Proverbs:1:20-33



Seeker Overlay ON

* De opperste Wijsheid roept overluid daar buiten ; Zij verheft haar stem op de straten . * Zij roept in het voorste der woelingen ; aan de deuren der poorten spreekt Zij Haar redenen in de stad ; * Gij slechten ! hoe lang zult gij de slechtigheid beminnen , en de spotters voor zich de spotternij begeren , en de zotten wetenschap haten ? * Keert u tot Mijn bestraffing ; ziet , Ik zal Mijn Geest ulieden overvloediglijk uitstorten ; Ik zal Mijn woorden u bekend maken . * Dewijl Ik geroepen heb , en gijlieden geweigerd hebt ; Mijn hand uitgestrekt heb , en er niemand was , die opmerkte ; * En gij al Mijn raad verworpen , en Mijn bestraffing niet gewild hebt ; * Zo zal Ik ook in ulieder verderf lachen ; Ik zal spotten , wanneer uw vreze komt . * Wanneer uw vreze komt gelijk een verwoesting , en uw verderf aankomt als een wervelwind ; wanneer u benauwdheid en angst overkomt ; * Dan zullen zij tot Mij roepen , maar Ik zal niet antwoorden ; zij zullen Mij vroeg zoeken , maar zullen Mij niet vinden ; * Daarom , dat zij de wetenschap gehaat hebben , en de vreze des HEEREN niet hebben verkoren . * Zij hebben in Mijn raad niet bewilligd ; al Mijn bestraffingen hebben zij versmaad ; * Zo zullen zij eten van de vrucht van hun weg , en zich verzadigen met hun raadslagen . * Want de afkering der slechten zal hen doden , en de voorspoed der zotten zal hen verderven . * De spreuken van Salomo . Een wijs zoon verblijdt den vader ; maar een zot zoon is zijner moeder droefheid . * Schatten der goddeloosheid doen geen nut ; maar de gerechtigheid redt van den dood . * De HEERE laat de ziel des rechtvaardigen niet hongeren ; maar de have der goddelozen stoot Hij weg . * Die met een bedriegelijke hand werkt , wordt arm ; maar de hand der vlijtigen maakt rijk . * Die in den zomer vergadert , is een verstandig zoon ; maar die in den oogst vast slaapt , is een zoon die beschaamd maakt . * Zegeningen zijn op het hoofd des rechtvaardigen ; maar het geweld bedekt den mond der goddelozen . * De gedachtenis des rechtvaardigen zal tot zegening zijn ; maar de naam der goddelozen zal verrotten . * Die wijs van hart is , neemt de geboden aan ; maar die dwaas is van lippen , zal omgeworpen worden . * Die in oprechtheid wandelt , wandelt zeker ; maar die zijn wegen verkeert , zal bekend worden . * Die met het oog wenkt , richt smart aan ; en een dwaas van lippen zal omgeworpen worden . * De mond des rechtvaardigen is een springader des levens ; maar het geweld bedekt den mond der goddelozen . * Haat verwekt krakelen ; maar de liefde dekt alle overtredingen toe . * In de lippen des verstandigen wordt wijsheid gevonden ; maar op den rug des verstandelozen de roede . * De wijzen leggen wetenschap weg ; maar den mond des dwazen is de verstoring nabij . * Des rijken goed is een stad zijner sterkte ; de armoede der geringen is hun verstoring . * Het werk des rechtvaardigen is ten leven ; de inkomst des goddelozen is ter zonde . * Het pad tot het leven is desgenen die de tucht bewaart ; maar die de bestraffing verlaat , doet dwalen . * Die den haat bedekt , is van valse lippen , en die een kwaad gerucht voortbrengt , is een zot . * In de veelheid der woorden ontbreekt de overtreding niet ; maar die zijn lippen wederhoudt , is kloek verstandig . * De tong des rechtvaardigen is uitgelezen zilver ; het hart der goddelozen is weinig waard . * De lippen des rechtvaardigen voeden er velen ; maar de dwazen sterven door gebrek van verstand . * De zegen des HEEREN , die maakt rijk ; en Hij voegt er geen smart bij . * Het is voor den zot als spel , schandelijkheid te doen ; maar voor een man van verstand , wijsheid te plegen . * De vreze des goddelozen , die zal hem overkomen ; maar de begeerte der rechtvaardigen zal God geven . * Gelijk een wervelwind voorbijgaat , alzo is de goddeloze niet meer ; maar de rechtvaardige is een eeuwige grondvest . * Gelijk edik den tanden , en gelijk rook den ogen is zo is de luie dengenen , die hem uitzenden . * De vreze des HEEREN vermeerdert de dagen ; maar de jaren der goddelozen worden verkort . * De hoop der rechtvaardigen is blijdschap ; maar de verwachting der goddelozen zal vergaan . * De weg des HEEREN is voor den oprechte sterkte ; maar voor de werkers der ongerechtigheid verstoring . * De rechtvaardige zal in eeuwigheid niet bewogen worden ; maar de goddelozen zullen de aarde niet bewonen . * De mond des rechtvaardigen brengt overvloediglijk wijsheid voort ; maar de tong der verkeerdheden zal uitgeroeid worden . * De lippen des rechtvaardigen weten wat welgevallig is ; maar de mond der goddelozen enkel verkeerdheid . * Een bedriegelijke weegschaal is den HEERE een gruwel ; maar een volkomen weegsteen is Zijn welgevallen . * Als de hovaardigheid komt , zal de schande ook komen ; maar met de ootmoedigen is wijsheid . * De oprechtheid der oprechten leidt hen ; maar de verkeerdheid der trouwelozen verstoort hen . * Goed doet geen nut ten dage der verbolgenheid ; maar de gerechtigheid redt van den dood . * De gerechtigheid des oprechten maakt zijn weg recht ; maar de goddeloze valt door zijn goddeloosheid . * De gerechtigheid der vromen zal hen redden ; maar de trouwelozen worden gevangen in hun verkeerdheid . * Als de goddeloze mens sterft , vergaat zijn verwachting ; zelfs is de allersterkste hoop vergaan . * De rechtvaardige wordt uit benauwdheid bevrijd ; en de goddeloze komt in zijn plaats . * De huichelaar verderft zijn naaste door den mond ; maar door wetenschap worden de rechtvaardigen bevrijd . * Een stad springt op van vreugde over het welvaren der rechtvaardigen ; en als de goddelozen vergaan , is er gejuich . * Door den zegen der oprechten wordt een stad verheven ; maar door den mond der goddelozen wordt zij verbroken . * Die verstandeloos is , veracht zijn naaste ; maar een man van groot verstand zwijgt stil . * Die als een achterklapper wandelt , openbaart het heimelijke ; maar die getrouw is van geest , bedekt de zaak . * Als er geen wijze raadslagen zijn , vervalt het volk ; maar de behoudenis is in de veelheid der raadslieden . * Als iemand voor een vreemde borg geworden is , hij zal zekerlijk verbroken worden ; maar wie degenen haat , die in de hand klappen , is zeker . * Een aangename huisvrouw houdt de eer vast , gelijk de geweldigen den rijkdom vasthouden . * Een goedertieren mens doet zijn ziel wel ; maar die wreed is , beroert zijn vlees . * De goddeloze doet een vals werk ; maar voor degene , die gerechtigheid zaait , is trouwe loon . * Alzo is de gerechtigheid ten leven , gelijk die het kwade najaagt , naar zijn dood jaagt . * De verkeerden van hart zijn den HEERE een gruwel ; maar de oprechten van weg zijn Zijn welgevallen . * Hand aan hand zal de boze niet onschuldig zijn ; maar het zaad der rechtvaardigen zal ontkomen . * Een schone vrouw , die van rede afwijkt , is een gouden bagge in een varkenssnuit . * De begeerte der rechtvaardigen is alleenlijk het goede ; maar de verwachting der goddelozen is verbolgenheid . * Er is een , die uitstrooit , denwelken nog meer toegedaan wordt ; en een , die meer inhoudt dan recht is , maar het is tot gebrek . * De zegenende ziel zal vet gemaakt worden ; en die bevochtigt , zal ook zelf een vroege regen worden . * Wie koren inhoudt , dien vloekt het volk ; maar de zegening zal zijn over het hoofd des verkopers . * Wie het goede vroeg nazoekt , zoekt welgevalligheid ; maar wie het kwade natracht , dien zal het overkomen . * Wie op zijn rijkdom vertrouwt , die zal vallen ; maar de rechtvaardigen zullen groenen als loof . * Wie zijn huis beroert , zal wind erven ; en de dwaas zal een knecht zijn desgenen , die wijs van hart is . * De vrucht des rechtvaardigen is een boom des levens ; en wie zielen vangt , is wijs . * Ziet , den rechtvaardige wordt vergolden op de aarde , hoeveel te meer den goddeloze en zondaar ! Spreuken 12 * Wie de tucht liefheeft , die heeft de wetenschap lief ; maar wie de bestraffing haat , is onvernuftig . * De goede zal een welgevallen trekken van den HEERE ; maar een man van schandelijke verdichtselen zal Hij verdoemen . * De mens zal niet bevestigd worden door goddeloosheid ; maar de wortel der rechtvaardigen zal niet bewogen worden . * Een kloeke huisvrouw is een kroon haars heren ; maar die beschaamt maakt , is als verrotting in zijn beenderen . * Der rechtvaardigen gedachten zijn recht ; der goddelozen raadslagen zijn bedrog . * De woorden der goddelozen zijn om op bloed te loeren ; maar de mond der oprechten zal ze redden . * De goddelozen worden omgekeerd , dat zij niet meer zijn ; maar het huis der rechtvaardigen zal bestaan . * Een ieder zal geprezen worden , naardat zijn verstandigheid is ; maar die verkeerd van hart is , zal tot verachting wezen . * Beter is , die zich gering acht , en een knecht heeft , dan die zichzelven eert , en des broods gebrek heeft . * De rechtvaardige kent het leven van zijn beest ; maar de barmhartigheden der goddelozen zijn wreed . * Die zijn land bouwt , zal van brood verzadigd worden ; maar die ijdele mensen volgt , is verstandeloos . * De goddeloze begeert het net der bozen ; maar de wortel der rechtvaardigen zal uitgeven . * In de overtreding der lippen is de strik des bozen ; maar de rechtvaardige zal uit de benauwdheid uitkomen . * Een ieder wordt van de vrucht des monds met goed verzadigd ; en de vergelding van des mensen handen zal hij tot zich wederbrengen . * De weg des dwazen is recht in zijn ogen ; maar die naar raad hoort , is wijs . * De toorn des dwazen wordt ten zelven dage bekend ; maar die kloekzinnig is , bedekt de schande . * Die waarheid voortbrengt , maakt gerechtigheid bekend ; maar een getuige der valsheden , bedrog . * Daar is een , die woorden als steken van een zwaard onbedachtelijk uitspreekt ; maar de tong der wijzen is medicijn . * Een waarachtige lip zal bevestigd worden in eeuwigheid ; maar een valse tong is maar voor een ogenblik . * Bedrog is in het hart dergenen , die kwaad smeden ; maar degenen die vrede raden , hebben blijdschap . * Den rechtvaardigen zal geen leed wedervaren ; maar de goddelozen zullen met kwaad vervuld worden . * Valse lippen zijn den HEERE een gruwel ; maar die trouwelijk handelen , zijn Zijn welgevallen . * Een kloekzinnig mens bedekt de wetenschap ; maar het hart der zotten roept dwaasheid uit . * De hand der vlijtigen zal heersen ; maar de bedriegers zullen onder cijns wezen . * Bekommernis in het hart des mensen buigt het neder ; maar een goed woord verblijdt het . * De rechtvaardige is voortreffelijker dan zijn naaste ; maar de weg der goddelozen doet hen dwalen . * Een bedrieger zal zijn jachtvang niet braden ; maar het kostelijk goed des mensen is des vlijtigen . * In het pad der gerechtigheid is het leven ; en in den weg van haar voetpad is de dood niet . Spreuken 13 * Een wijs zoon hoort de tucht des vaders ; maar een spotter hoort de bestraffing niet . * Een ieder zal van de vrucht des monds het goede eten ; maar de ziel der trouwelozen het geweld . * Die zijn mond bewaart , behoudt zijn ziel ; maar voor hem is verstoring , die zijn lippen wijd opendoet . * De ziel des luiaards is begerig , doch er is niets ; maar de ziel der vlijtigen zal vet gemaakt worden . * De rechtvaardige haat leugentaal ; maar de goddeloze maakt zich stinkende , en doet zich schaamte aan . * De gerechtigheid bewaart den oprechte van weg ; maar de goddeloosheid zal den zondaar omkeren . * Er is een , die zichzelven rijk maakt , en niet met al heeft , en een , die zichzelven arm maakt , en heeft veel goed . * Het rantsoen van ieders ziel is zijn rijkdom ; maar de arme hoort het schelden niet . * Het licht der rechtvaardigen zal zich verblijden ; maar de lamp der goddelozen zal uitgeblust worden . * Door hovaardigheid maakt men niet dan gekijf ; maar bij de beradenen is wijsheid . * Goed , van ijdelheid gekomen , zal verminderd worden ; maar die met de hand vergadert , zal het vermeerderen . * De uitgestelde hoop krenkt het hart ; maar de begeerte , die komt , is een boom des levens . * Die het woord veracht , die zal verdorven worden ; maar wie het gebod vreest , dien zal vergolden worden . * Des wijzen leer is een springader des levens , om af te wijken van de strikken des doods . * Goed verstand geeft aangenaamheid ; maar de weg der trouwelozen is streng . * Al wie kloekzinnig is , handelt met wetenschap ; maar een zot breidt dwaasheid uit . * Een goddeloze bode zal in het kwaad vallen ; maar een trouw gezant is medicijn . * Armoede en schande is desgenen , die de tucht verwerpt ; maar die de bestraffing waarneemt ; zal geeerd worden . * De begeerte , die geschiedt , is zoet voor de ziel ; maar het is den zotten een gruwel van het kwade af te wijken . * Die met de wijzen omgaat , zal wijs worden ; maar die der zotten metgezel is , zal verbroken worden . * Het kwaad zal de zondaars vervolgen ; maar den rechtvaardige zal men goed vergelden . * De goede zal zijner kinders kinderen doen erven ; maar het vermogen des zondaars is voor de rechtvaardige weggelegd . * Het ploegen der armen geeft veelheid der spijze ; maar daar is een , die verteerd wordt door gebrek van oordeel . * Die zijn roede inhoudt , haat zijn zoon ; maar die hem liefheeft , zoekt hem vroeg met tuchtiging . * De rechtvaardige eet tot verzadiging zijner ziel toe ; maar de buik der goddelozen zal gebrek hebben . * Elke wijze vrouw bouwt haar huis ; maar die zeer dwaas is , breekt het af met haar handen . * Die in zijn oprechtheid wandelt , vreest den HEERE ; maar die afwijkt in zijn wegen , veracht Hem . * In den mond des dwazen is een roede des hoogmoeds ; maar de lippen der wijzen bewaren hen . * Als er geen ossen zijn , zo is de krib rein ; maar door de kracht van den os is der inkomsten veel . * Een waarachtig getuige zal niet liegen ; maar een vals getuige blaast leugens . * De spotter zoekt wijsheid , en er is gene ; maar de wetenschap is voor den verstandige licht . * Ga weg van de tegenwoordigheid eens zotten mans ; want gij zoudt bij hem geen lippen der wetenschap merken . * De wijsheid des kloekzinnigen is zijn weg te verstaan ; maar dwaasheid der zotten is bedriegerij . * Elke dwaas zal de schuld verbloemen ; maar onder de oprechten is goedwilligheid . * Het hart kent zijn eigen bittere droefheid ; en een vreemde zal zich met deszelfs blijdschap niet vermengen . * Het huis der goddelozen zal verdelgd worden ; maar de tent der oprechten zal bloeien . * Er is een weg , die iemand recht schijnt ; maar het laatste van dien zijn wegen des doods . * Het hart zal ook in het lachen smart hebben ; en het laatste van die blijdschap is droefheid . * Die afkerig van hart is , zal van zijn wegen verzadigd worden ; maar een goed man van zichzelven . * De slechte gelooft alle woord ; maar de kloekzinnige merkt op zijn gang . * De wijze vreest , en wijkt van het kwade ; maar de zot is oplopende toornig , en zorgeloos . * Die haastig is tot toorn , zal dwaasheid doen ; en een man van schandelijke verdichtselen zal gehaat worden . * De slechten erven dwaasheid ; maar de kloekzinnigen zullen zich met wetenschap kronen . * De kwaden buigen voor het aangezicht der goeden neder , en de goddelozen voor de poorten des rechtvaardigen . * De arme wordt zelfs van zijn vriend gehaat ; maar de liefhebbers des rijken zijn vele . * Die zijn naaste veracht , zondigt ; maar die zich der nederigen ontfermt , die is welgelukzalig . * Dwalen zij niet , die kwaad stichten ? Maar weldadigheid en trouw is voor degenen , die goed stichten . * In allen smartelijke arbeid is overschot ; maar het woord der lippen strekt alleen tot gebrek . * Der wijzen kroon is hun rijkdom ; de dwaasheid der zotten is dwaasheid . * Een waarachtig getuige redt de zielen ; maar die leugens blaast , is een bedrieger . * In de vreze des HEEREN is een sterk vertrouwen , en Hij zal Zijn kinderen een Toevlucht wezen . * De vreze des HEEREN is een springader des levens , om af te wijken van de strikken des doods . * In de menigte des volks is des konings heerlijkheid ; maar in gebrek van volk is eens vorsten verstoring . * De lankmoedige is groot van verstand ; maar die haastig is van gemoed , verheft de dwaasheid . * Een gezond hart is het leven des vleses ; maar nijd is verrotting der beenderen . * Die den arme verdrukt , smaadt deszelfs Maker ; maar die zich des nooddruftigen ontfermt , eert Hem . * De goddeloze zal heengedreven worden in zijn kwaad ; maar de rechtvaardige betrouwt zelfs in zijn dood . * Wijsheid rust in het hart des verstandigen ; maar wat in het binnenste der zotten is , wordt bekend . * Gerechtigheid verhoogt een volk , maar de zonde is een schandvlek der natien . * Het welbehagen des konings is over een verstandigen knecht ; maar zijn verbolgenheid zal zijn over dengene , die beschaamd maakt . * Een zacht antwoord keert de grimmigheid af ; maar een smartend woord doet den toorn oprijzen . * De tong der wijzen maakt de wetenschap goed ; maar de mond der zotten stort overvloediglijk dwaasheid uit . * De ogen des HEEREN zijn in alle plaatsen , beschouwende de kwaden en de goeden . * De medicijn der tong is een boom des levens ; maar de verkeerdheid in dezelve is een breuk in den geest . * Een dwaas zal de tucht zijns vaders versmaden ; maar die de bestraffing waarneemt , zal kloekzinniglijk handelen . * In het huis des rechtvaardigen is een grote schat ; maar in des goddelozen inkomst is beroerte . * De lippen der wijzen zullen de wetenschap uitstrooien ; maar het hart der zotten niet alzo . * Het offer der goddelozen is den HEERE een gruwel ; maar het gebed der oprechten is Zijn welgevallen . * De weg der goddelozen is den HEERE een gruwel ; maar dien , die de gerechtigheid najaagt , zal Hij liefhebben . * De tucht is onaangenaam voor dengene die het pad verlaat ; en die de bestraffing haat , zal sterven . * De hel en het verderf zijn voor den HEERE ; hoeveel te meer de harten van des mensenkinderen ? * De spotter zal niet liefhebben , die hem bestraft ; hij zal niet gaan tot de wijzen . * Een vrolijk hart zal het aangezicht blijde maken ; maar door de smart des harten wordt de geest verslagen . * Een verstandig hart zal de wetenschap opzoeken ; maar de mond der zotten zal met dwaasheid gevoed worden . * Al de dagen des bedrukten zijn kwaad ; maar een vrolijk hart is een gedurige maaltijd . * Beter is weinig met de vreze des HEEREN , dan een grote schat , en onrust daarbij . * Beter is een gerecht van groen moes , waar ook liefde is , dan een gemeste os , en haat daarbij . * Een grimmig man zal gekijf verwekken ; maar de lankmoedige zal den twist stillen . * De weg des luiaards is als een doornheg ; maar het pad der oprechten is wel gebaand . * Een wijs zoon zal den vader verblijden ; maar een zot mens veracht zijn moeder . * De dwaasheid is den verstandeloze blijdschap ; maar een man van verstand zal recht wandelen . * De gedachten worden vernietigd , als er geen raad is ; maar door veelheid der raadslieden zal elkeen bestaan . * Een man heeft blijdschap in het antwoord zijns monds ; en hoe goed is een woord op zijn tijd ! * De weg des levens is den verstandige naar boven ; opdat hij afwijke van de hel , beneden . * Het huis der hovaardigen zal de HEERE afrukken ; maar de landpale der weduwe zal Hij vastzetten . * Des bozen gedachten zijn den HEERE een gruwel ; maar der reinen zijn liefelijke redenen . * Die gierigheid pleegt , beroert zijn huis ; maar die geschenken haat , zal leven . * Het hart des rechtvaardigen bedenkt zich , om te antwoorden ; maar de mond der goddelozen zal overvloediglijk kwade dingen uitstorten . * De HEERE is ver van de goddelozen ; maar het gebed der rechtvaardigen zal Hij verhoren . * Het licht der ogen verblijdt het hart ; een goed gerucht maakt het gebeente vet . * Het oor , dat de bestraffing des levens hoort , zal in het midden der wijzen vernachten . * Die de tucht verwerpt , die versmaadt zijn ziel ; maar die de bestraffing hoort , krijgt verstand . * De vreze des HEEREN is de tucht der wijsheid ; en de nederigheid gaat voor de eer . * De mens heeft schikkingen des harten ; maar het antwoord der tong is van den HEERE . * Alle wegen des mans zijn zuiver in zijn ogen ; maar de HEERE weegt de geesten . * Wentel uw werken op den HEERE , en uw gedachten zullen bevestigd worden . * De HEERE heeft alles gewrocht om Zijns Zelfs wil ; ja , ook den goddeloze tot den dag des kwaads . * Al wie hoog is van hart , is den HEERE een gruwel ; hand aan hand , zal hij niet onschuldig zijn . * Door goedertierenheid en trouw wordt de misdaad verzoend ; en door de vreze des HEEREN wijkt men af van het kwade . * Als iemands wegen den HEERE behagen , zo zal Hij ook zijn vijanden met hem bevredigen . * Beter is een weinig met gerechtigheid , dan de veelheid der inkomsten zonder recht . * Het hart des mensen overdenkt zijn weg ; maar de HEERE stiert zijn gang . * Waarzegging is op de lippen des konings ; zijn mond zal niet overtreden in het gericht . * Een rechte waag en weegschaal zijn des HEEREN ; alle weegstenen des zaks zijn Zijn werk . * Het is der koningen gruwel goddeloosheid te doen ; want door gerechtigheid wordt de troon bevestigd . * De lippen der gerechtigheid zijn het welgevallen der koningen ; en elkeen van hen zal liefhebben dien , die rechte dingen spreekt . * De grimmigheid des konings is als de boden des doods ; maar een wijs man zal die verzoenen . * In het licht van des konings aangezicht is leven ; en zijn welgevallen is als een wolk des spaden regens . * Hoeveel beter is het wijsheid te bekomen , dan uitgegraven goud , en uitnemender , verstand te bekomen , dan zilver ! * De baan der oprechten is van het kwaad af te wijken ; hij behoedt zijn ziel , die zijn weg bewaart . * Hovaardigheid is voor de verbreking , en hoogheid des geestes voor den val . * Het is beter nederig van geest te zijn met de zachtmoedigen , dan roof te delen met de hovaardigen . * Die op het woord verstandelijk let , zal het goede vinden ; en die op den HEERE vertrouwt , is welgelukzalig . * De wijze van hart zal verstandig genoemd worden ; en de zoetheid der lippen zal de lering vermeerderen . * Het verstand dergenen , die het bezitten , is een springader des levens ; maar de tucht der dwazen is dwaasheid . * Het hart eens wijzen maakt zijn mond verstandig , en zal op zijn lippen de lering vermeerderen . * Liefelijke redenen zijn een honigraat , zoet voor de ziel , en medicijn voor het gebeente . * Er is een weg , die iemand recht schijnt ; maar het laatste van dien zijn wegen des doods . * De ziel des arbeidzamen arbeidt voor zichzelven ; want zijn mond buigt zich voor hem . * Een Belialsman graaft kwaad ; en op zijn lippen is als brandend vuur . * Een verkeerd man zal krakeel inwerpen ; en een oorblazer scheidt den voornaamsten vriend . * Een man des gewelds verlokt zijn naaste , en hij leidt hem in een weg , die niet goed is . * Hij sluit zijn ogen , om verkeerdheden te bedenken ; zijn lippen bijtende , volbrengt hij het kwaad . * De grijsheid is een sierlijke kroon ; zij wordt op den weg der gerechtigheid gevonden . * De lankmoedige is beter dan de sterke ; en die heerst over zijn geest , dan die een stad inneemt . * Het lot wordt in den schoot geworpen ; maar het gehele beleid daarvan is van den HEERE . * Een droge bete , en rust daarbij , is beter , dan een huis vol van geslachte beesten met twist . * Een verstandig knecht zal heersen over een zoon , die beschaamd maakt , en in het midden der broederen zal hij erfenis delen . * De smeltkroes is voor het zilver , en de oven voor het goud ; maar de HEERE proeft de harten . * De boosdoener merkt op de ongerechtige lip ; een leugenaar neigt het oor tot de verkeerde tong . * Die den arme bespot , smaadt deszelfs Maker ; die zich verblijdt in het verderf , zal niet onschuldig zijn . * De kroon de ouden zijn de kindskinderen , en der kinderen sieraad zijn hun vaderen . * Een voortreffelijke lip past een dwaze niet , veelmin een prins een leugenachtige lip . * Het geschenk is in de ogen zijner heren een aangenaam gesteente ; waarhenen het zich zal wenden , zal het wel gedijen . * Die de overtreding toedekt , zoekt liefde ; maar die de zaak weder ophaalt , scheidt den voornaamsten vriend . * De bestraffing gaat dieper in den verstandige , dan den zot honderd maal te slaan . * Zekerlijk , de wederspannige zoekt het kwaad ; maar een wrede bode zal tegen hem gezonden worden . * Dat een beer , die van jongen beroofd is , een man tegemoet kome , maar niet een zot in zijn dwaasheid . * Die kwaad voor goed vergeldt , het kwaad zal van zijn huis niet wijken . * Het begin des krakeels is gelijk een , die het water opening geeft ; daarom verlaat den twist , eer hij zich vermengt . * Wie den goddeloze rechtvaardigt , en den rechtvaardige verdoemt , zijn den HEERE een gruwel , ja , die beiden . * Waarom toch zou in de hand des zots het koopgeld zijn , om wijsheid te kopen , dewijl hij geen verstand heeft ? * Een vriend heeft te aller tijd lief ; en een broeder wordt in de benauwdheid geboren . * Een verstandeloos mens klapt in de hand , zich borg stellende bij zijn naaste . * Die het gekijf liefheeft , heeft de overtreding lief ; die zijn deur verhoogt , zoekt verbreking . * Wie verdraaid is van hart , zal het goede niet vinden ; en die verkeerd is met zijn tong , zal in het kwaad vallen . * Wie een zot genereert , die zal hem tot droefheid zijn ; en de vader des dwazen zal zich niet verblijden . * Een blij hart zal een medicijn goed maken ; maar een verslagen geest zal het gebeente verdrogen . * De goddeloze zal het geschenk uit den schoot nemen , om de paden des rechts te buigen . * In het aangezicht des verstandigen is wijsheid ; maar de ogen des zots zijn in het einde der aarde . * Een zotte zoon is een verdriet voor zijn vader , en bittere droefheid voor degene , die hem gebaard heeft . * Het is niet goed , den rechtvaardige ook te doen boeten , dat de prinsen iemand slaan zouden om hetgeen recht is . * Wie wetenschap weet , houdt zijn woorden in ; en een man van verstand is kostelijk van geest . * Een dwaas zelfs , die zwijgt , zal wijs geacht worden , en die zijn lippen toesluit , verstandig . Spreuken 18 * Die zich afzondert , tracht naar wat begeerlijks ; hij vermengt zich in alle bestendige wijsheid . * De zot heeft geen lust aan verstandigheid , maar daarin , dat zijn hart zich ontdekt . * Als de goddeloze komt , komt ook de verachting en met schande versmaadheid . * De woorden van den mond eens mans zijn diepe wateren ; en de springader der wijsheid is een uitstortende beek . * Het is niet goed , het aangezicht des goddelozen aan te nemen , om den rechtvaardige in het gericht te buigen . * De lippen des zots komen in twist , en zijn mond roept naar slagen . * De mond des zots is hemzelven een verstoring , en zijn lippen een strik zijner ziel . * De woorden des oorblazers zijn als dergenen , die geslagen zijn , en die dalen in het binnenste des buiks . * Ook die zich slap aanstelt in zijn werk , die is een broeder van een doorbrenger . * De Naam des HEEREN is een Sterke Toren ; de rechtvaardige zal daarhenen lopen , en in een Hoog Vertrek gesteld worden . * Des rijken goed is de stad zijner sterkte , en als een verheven muur in zijn inbeelding . * Voor de verbreking zal des mensen hart zich verheffen ; en de nederigheid gaat voor de eer . * Die antwoord geeft , eer hij zal gehoord hebben , dat is hem dwaasheid en schande . * De geest eens mans zal zijn krankheid ondersteunen ; maar een verslagen geest , wie zal dien opheffen ? * Het hart der verstandigen bekomt wetenschap , en het oor der wijzen zoekt wetenschap . * De gift des mensen maakt hem ruimte , en zij geleidt hem voor het aangezicht der groten . * Die de eerste is in zijn twistzaak , schijnt rechtvaardig te zijn ; maar zijn naaste komt , en hij onderzoekt hem . * Het lot doet de geschillen ophouden , en maakt scheiding tussen machtigen . * Een broeder is wederspanniger dan een sterke stad ; en de geschillen zijn als een grendel van een paleis . * Van de vrucht van ieders mond zal zijn buik verzadigd worden ; hij zal verzadigd worden van de inkomst zijner lippen . * Dood en leven zijn in het geweld der tong ; en een ieder , die ze liefheeft , zal haar vrucht eten . * Die een vrouw gevonden heeft , heeft een goede zaak gevonden , en hij heeft welgevallen getrokken van den HEERE . * De arme spreekt smekingen ; maar de rijke antwoordt harde dingen . * Een man , die vrienden heeft , heeft zich vriendelijk te houden ; want er is een liefhebber , die meer aankleeft dan een broeder . * De arme , in zijn oprechtheid wandelende , is beter dan de verkeerde van lippen , en die een zot is . * Ook is de ziel zonder wetenschap niet goed ; en die met de voeten haastig is , zondigt . * De dwaasheid des mensen zal zijn weg verkeren ; en zijn hart zal zich tegen den HEERE vergrammen . * Het goed brengt veel vrienden toe ; maar de arme wordt van zijn vriend gescheiden . * Een vals getuige zal niet onschuldig zijn ; en die leugen blaast , zal niet ontkomen . * Velen smeken het aangezicht des prinsen ; en een ieder is een vriend desgenen , die giften geeft . * Al de broeders des armen haten hem ; hoeveel te meer gaan zijn vrienden verre van hem ! Hij loopt hen na met woorden die niets zijn . * Die verstand bekomt , heeft zijn ziel lief ; hij neemt de verstandigheid waar , om het goede te vinden . * Een vals getuige zal niet onschuldig zijn ; en die leugen blaast , zal vergaan . * De weelde staat een zot niet wel ; hoeveel te min een knecht te heersen over vorsten ! * Het verstand des mensen vertrekt zijn toorn ; en zijn sieraad is de overtreding voorbij te gaan . * Des konings gramschap is als het brullen eens jongen leeuws ; maar zijn welgevallen is als dauw op het kruid . * Een zotte zoon is zijn vader grote ellende ; en de kijvingen ener vrouw als een gestadig druipen . * Huis en goed is een erve van de vaderen ; maar een verstandige vrouw is van den HEERE . * Luiheid doet in diepen slaap vallen ; en een bedriegelijke ziel zal hongeren . * Die het gebod bewaart , bewaart zijn ziel ; die zijn wegen veracht , zal sterven . * Die zich des armen ontfermt , leent den HEERE , en Hij zal hem zijn weldaad vergelden . * Tuchtig uw zoon , als er nog hoop is ; maar verhef uw ziel niet , om hem te doden . * Die groot is van grimmigheid , zal straf dragen ; want zo gij hem uitredt , zo zult gij nog moeten voortvaren . * Hoor raad , en ontvang tucht , opdat gij in uw laatste wijs zijt . * In het hart des mans zijn veel gedachten ; maar de raad des HEEREN , die zal bestaan . * De wens des mensen is zijn weldadigheid ; maar de arme is beter dan een leugenachtig man . * De vreze des HEEREN is ten leven ; want men zal verzadigd zijnde vernachten ; met het kwaad zal men niet bezocht worden . * Een luiaard verbergt de hand in den boezem , en hij zal ze niet weder aan zijn mond brengen . * Sla de spotter , zo zal de slechte kloekzinnig worden ; en bestraf den verstandige , hij zal wetenschap begrijpen . * Wie de vader verwoest , of de moeder verjaagt , is een zoon , die beschaamd maakt , en schande aandoet . * Laat af , mijn zoon , horende de tucht , af te dwalen van de redenen der wetenschap . * Een Belialsgetuige bespot het recht ; en de mond der goddelozen slokt de ongerechtigheid in . * Gerichten zijn voor de spotters bereid , en slagen voor den rug der zotten .

Seeker Overlay: Off On

[BookofProverbs] [Proverbs] [Proverbs:1] [Proverbs:2] [Discuss] Tag Proverbs:1:20-33 [Audio][Presentation]
Bible:
Bible:
Book: