeks ; van deHeere is dit geschied , en het is wonderlijk in onze ogen ? * Daarom zeg Ik ulieden , dat het Koninkrijk Gods van u zal weggenomen worden , en een volk gegeven , dat zijn vruchten voortbrengt . * En wie op deze steen valt , die zal verpletterd worden ; en op wien hij valt , dien zal hij vermorzelen . * En als de overpriesters en Farizeen deze Zijn gelijkenissen hoorden , verstonden zij , dat Hij van hen sprak . * En zoekende Hem te vangen , vreesden zij de scharen , dewijl deze Hem hielden voor een profeet . * En Jezus , antwoordende , sprak tot hen wederom door gelijkenissen , zeggende : * Het Koninkrijk der hemelen is gelijk een zeker koning , die zijn zoon een bruiloft bereid had ; * En zond zijn dienstknechten uit , om de genoden ter bruiloft te roepen ; en zij wilden niet komen . * Wederom zond hij andere dienstknechten uit , zeggende : Zegt den genoden : Ziet , ik heb mijn middagmaal bereid ; mijn ossen , en de gemeste beesten zijngeslacht , en alle dingen zijn gereed ; komt tot de bruiloft . * Maar zij , zulks niet achtende , zijn heengegaan , deze tot zijn akker , gene tot zijn koopmanschap . * En de anderen grepen zijn dienstknechten , deden hun smaadheid aan , en doodden hen . * Als nu de koning dat hoorde , werd hij toornig , en zijn krijgsheiren zendende , heeft die doodslagers vernield , en hun stad in brand gestoken . * Toen zeide hij tot zijn dienstknechten : De bruiloft is wel bereid , doch de genoden waren het niet waardig . * Daarom gaat op de uitgangen der wegen , en zovelen als gij er zult vinden , roept ze tot de bruiloft . * En dezelve dienstknechten , uitgaande op de wegen , vergaderden allen , die zij vonden , beiden kwaden en goeden ; en de bruiloft werd vervuld met aanzittendegasten . * En als de koning ingegaan was , om de aanzittende gasten te overzien , zag hij aldaar een mens , niet gekleed zijnde met een bruiloftskleed ; * En zeide tot hem : Vriend ! hoe zijt gij hier ingekomen , geen bruiloftskleed aan hebbende ? En hij verstomde . * Toen zeide de koning tot de dienaars : Bindt zijn handen en voeten , neemt hem weg , en werpt hem uit in de buitenste duisternis ; daar zal zijn wening en knersingder tanden . * Want velen zijn geroepen , maar weinigen uitverkoren . * Toen gingen de Farizeen heen , en hielden te zamen raad , hoe zij Hem verstrikken zouden in Zijn rede . * En zij zonden uit tot Hem hun discipelen , met de Herodianen , zeggende : Meester ! wij weten , dat Gij waarachtig zijt , en de weg Gods in der waarheid leert , ennaar niemand vraagt ; want Gij ziet den persoon der mensen niet aan ; * Zeg ons dan : wat dunkt U ? Is het geoorloofd , den keizer schatting te geven of niet ? * Maar Jezus , bekennende hun boosheid , zeide : * Gij geveinsden , wat verzoekt gij Mij ? Toont Mij de schattingpenning . En zij brachten Hem een penning . * En Hij zeide tot hen : Wiens is dit beeld en het opschrift ? * Zij zeiden tot Hem : Des keizers . Toen zeide Hij tot hen : Geeft dan den keizer , dat des keizers is , en Gode , dat Gods is . * En zij , dit horende , verwonderden zich , en Hem verlatende , zijn zij weggegaan . * Te dienzelfden dage kwamen tot Hem de Sadduceen , die zeggen , dat er geen opstanding is , en vraagden Hem , * Zeggende : Meester ! Mozes heeft gezegd : Indien iemand sterft , geen kinderen hebbende , zo zal zijn broeder deszelfs vrouw trouwen , en zijn broeder zaadverwekken . * Nu waren er bij ons zeven broeders ; en de eerste , een vrouw getrouwd hebbende , stierf ; en dewijl hij geen zaad had , zo liet hij zijn vrouw voor zijn broeder . * Desgelijks ook de tweede , en de derde , tot de zevende toe . * Ten laatste na allen , is ook de vrouw gestorven . * In de opstanding dan , wiens vrouw zal zij wezen van die zeven , want zij hebben ze allen gehad ? * Maar Jezus antwoordde en zeide tot hen : Gij dwaalt , niet wetende de Schriften , noch de kracht Gods . * Want in de opstanding nemen zij niet ten huwelijk , noch worden ten huwelijk uitgegeven ; maar zij zijn als engelen Gods in de hemel . * En wat aangaat de opstanding der doden , hebt gij niet gelezen , hetgeen van God tot ulieden gesproken is , Die daar zegt : * Ik ben de God Abrahams , en de God Izaks , en de God Jakobs ! God is niet een God der doden , maar der levenden . * En de scharen , dit horende , werden verslagen over Zijn leer . * En de Farizeen , gehoord hebbende , dat Hij de Sadduceen den mond gestopt had , zijn te zamen bijeenvergaderd . * En een uit hen , zijnde een Wetgeleerde , heeft gevraagd , Hem verzoekende , en zeggende : * Meester ! welk is het grote gebod in de wet ? * En Jezus zeide tot hem : Gij zult liefhebben den Heere , uw God , met geheel uw hart , en met geheel uw ziel , en met geheel uw verstand . * Dit is het eerste en het grote gebod . * En het tweede aan dit gelijk , is : Gij zult uw naaste liefhebben als uzelven . * Aan deze twee geboden hangt de ganse wet en de profeten . * Als nu de Farizeen samenvergaderd waren , vraagde hun Jezus , * En zeide : Wat dunkt u van den Christus ? Wiens Zoon is Hij ? Zij zeiden tot Hem : Davids Zoon . * Hij zeide tot hen : Hoe noemt Hem dan David , in de Geest , zijn Heere ? zeggende : * De Heere heeft gezegd tot Mijn Heere : Zit aan Mijn rechter hand , totdat Ik Uw vijanden zal gezet hebben tot een voetbank Uwer voeten . * Indien Hem dan David noemt zijn Heere , hoe is Hij zijn Zoon ? * En niemand kon Hem een woord antwoorden ; noch iemand durfde Hem van dien dag aan iets meer vragen . Matth &euml ;us 23 * Toen sprak Jezus tot de scharen en tot Zijn discipelen , * Zeggende : De Schriftgeleerden en de Farizeen zijn gezeten op de stoel van Mozes ; * Daarom , al wat zij u zeggen , dat gij houden zult , houdt dat en doet het ; maar doet niet naar hun werken ; want zij zeggen het , en doen het niet . * Want zij binden lasten , die zwaar zijn en kwalijk om te dragen , en leggen ze op de schouderen der mensen ; maar zij willen die met hun vinger niet verroeren . * En al hun werken doen zij , om van de mensen gezien te worden ; want zij maken hun gedenkcedels breed , en maken de zomen van hun klederen groot . * En zij beminnen de vooraanzitting in de maaltijden , en de voorgestoelten in de synagogen ; * Ook de begroetingen op de markten , en van de mensen genaamd te worden : Rabbi , Rabbi ! * Doch gij zult niet Rabbi genaamd worden ; want Een is uw Meester , namelijk Christus ; en gij zijt allen broeders . * En gij zult niemand uw vader noemen op de aarde ; want Een is uw Vader , namelijk Die in de hemelen is . * Noch zult gij meesters genoemd worden ; want Een is uw Meester , namelijk Christus . * Maar de meeste van u zal uw dienaar zijn . * En wie zichzelven verhogen zal , die zal vernederd worden ; en wie zichzelven zal vernederen , die zal verhoogd worden . * Maar wee u , gij Schriftgeleerden en Farizeen , gij geveinsden ! want gij sluit het Koninkrijk der hemelen voor de mensen , overmits gij daar niet ingaat , nochdegenen , die ingaan zouden , laat ingaan . * Wee u , gij Schriftgeleerden en Farizeen , gij geveinsden , want gij eet de huizen der weduwen op , en dat onder den schijn van lang te bidden ; daarom zult gij tezwaarder oordeel ontvangen . * Wee u , gij Schriftgeleerden en Farizeen , gij geveinsden , want gij omreist zee en land , om een Jodengenoot te maken , en als hij het geworden is , zo maakt gijhem een kind der helle , tweemaal meer dan gij zijt . * Wee u , gij blinde leidslieden , die zegt : Zo wie gezworen zal hebben bij den tempel , dat is niets ; maar zo wie gezworen zal hebben bij het goud des tempels , dieis schuldig . * Gij dwazen en blinden , want wat is meerder , het goud , of de tempel , die het goud heiligt ? * En zo wie gezworen zal hebben bij het altaar , dat is niets ; maar zo wie gezworen zal hebben bij de gave , die daarop is , die is schuldig . * Gij dwazen en blinden , want wat is meerder , de gave , of het altaar , dat de gave heiligt ? * Daarom wie zweert bij het altaar , die zweert bij hetzelve , en bij al wat daarop is . * En wie zweert bij den tempel , die zweert bij denzelven , en bij Dien , Die daarin woont . * En wie zweert bij den hemel , die zweert bij den troon Gods , en bij Dien , Die daarop zit . * Wee u , gij Schriftgeleerden en Farizeen , gij geveinsden , want gij vertient de munte , en de dille , en den komijn , en gij laat na het zwaarste der wet , namelijk hetoordeel , en de barmhartigheid , en het geloof . Deze dingen moest men doen , en de andere niet nalaten . * Gij blinde leidslieden , die de mug uitzijgt , en den kemel doorzwelgt . * Wee u , gij Schriftgeleerden en Farizeen , gij geveinsden , want gij reinigt het buitenste des drinkbekers , en des schotels , maar van binnen zijn zij vol van roof enonmatigheid . * Gij blinde Farizeer , reinig eerst wat binnen in den drinkbeker en den schotel is , opdat ook het buitenste derzelve rein worde . * Wee u , gij Schriftgeleerden en Farizeen , gij geveinsden , want gij zijt den witgepleisterden graven gelijk , die van buiten wel schoon schijnen , maar van binnen zijnzij vol doodsbeenderen en alle onreinigheid . * Alzo ook schijnt gij wel den mensen van buiten rechtvaardig , maar van binnen zijt gij vol geveinsdheid en ongerechtigheid . * Wee u , gij Schriftgeleerden en Farizeen , gij geveinsden , want gij bouwt de graven der profeten op , en versiert de graftekenen der rechtvaardigen ; * En zegt : Indien wij in de tijden onzer vaderen waren geweest , wij zouden met hen geen gemeenschap gehad hebben aan het bloed der profeten . * Aldus getuigt gij tegen uzelven , dat gij kinderen zijt dergenen , die de profeten gedood hebben . * Gij dan ook , vervult de mate uwer vaderen ! * Gij slangen , gij adderengebroedsels ! hoe zoudt gij de helse verdoemenis ontvlieden ? * Daarom ziet , Ik zend tot u profeten , en wijzen , en schriftgeleerden , en uit dezelve zult gij sommigen doden en kruisigen , en sommigen uit dezelve zult gijgeselen in uw synagogen , en zult hen vervolgen van stad tot stad ; * Opdat op u kome al het rechtvaardige bloed , dat vergoten is op de aarde , van het bloed des rechtvaardigen Abels af , tot op het bloed van Zacharia , den zoonvan Barachia , welken gij gedood hebt tussen den tempel en het altaar . * Voorwaar zeg Ik u : Al deze dingen zullen komen over dit geslacht . * Jeruzalem , Jeruzalem ! gij , die de profeten doodt , en stenigt , die tot u gezonden zijn ! hoe menigmaal heb Ik uw kinderen willen bijeenvergaderen , gelijkerwijs eenhen haar kiekens bijeenvergadert onder de vleugels ; en gijlieden hebt niet gewild . * Ziet , uw huis wordt u woest gelaten . * Want Ik zeg u : Gij zult Mij van nu aan niet zien , totdat gij zeggen zult : Gezegend is Hij , Die komt in den Naam des Heeren ! Matth &euml ;us 24 * En Jezus ging uit en vertrok van den tempel ; en Zijn discipelen kwamen bij Hem , om Hem de gebouwen des tempels te tonen . * En Jezus zeide tot hen : Ziet gij niet al deze dingen ? Voorwaar zeg Ik : Hier zal niet een steen op den anderen steen gelaten worden , die niet afgebroken zalworden . * En als Hij op den Olijfberg gezeten was , gingen de discipelen tot Hem alleen , zeggende : Zeg ons , wanneer zullen deze dingen zijn , en welk zal het teken zijn vanUw toekomst , en van de voleinding der wereld ? * En Jezus , antwoordende , zeide tot hen : Ziet toe , dat u niemand verleide . * Want velen zullen komen onder Mijn Naam , zeggende : Ik ben de Christus ; en zij zullen velen verleiden . * En gij zult horen van oorlogen , en geruchten van oorlogen ; ziet toe , wordt niet verschrikt ; want al die dingen moeten geschieden , maar nog is het einde niet . * Want het ene volk zal tegen het andere volk opstaan , en het ene koninkrijk tegen het andere koninkrijk ; en er zullen zijn hongersnoden , en pestilentien , enaardbevingen in verscheidene plaatsen . * Doch al die dingen zijn maar een beginsel der smarten . * Alsdan zullen zij u overleveren in verdrukking , en zullen u doden , en gij zult gehaat worden van alle volken , om Mijns Naams wil . * En dan zullen er velen geergerd worden , en zullen elkander overleveren , en elkander haten . * En vele valse profeten zullen opstaan , en zullen er velen verleiden . * En omdat de ongerechtigheid vermenigvuldigd zal worden , zo zal de liefde van velen verkouden . * Maar wie volharden zal tot het einde , die zal zalig worden . * En dit Evangelie des Koninkrijks zal in de gehele wereld gepredikt worden tot een getuigenis allen volken ; en dan zal het einde komen . * Wanneer gij dan zult zien den gruwel der verwoesting , waarvan gesproken is door Daniel , de profeet , staande in de heilige plaats ; (die het leest , die merkedaarop !) * Dat alsdan , die in Judea zijn , vlieden op de bergen ; * Die op het dak is , kome niet af , om iets uit zijn huis weg te nemen ; * En die op den akker is , kere niet weder terug , om zijn klederen weg te nemen . * Maar wee de bevruchten , en den zogenden vrouwen in die dagen ! * Doch bidt , dat uw vlucht niet geschiede des winters , noch op een sabbat . * Want alsdan zal grote verdrukking wezen , hoedanige niet is geweest van het begin der wereld tot nu toe , en ook niet zijn zal . * En zo die dagen niet verkort werden , geen vlees zou behouden worden ; maar om der uitverkorenen wil zullen die dagen verkort worden . * Alsdan , zo iemand tot ulieden zal zeggen : Ziet , hier is de Christus , of daar , gelooft het niet . * Want er zullen valse christussen en valse profeten opstaan , en zullen grote tekenen en wonderheden doen , alzo dat zij (indien het mogelijk ware ) ook deuitverkorenen zouden verleiden . * Ziet , Ik heb het u voorzegd ! * Zo zij dan tot u zullen zeggen : Ziet , hij is in de woestijn ; gaat niet uit ; Ziet , hij is in de binnenkameren ; gelooft het niet . * Want gelijk de bliksem uitgaat van het oosten , en schijnt tot het westen , alzo zal ook de toekomst van den Zoon des mensen wezen . * Want alwaar het dode lichaam zal zijn , daar zullen de arenden vergaderd worden . * En terstond na de verdrukking dier dagen , zal de zon verduisterd worden , en de maan zal haar schijnsel niet geven , en de sterren zullen van den hemel vallen , ende krachten der hemelen zullen bewogen worden . * En alsdan zal in den hemel verschijnen het teken van den Zoon des mensen ; en dan zullen al de geslachten der aarde wenen , en zullen den Zoon des mensenzien , komende op de wolken des hemels , met grote kracht en heerlijkheid . * En Hij zal Zijn engelen uitzenden met een bazuin van groot geluid , en zij zullen Zijn uitverkorenen bijeenvergaderen uit de vier winden , van het ene uiterste derhemelen tot het andere uiterste derzelve . * En leert van den vijgeboom deze gelijkenis : wanneer zijn tak nu teder wordt , en de bladeren uitspruiten , zo weet gij , dat de zomer nabij is . * Alzo ook gijlieden , wanneer gij al deze dingen zult zien , zo weet , dat het nabij is , voor de deur . * Voorwaar , Ik zeg u : Dit geslacht zal geenszins voorbijgaan , totdat al deze dingen zullen geschied zijn . * De hemel en de aarde zullen voorbijgaan , maar Mijn woorden zullen geenszins voorbijgaan . * Doch van dien dag en die ure weet niemand , ook niet de engelen der hemelen , dan Mijn Vader alleen . * En gelijk de dagen van Noach waren , alzo zal ook zijn de toekomst van den Zoon des mensen . * Want gelijk zij waren in de dagen voor den zondvloed , etende en drinkende , trouwende en ten huwelijk uitgevende , tot den dag toe , in welken Noach in de arkging ; * En bekenden het niet , totdat de zondvloed kwam , en hen allen wegnam ; alzo zal ook zijn de toekomst van de Zoon des mensen . * Alsdan zullen er twee op den akker zijn , de een zal aangenomen , en de ander zal verlaten worden . * Er zullen twee vrouwen malen in den molen , de ene zal aangenomen , en de andere zal verlaten worden . * Waakt dan ; want gij weet niet , in welke ure uw Heere komen zal . * Maar weet dit , dat zo de heer des huizes geweten had , in welke nachtwake de dief komen zou , hij zou gewaakt hebben , en zou zijn huis niet hebben latendoorgraven . * Daarom , zijt ook gij bereid ; want in welke ure gij het niet meent , zal de Zoon des mensen komen . * Wie is dan de getrouwe en voorzichtige dienstknecht , denwelken zijn heer over zijn dienstboden gesteld heeft , om hunlieder hun voedsel te geven ter rechtertijd ? * Zalig is die dienstknecht , welken zijn heer , komende , zal vinden alzo doende . * Voorwaar , Ik zeg u , dat hij hem zal zetten over al zijn goederen . * Maar zo die kwade dienstknecht in zijn hart zou zeggen : Mijn heer vertoeft te komen ; * En zou beginnen zijn mededienstknechten te slaan , en te eten en te drinken met de dronkaards ; * Zo zal de heer van dezen dienstknecht komen ten dage , in welken hij hem niet verwacht , en ter ure , die hij niet weet ; * En zal hem afscheiden , en zijn deel zetten met de geveinsden ; daar zal wening zijn en knersing der tanden . Matth &euml ;us 25 * Alsdan zal het Koninkrijk der hemelen gelijk zijn aan tien maagden , welke haar lampen namen , en gingen uit , den bruidegom tegemoet . * En vijf van haar waren wijzen , en vijf waren dwazen . * Die dwaas waren , haar lampen nemende , namen geen olie met zich . * Maar de wijzen namen olie in haar vaten , met haar lampen . * Als nu de bruidegom vertoefde , werden zij allen sluimerig , en vielen in slaap . * En ter middernacht geschiedde een geroep : Ziet , de bruidegom komt , gaat uit hem tegemoet ! * Toen stonden al die maagden op , en bereidden haar lampen . * En de dwazen zeiden tot de wijzen : Geeft ons van uw olie ; want onze lampen gaan uit . * Doch de wijzen antwoordden , zeggende : Geenszins , opdat er misschien voor ons en voor u niet genoeg zij ; maar gaat liever tot de verkopers , en koopt vooruzelven . * Als zij nu heengingen om te kopen , kwam de bruidegom ; en die gereed waren , gingen met hem in tot de bruiloft , en de deur werd gesloten . * Daarna kwamen ook de andere maagden , zeggende : Heer , heer , doe ons open ! * En hij , antwoordende , zeide : Voorwaar zeg ik u : Ik ken u niet . * Zo waakt dan ; want gij weet den dag niet , noch de ure , in welke de Zoon des mensen komen zal . * Want het is gelijk een mens , die buiten 's lands reizende , zijn dienstknechten riep , en gaf hun zijn goederen over . * En den ene gaf hij vijf talenten , en den anderen twee , en den derden een , een iegelijk naar zijn vermogen , en verreisde terstond . * Die nu de vijf talenten ontvangen had , ging heen , en handelde daarmede , en won andere vijf talenten . * Desgelijks ook die de twee ontvangen had , die won ook andere twee . * Maar die het ene ontvangen had , ging heen en groef in de aarde , en verborg het geld zijns heren . * En na een langen tijd kwam de heer van dezelve dienstknechten , en hield rekening met hen . * En die de vijf talenten ontvangen had , kwam , en bracht tot hem andere vijf talenten , zeggende : Heer , vijf talenten hebt gij mij gegeven ; zie , andere vijf talentenheb ik boven dezelve gewonnen . * En zijn heer zeide tot hem : Wel , gij goede en getrouwe dienstknecht ! over weinig zijt gij getrouw geweest ; over veel zal ik u zetten ; ga in , in de vreugde uwsheeren . * En die de twee talenten ontvangen had , kwam ook tot hem , en zeide : Heer , twee talenten hebt gij mij gegeven ; zie , twee andere talenten heb ik boven dezelvegewonnen . * Zijn heer zeide tot hem : Wel , gij goede en getrouwe dienstknecht , over weinig zijt gij getrouw geweest ; over veel zal ik u zetten ; ga in , in de vreugde uwsheeren . * Maar die het ene talent ontvangen had , kwam ook en zeide : Heer , ik kende u , dat gij een hard mens zijt , maaiende , waar gij niet gezaaid hebt , en vergaderendevan daar , waar gij niet gestrooid hebt ; * En bevreesd zijnde , ben ik heengegaan , en heb uw talent verborgen in de aarde ; zie , gij hebt het uwe . * Maar zijn heer , antwoordende , zeide tot hem : Gij boze en luie dienstknecht ! gij wist , dat ik maai , waar ik niet gezaaid heb , en van daar vergader , waar ik nietgestrooid heb . * Zo moest gij dan mijn geld den wisselaren gedaan hebben , en ik , komende , zou het mijne wedergenomen hebben met woeker . * Neemt dan van hem het talent weg , en geeft het dengene , die de tien talenten heeft . * Want een iegelijk , die heeft , dien zal gegeven worden , en hij zal overvloedig hebben ; maar van dengene , die niet heeft , van dien zal genomen worden , ook dathij heeft . * En werpt den onnutten dienstknecht uit in de buitenste duisternis ; daar zal wening zijn en knersing der tanden . * En wanneer de Zoon des mensen komen zal in Zijn heerlijkheid , en al de heilige engelen met Hem , dan zal Hij zitten op den troon Zijner heerlijkheid . * En voor Hem zullen al de volken vergaderd worden , en Hij zal ze van elkander scheiden , gelijk de herder de schapen van de bokken scheidt . * En Hij zal de schapen tot Zijn rechter hand zetten , maar de bokken tot Zijn linker hand . * Alsdan zal de Koning zeggen tot degenen , die tot Zijn rechter hand zijn : Komt , gij gezegenden Mijns Vaders ! beerft dat Koninkrijk , hetwelk u bereid is van degrondlegging der wereld . * Want Ik ben hongerig geweest , en gij hebt Mij te eten gegeven ; Ik ben dorstig geweest , en gij hebt Mij te drinken gegeven ; Ik was een vreemdeling , en gij hebtMij geherbergd . * Ik was naakt , en gij hebt Mij gekleed ; Ik ben krank geweest , en gij hebt Mij bezocht ; Ik was in de gevangenis , en gij zijt tot Mij gekomen . * Dan zullen de rechtvaardigen Hem antwoorden , zeggende : Heere ! wanneer hebben wij U hongerig gezien , en gespijzigd , of dorstig , en te drinken gegeven ? * En wanneer hebben wij U een vreemdeling gezien , en geherbergd , of naakt en gekleed ? * En wanneer hebben wij U krank gezien , of in de gevangenis , en zijn tot U gekomen ? * En de Koning zal antwoorden en tot hen zeggen : Voorwaar zeg Ik u : Voor zoveel gij dit een van deze Mijn minste broeders gedaan hebt , zo hebt gij dat Mijgedaan . * Dan zal Hij zeggen ook tot degenen , die ter linker hand zijn : Gaat weg van Mij , gij vervloekten , in het eeuwige vuur , hetwelk den duivel en zijn engelen bereidis . * Want Ik ben hongerig geweest , en gij hebt Mij niet te eten gegeven ; Ik ben dorstig geweest , en gij hebt Mij niet te drinken gegeven ; * Ik was een vreemdeling ; en gij hebt Mij niet geherbergd ; naakt , en gij hebt Mij niet gekleed ; krank , en in de gevangenis , en gij hebt Mij niet bezocht . * Dan zullen ook dezen Hem antwoorden , zeggende : Heere , wanneer hebben wij U hongerig gezien , of dorstig , of een vreemdeling , of naakt , of krank , of in degevangenis , en hebben U niet gediend ? * Dan zal Hij hun antwoorden en zeggen : Voorwaar zeg Ik u : Voor zoveel gij dit een van deze minsten niet gedaan hebt , zo hebt gij het Mij ook niet gedaan . * En dezen zullen gaan in de eeuwige pijn ; maar de rechtvaardigen in het eeuwige leven . Matth &euml ;us 26 * En het is geschied , als Jezus al deze woorden geeindigd had , dat Hij tot Zijn discipelen zeide : * Gij weet , dat na twee dagen het pascha is , en de Zoon des mensen zal overgeleverd worden , om gekruisigd te worden . * Toen vergaderden de overpriesters en de Schriftgeleerden , en de ouderlingen des volks , in de zaal des hogepriesters , die genaamd was Kajafas ; * En zij beraadslaagden te zamen , dat zij Jezus met listigheid vangen en doden zouden . * Doch zij zeiden : Niet in het feest , opdat er geen oproer worde onder het volk . * Als nu Jezus te Bethanie was , ten huize van Simon , de melaatse , * Kwam tot Hem een vrouw , hebbende een albasten fles met zeer kostelijke zalf , en goot ze uit op Zijn hoofd , daar Hij aan tafel zat . * En Zijn discipelen , dat ziende , namen het zeer kwalijk , zeggende : Waartoe dit verlies ? * Want deze zalf had kunnen duur verkocht , en de penningen den armen gegeven worden . * Maar Jezus , zulks verstaande , zeide tot hen : Waarom doet gij deze vrouw moeite aan ? want zij heeft een goed werk aan Mij gewrocht . * Want de armen hebt gij altijd met u , maar Mij hebt gij niet altijd . * Want als zij deze zalf op Mijn lichaam gegoten heeft , zo heeft zij het gedaan tot een voorbereiding van Mijn begrafenis . * Voorwaar zeg Ik u : Alwaar dit Evangelie gepredikt zal worden in de gehele wereld , daar zal ook tot haar gedachtenis gesproken worden van hetgeen zijgedaan heeft . * Toen ging een van de twaalven , genaamd Judas Iskariot , tot de overpriesters , * En zeide : Wat wilt gij mij geven , en ik zal Hem u overleveren ? En zij hebben hem toegelegd dertig zilveren penningen . * En van toen af zocht hij gelegenheid , opdat hij Hem overleveren mocht . * En op den eerste dag der ongehevelde broden kwamen de discipelen tot Jezus , zeggende tot Hem : Waar wilt Gij , dat wij U bereiden het pascha te eten ? * En Hij zeide : Gaat heen in de stad , tot zulk een , en zegt hem : De Meester zegt : Mijn tijd is nabij , Ik zal bij u het pascha houden met Mijn discipelen . * En de discipelen deden , gelijk Jezus hun bevolen had , en bereidden het pascha . * En als het avond geworden was , zat Hij aan met de twaalven . * En toen zij aten , zeide Hij : Voorwaar , Ik zeg u , dat een van u Mij zal verraden . * En zij , zeer bedroefd geworden zijnde , begon een iegelijk van hen tot Hem te zeggen : Ben ik het , Heere ? * En Hij , antwoordende , zeide : Die de hand met Mij in den schotel indoopt , die zal Mij verraden . * De Zoon des mensen gaat wel heen , gelijk van Hem geschreven is ; maar wee dien mens , door welken de Zoon des mensen verraden wordt ; het ware hemgoed , zo die mens niet geboren was geweest . * En Judas , die Hem verried , antwoordde en zeide : Ben ik het , Rabbi ? Hij zeide tot hem : Gij hebt het gezegd . * En als zij aten , nam Jezus het brood , en gezegend hebbende , brak Hij het , en gaf het den discipelen , en zeide : Neemt , eet , dat is Mijn lichaam . * En Hij nam den drinkbeker , en gedankt hebbende , gaf hun dien , zeggende : Drinkt allen daaruit ; * Want dat is Mijn bloed , het bloed des Nieuwen Testaments , hetwelk voor velen vergoten wordt , tot vergeving der zonden . * En Ik zeg u , dat Ik van nu aan niet zal drinken van de vrucht des wijnstoks , tot op dien dag , wanneer Ik met u dezelve nieuw zal drinken in het Koninkrijk MijnsVaders . * En als zij den lofzang gezongen hadden , gingen zij uit naar den Olijfberg . * Toen zeide Jezus tot hen : Gij zult allen aan Mij geergerd worden in deze nacht ; want er is geschreven : Ik zal den Herder slaan , en de schapen der kudde zullenverstrooid worden . * Maar nadat Ik zal opgestaan zijn , zal Ik u voorgaan naar Galilea . * Doch Petrus , antwoordende , zeide tot Hem : Al werden zij ook allen aan U geergerd , ik zal nimmermeer geergerd worden . * Jezus zeide tot hem : Voorwaar , Ik zeg u , dat gij in dezen zelfden nacht , eer de haan gekraaid zal hebben , Mij driemaal zult verloochenen . * Petrus zeide tot Hem : Al moest ik ook met U sterven , zo zal ik U geenszins verloochenen ! Desgelijks zeiden ook al de discipelen . * Toen ging Jezus met hen in een plaats genaamd Gethsemane , en zeide tot de discipelen : Zit hier neder , totdat Ik heenga , en aldaar zal gebeden hebben . * En met Zich nemende Petrus , en de twee zonen van Zebedeus , begon Hij droevig en zeer beangst te worden . * Toen zeide Hij tot hen : Mijn ziel is geheel bedroefd tot den dood toe ; blijft hier en waakt met Mij . * En een weinig voortgegaan zijnde , viel Hij op Zijn aangezicht , biddende en zeggende : Mijn Vader , indien het mogelijk is , laat dezen drinkbeker van Mijvoorbijgaan ? doch niet , gelijk Ik wil , maar gelijk Gij wilt . * En Hij kwam tot de discipelen en vond hen slapende , en zeide tot Petrus : Kunt gij dan niet een uur met Mij waken ? * Waakt en bidt , opdat gij niet in verzoeking komt ; de geest is wel gewillig , maar het vlees is zwak . * Wederom ten tweeden male heengaande , bad Hij , zeggende : Mijn Vader ! Indien deze drinkbeker van Mij niet voorbij kan gaan , tenzij dat Ik hem drinke , Uwwil geschiede ! * En komende bij hen , vond Hij hen wederom slapende ; want hun ogen waren bezwaard . * En hen latende , ging Hij wederom heen , en bad ten derden male , zeggende dezelfde woorden . * Toen kwam Hij tot Zijn discipelen , en zeide tot hen : Slaapt nu voort , en rust ; ziet , de ure is nabij gekomen , en de Zoon des mensen wordt overgeleverd in dehanden der zondaren . * Staat op , laat ons gaan ; ziet , hij is nabij , die Mij verraadt . * En als Hij nog sprak , ziet , Judas , een van de twaalven , kwam , en met hem een grote schare , met zwaarden en stokken , gezonden van de overpriesters enouderlingen des volks . * En die Hem verried , had hun een teken gegeven , zeggende : Dien ik zal kussen , Dezelve is het , grijpt Hem . * En terstond komende tot Jezus , zeide hij : Wees gegroet , Rabbi ! en hij kuste Hem . * Maar Jezus zeide tot hem : Vriend ! waartoe zijt gij hier ! Toen kwamen zij toe , en sloegen de handen aan Jezus en grepen Hem . * En ziet , een van degenen , die met Jezus waren , de hand uitstekende , trok zijn zwaard uit , en slaande den dienstknecht des hogepriesters , hieuw zijn oor af . * Toen zeide Jezus tot hem : Keer uw zwaard weder in zijn plaats ; want allen , die het zwaard nemen , zullen door het zwaard vergaan . * Of meent gij , dat Ik Mijn Vader nu niet kan bidden , en Hij zal Mij meer dan twaalf legioenen engelen bijzetten ? * Hoe zouden dan de Schriften vervuld worden , die zeggen , dat het alzo geschieden moet ? * Ter zelfder ure sprak Jezus tot de scharen : Gij zijt uitgegaan als tegen een moordenaar , met zwaarden en stokken , om Mij te vangen ; dagelijks zat Ik bij u ,lerende in den tempel , en gij hebt Mij niet gegrepen ; * Doch dit alles is geschied , opdat de Schriften der profeten zouden vervuld worden . Toen vluchtten al de discipelen , Hem verlatende . * Die nu Jezus gevangen hadden , leidden Hem heen tot Kajafas , den hogepriester , alwaar de Schriftgeleerden en ouderlingen vergaderd waren . * En Petrus volgde Hem van verre tot aan de zaal des hogepriesters , en binnengegaan zijnde , zat hij bij de dienaren , om het einde te zien . * En de overpriesters , en de ouderlingen , en de gehele grote raad zochten valse getuigenis tegen Jezus , opdat zij Hem doden mochten ; en vonden niet . * En hoewel er vele valse getuigen toegekomen waren , zo vonden zij toch niet . * Maar ten laatste kwamen twee valse getuigen , en zeiden : Deze heeft gezegd : Ik kan den tempel Gods afbreken , en in drie dagen denzelven opbouwen . * En de hogepriester , opstaande , zeide tot Hem : Antwoordt Gij niets ? Wat getuigen dezen tegen U ? * Doch Jezus zweeg stil . En de hogepriester , antwoordende , zeide tot Hem : Ik bezweer U bij den levenden God , dat Gij ons zegt , of Gij zijt de Christus , de Zoonvan God ? * Jezus zeide tot hem : Gij hebt het gezegd . Doch Ik zeg ulieden : Van nu aan zult gij zien den Zoon des mensen , zittende ter rechter hand der kracht Gods , enkomende op de wolken des hemels . * Toen verscheurde de hogepriester zijn klederen , zeggende : Hij heeft God gelasterd , wat hebben wij nog getuigen van node ? Ziet , nu hebt gij Zijn gods lasteringgehoord . * Wat dunkt ulieden ? En zij , antwoordende , zeiden : Hij is des doods schuldig . * Toen spogen zij in Zijn aangezicht , en sloegen Hem met vuisten . * En anderen gaven Hem kinnebakslagen , zeggende : Profeteer ons , Christus , wie is het , die U geslagen heeft ? * En Petrus zat buiten in de zaal ; en een dienstmaagd kwam tot hem , zeggende : Gij waart ook met Jezus , den Galileer . * Maar hij loochende het voor allen , zeggende : Ik weet niet , wat gij zegt . * En als hij naar de voorpoort uitging , zag hem een andere dienstmaagd , en zeide tot degenen , die aldaar waren : Deze was ook met Jezus den Nazarener . * En hij loochende het wederom met een eed , zeggende : Ik ken den Mens niet . * En een weinig daarna , die er stonden , bijkomende , zeiden tot Petrus : Waarlijk , gij zijt ook van die , want ook uw spraak maakt u openbaar . * Toen begon hij zich te vervloeken , en te zweren : Ik ken den Mens niet . * En terstond kraaide de haan ; en Petrus werd indachtig het woord van Jezus , Die tot hem gezegd had : Eer de haan gekraaid zal hebben , zult gij Mij driemaalverloochenen . En naar buiten gaande , weende hij bitterlijk . * Als het nu morgenstond geworden was , hebben al de overpriesters en de ouderlingen des volks te zamen raad genomen tegen Jezus , dat zij Hem dodenzouden . * En Hem gebonden hebbende , leidden zij Hem weg , en gaven Hem over aan Pontius Pilatus , den stadhouder . * Toen heeft Judas , dien Hem verraden had , ziende , dat Hij veroordeeld was , berouw gehad , en heeft de dertig zilveren penningen den overpriesters en denouderlingen wedergebracht , * Zeggende : Ik heb gezondigd , verradende het onschuldig bloed ! Maar zij zeiden : Wat gaat ons dat aan ? Gij moogt toezien . * En als hij de zilveren penningen in den tempel geworpen had , vertrok hij , en heengaande verworgde zichzelven . * En de overpriesters , de zilveren penningen nemende , zeiden : Het is niet geoorloofd , dezelve in de offerkist te leggen , dewijl het een prijs des bloeds is . * En te zamen raad gehouden hebbende , kochten zij daarmede den akker des pottenbakkers , tot een begrafenis voor de vreemdelingen . * Daarom is die akker genaamd de akker des bloeds , tot op den huidigen dag . * Toen is vervuld geworden , hetgeen gesproken is door den profeet Jeremia , zeggende : En zij hebben de dertig zilveren penningen genomen , de waarde desGewaardeerden van de kinderen Israels , Denwelken zij gewaardeerd hebben ; * En hebben dezelve gegeven voor den akker des pottenbakkers ; volgens hetgeen mij de Heere bevolen heeft . * En Jezus stond voor den stadhouder ; en de stadhouder vraagde Hem , zeggende : Zijt Gij de Koning der Joden ? En Jezus zeide tot hem : Gij zegt het . * En als Hij van de overpriesters en de ouderlingen beschuldigd werd , antwoordde Hij niets . * Toen zeide Pilatus tot Hem : Hoort Gij niet , hoevele zaken zij tegen U getuigen ? * Maar Hij antwoordde hem niet op een enig woord , alzo dat de stadhouder zich zeer verwonderde . * En op het feest was de stadhouder gewoon den volke een gevangene los te laten , welke zij wilden . * En zij hadden toen een welbekende gevangene , genaamd Bar-abbas . * Als zij dan vergaderd waren , zeide Pilatus tot hen : Welken wilt gij , dat ik u zal loslaten , Bar-abbas , of Jezus , Die genaamd wordt Christus ? * Want hij wist , dat zij Hem door nijdigheid overgeleverd hadden . * En als hij op de rechterstoel zat , zo heeft zijn huisvrouw tot hem gezonden , zeggende : Heb toch niet te doen met dien Rechtvaardige ; want ik heb heden veelgeleden in den droom om Zijnentwil . * Maar de overpriesters en de ouderlingen hebben den scharen aangeraden , dat zij zouden Bar-abbas begeren , en Jezus doden . * En de stadhouder , antwoordende , zeide tot hen : Welke van deze twee wilt gij , dat ik u zal loslaten ? En zij zeiden : Bar-abbas . * Pilatus zeide tot hen : Wat zal ik dan doen met Jezus , Die genaamd wordt Christus ? Zij zeiden allen tot hem : Laat Hem gekruisigd worden . * Doch de stadhouder zeide : Wat heeft Hij dan kwaads gedaan ? En zij riepen te meer , zeggende : Laat Hem gekruisigd worden ! * Als nu Pilatus zag , dat hij niet vorderde , maar veel meer dat er oproer werd , nam hij water en wies de handen voor de schare , zeggende : Ik ben onschuldig aanhet bloed dezes Rechtvaardigen ; gijlieden moogt toezien . * En al het volk , antwoordende , zeide : Zijn bloed kome over ons , en over onze kinderen . * Toen liet hij hun Bar-abbas los , maar Jezus gegeseld hebbende , gaf hij Hem over om gekruisigd te worden . * Toen namen de krijgsknechten des stadhouders Jezus met zich in het rechthuis , en vergaderden over Hem de ganse bende . * En als zij Hem ontkleed hadden , deden zij Hem een purperen mantel om ; * En een kroon van doornen gevlochten hebbende , zetten die op Zijn hoofd , en een rietstok in Zijn rechter hand ; en vallende op hun knieen voor Hem , bespottenzij Hem , zeggende : Wees gegroet , Gij Koning der Joden ! * En op Hem gespogen hebbende , namen zij de rietstok en sloegen op Zijn hoofd . * En toen zij Hem bespot hadden , deden zij Hem den mantel af , en deden Hem Zijn klederen aan , en leidden Hem heen om te kruisigen . * En uitgaande , vonden zij een man van Cyrene , met name Simon ; deze dwongen zij , dat hij Zijn kruis droeg . * En gekomen zijnde tot de plaats , genaamd Golgotha , welke is gezegd Hoofdschedelplaats , * Gaven zij Hem te drinken edik met gal gemengd ; en als Hij dien gesmaakt had , wilde Hij niet drinken . * Toen zij nu Hem gekruisigd hadden , verdeelden zij Zijn klederen , het lot werpende ; opdat vervuld zou worden , hetgeen gezegd is door den profeet : Zij hebbenMijn klederen onder zich verdeeld , en hebben het lot over Mijn kleding geworpen . * En zij , nederzittende , bewaarden Hem aldaar . * En zij stelden boven Zijn hoofd Zijn beschuldiging geschreven : DEZE Is JEZUS , De KONING DER JODEN . * Toen werden met Hem twee moordenaars gekruisigd , een ter rechter -, en een ter linker zijde . * En die voorbijgingen , lasterden Hem , schuddende hun hoofden , * En zeggende : Gij , Die den tempel afbreekt , en in drie dagen opbouwt , verlos Uzelven . Indien Gij de Zone Gods zijt , zo kom af van het kruis . * En desgelijks ook de overpriesters met de Schriftgeleerden , en ouderlingen , en Farizeen , Hem bespottende , zeiden : * Anderen heeft Hij verlost , Hij kan Zichzelven niet verlossen . Indien Hij de Koning Israels is , dat Hij nu afkome van het kruis , en wij zullen Hem geloven . * Hij heeft op God betrouwd ; dat Hij Hem nu verlosse , indien Hij Hem wel wil ; want Hij heeft gezegd : Ik ben Gods Zoon . * En hetzelfde verweten Hem ook de moordenaars , die met Hem gekruisigd waren . * En van de zesde ure aan werd er duisternis over de gehele aarde , tot de negende ure toe . * En omtrent de negende ure riep Jezus met een grote stem zeggende : ELI , ELI , LAMA SABACHTHANI ! dat is : Mijn God ! Mijn God ! Waarom hebt Gij Mijverlaten ! * En sommigen van die daar stonden , zulks horende , zeiden : Deze roept Elias . * En terstond een van hen toe lopende , nam een spons , en die met edik gevuld hebbende , stak ze op een rietstok , en gaf Hem te drinken . * Doch de anderen zeiden : Houd op , laat ons zien , of Elias komt , om Hem te verlossen . * En Jezus , wederom met een grote stem roepende , gaf den geest . * En ziet , het voorhangsel des tempels scheurde in tweeen , van boven tot beneden ; en de aarde beefde , en de steenrotsen scheurden . * En de graven werden geopend , en vele lichamen der heiligen , die ontslapen waren , werden opgewekt ; * En uit de graven uitgegaan zijnde , na Zijn opstanding , kwamen zij in de heilige stad , en zijn velen verschenen . * En de hoofdman over honderd , en die met hem Jezus bewaarden , ziende de aardbeving , en de dingen , die geschied waren , werden zeer bevreesd , zeggende:Waarlijk , Deze was Gods Zoon ! * En aldaar waren vele vrouwen , van verre aanschouwende , die Jezus gevolgd waren van Galilea , om Hem te dienen . * Onder dewelke was Maria Magdalena , en Maria , de moeder van Jakobus en Joses , en de moeder der zonen van Zebedeus . * En als het avond geworden was , kwam een rijk man van Arimathea , met name Jozef , die ook zelf een discipel van Jezus was . * Deze kwam tot Pilatus , en begeerde het lichaam van Jezus . Toen beval Pilatus , dat hem het lichaam gegeven zou worden . * En Jozef , het lichaam nemende , wond hetzelve in een zuiver fijn lijnwaad . * En legde dat in zijn nieuw graf , hetwelk hij in een steenrots uitgehouwen had ; en een grote steen tegen de deur des grafs gewenteld hebbende , ging hij weg . * En aldaar was Maria Magdalena , en de andere Maria , zittende tegenover het graf . * Des anderen daags nu , welke is na de voorbereiding , vergaderden de overpriesters en de Farizeen tot Pilatus , * Zeggende : Heer , wij zijn indachtig , dat deze verleider , nog levende , gezegd heeft : Na drie dagen zal Ik opstaan . * Beveel dan , dat het graf verzekerd worde tot den derden dag toe , opdat Zijn discipelen misschien niet komen bij nacht , en stelen Hem , en zeggen tot het volk:Hij is opgestaan van de doden ; en zo zal de laatste dwaling erger zijn , dan de eerste . * En Pilatus zeide tot henlieden : Gij hebt een wacht ; gaat heen , verzekert het , gelijk gij het verstaat . * En zij heengaande , verzekerden het graf met de wacht , den steen verzegeld hebbende . * En laat na de sabbat , als het begon te lichten , tegen den eersten dag der week , kwam Maria Magdalena , en de andere Maria , om het graf te bezien . * En ziet , er geschiedde een grote aardbeving ; want een engel des Heeren , nederdalende uit den hemel , kwam toe , en wentelde de steen af van de deur , en zat opdenzelven . * En zijn gedaante was gelijk een bliksem , en zijn kleding wit gelijk sneeuw . * En uit vrees van hem zijn de wachters zeer verschrikt geworden , en werden als doden . * Maar de engel , antwoordende , zeide tot de vrouwen : Vreest gijlieden niet ; want ik weet , dat gij zoekt Jezus , Die gekruisigd was . * Hij is hier niet ; want Hij is opgestaan , gelijk Hij gezegd heeft . Komt herwaarts , ziet de plaats , waar de Heere gelegen heeft . * En gaat haastelijk heen , en zegt Zijn discipelen , dat Hij opgestaan is van de doden ; en ziet , Hij gaat u voor naar Galilea , daar zult gij Hem zien . Ziet , ik heb hetulieden gezegd . * En haastelijk uitgaande van het graf , met vreze en grote blijdschap , liepen zij heen , om hetzelve Zijn discipelen te boodschappen . * En als zij heengingen , om Zijn discipelen te boodschappen , ziet , Jezus is haar ontmoet , zeggende : Weest gegroet ! En zij , tot Hem komende , grepen Zijn voeten ,en aanbaden Hem . * Toen zeide Jezus tot haar : Vreest niet ; gaat henen , boodschapt Mijn broederen , dat zij heengaan naar Galilea , en aldaar zullen zij Mij zien . * En als zij heengingen , ziet , enigen van de wacht kwamen in de stad , en boodschapten den overpriesters al de dingen , die geschied waren . * En zij vergaderd zijnde met de ouderlingen , en te zamen raad genomen hebbende , gaven zij den krijgsknechten veel gelds , * En zeiden : Zegt : Zijn discipelen zijn des nachts gekomen , en hebben Hem gestolen , als wij sliepen . * En indien zulks komt gehoord te worden van den stadhouder , wij zullen hem tevreden stellen , en maken , dat gij zonder zorg zijt . * En zij , het geld genomen hebbende , deden , gelijk zij geleerd waren . En dit woord is verbreid geworden bij de Joden tot op den huidigen dag . * En de elf discipelen zijn heengegaan naar Galilea , naar den berg , waar Jezus hen bescheiden had . * En als zij Hem zagen , baden zij Hem aan ; doch sommigen twijfelden . * En Jezus , bij hen komende , sprak tot hen , zeggende : Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde . * Gaat dan henen , onderwijst al de volken , dezelve dopende in de Naam des Vaders , en des Zoons , en des Heiligen Geestes ; lerende hen onderhouden alles , watIk u geboden heb .

Seeker Overlay: Off On

[BookofMatthew] [Matthew:1] [Matthew:2] [Matthew:3] [Discuss] Tag Matthew:2:13-18 [Audio][Presentation]
Bible:
Bible:
Book: