Proverbs:1:20-33
Seeker Overlay ON
*
De opperste Wijsheid roept overluid daar buiten ;
Zij verheft haar stem op de straten .
*
Zij roept in het voorste der woelingen ;
aan de deuren der poorten spreekt Zij Haar redenen in de stad ;
*
Gij slechten !
hoe lang zult gij de slechtigheid beminnen ,
en de spotters voor zich de spotternij begeren ,
en de zotten wetenschap haten ?
*
Keert u tot Mijn bestraffing ;
ziet ,
Ik zal Mijn Geest ulieden overvloediglijk uitstorten ;
Ik zal Mijn woorden u bekend maken .
*
Dewijl Ik geroepen heb ,
en gijlieden geweigerd hebt ;
Mijn hand uitgestrekt heb ,
en er niemand was ,
die opmerkte ;
*
En gij al Mijn raad verworpen ,
en Mijn bestraffing niet gewild hebt ;
*
Zo zal Ik ook in ulieder verderf lachen ;
Ik zal spotten ,
wanneer uw vreze komt .
*
Wanneer uw vreze komt gelijk een verwoesting ,
en uw verderf aankomt als een wervelwind ;
wanneer u benauwdheid en angst overkomt ;
*
Dan zullen zij tot Mij roepen ,
maar Ik zal niet antwoorden ;
zij zullen Mij vroeg zoeken ,
maar zullen Mij niet vinden ;
*
Daarom ,
dat zij de wetenschap gehaat hebben ,
en de vreze des HEEREN niet hebben verkoren .
*
Zij hebben in Mijn raad niet bewilligd ;
al Mijn bestraffingen hebben zij versmaad ;
*
Zo zullen zij eten van de vrucht van hun weg ,
en zich verzadigen met hun raadslagen .
*
Want de afkering der slechten zal hen doden ,
en de voorspoed der zotten zal hen verderven .
*
De spreuken van Salomo .
Een wijs zoon verblijdt den vader ;
maar een zot zoon is zijner moeder droefheid .
*
Schatten der goddeloosheid doen geen nut ;
maar de gerechtigheid redt van den dood .
*
De HEERE laat de ziel des rechtvaardigen niet hongeren ;
maar de have der goddelozen stoot Hij weg .
*
Die met een bedriegelijke hand werkt ,
wordt arm ;
maar de hand der vlijtigen maakt rijk .
*
Die in den zomer vergadert ,
is een verstandig zoon ;
maar die in den oogst vast slaapt ,
is een zoon die beschaamd maakt .
*
Zegeningen zijn op het hoofd des rechtvaardigen ;
maar het geweld bedekt den mond der goddelozen .
*
De gedachtenis des rechtvaardigen zal tot zegening zijn ;
maar de naam der goddelozen zal verrotten .
*
Die wijs van hart is ,
neemt de geboden aan ;
maar die dwaas is van lippen ,
zal omgeworpen worden .
*
Die in oprechtheid wandelt ,
wandelt zeker ;
maar die zijn wegen verkeert ,
zal bekend worden .
*
Die met het oog wenkt ,
richt smart aan ;
en een dwaas van lippen zal omgeworpen worden .
*
De mond des rechtvaardigen is een springader des levens ;
maar het geweld bedekt den mond der goddelozen .
*
Haat verwekt krakelen ;
maar de liefde dekt alle overtredingen toe .
*
In de lippen des verstandigen wordt wijsheid gevonden ;
maar op den rug des verstandelozen de roede .
*
De wijzen leggen wetenschap weg ;
maar den mond des dwazen is de verstoring nabij .
*
Des rijken goed is een stad zijner sterkte ;
de armoede der geringen is hun verstoring .
*
Het werk des rechtvaardigen is ten leven ;
de inkomst des goddelozen is ter zonde .
*
Het pad tot het leven is desgenen die de tucht bewaart ;
maar die de bestraffing verlaat ,
doet dwalen .
*
Die den haat bedekt ,
is van valse lippen ,
en die een kwaad gerucht voortbrengt ,
is een zot .
*
In de veelheid der woorden ontbreekt de overtreding niet ;
maar die zijn lippen wederhoudt ,
is kloek verstandig .
*
De tong des rechtvaardigen is uitgelezen zilver ;
het hart der goddelozen is weinig waard .
*
De lippen des rechtvaardigen voeden er velen ;
maar de dwazen sterven door gebrek van verstand .
*
De zegen des HEEREN ,
die maakt rijk ;
en Hij voegt er geen smart bij .
*
Het is voor den zot als spel ,
schandelijkheid te doen ;
maar voor een man van verstand ,
wijsheid te plegen .
*
De vreze des goddelozen ,
die zal hem overkomen ;
maar de begeerte der rechtvaardigen zal God geven .
*
Gelijk een wervelwind voorbijgaat ,
alzo is de goddeloze niet meer ;
maar de rechtvaardige is een eeuwige grondvest .
*
Gelijk edik den tanden ,
en gelijk rook den ogen is zo is de luie dengenen ,
die hem uitzenden .
*
De vreze des HEEREN vermeerdert de dagen ;
maar de jaren der goddelozen worden verkort .
*
De hoop der rechtvaardigen is blijdschap ;
maar de verwachting der goddelozen zal vergaan .
*
De weg des HEEREN is voor den oprechte sterkte ;
maar voor de werkers der ongerechtigheid verstoring .
*
De rechtvaardige zal in eeuwigheid niet bewogen worden ;
maar de goddelozen zullen de aarde niet bewonen .
*
De mond des rechtvaardigen brengt overvloediglijk wijsheid voort ;
maar de tong der verkeerdheden zal uitgeroeid worden .
*
De lippen des rechtvaardigen weten wat welgevallig is ;
maar de mond der goddelozen enkel verkeerdheid .
*
Een bedriegelijke weegschaal is den HEERE een gruwel ;
maar een volkomen weegsteen is Zijn welgevallen .
*
Als de hovaardigheid komt ,
zal de schande ook komen ;
maar met de ootmoedigen is wijsheid .
*
De oprechtheid der oprechten leidt hen ;
maar de verkeerdheid der trouwelozen verstoort hen .
*
Goed doet geen nut ten dage der verbolgenheid ;
maar de gerechtigheid redt van den dood .
*
De gerechtigheid des oprechten maakt zijn weg recht ;
maar de goddeloze valt door zijn goddeloosheid .
*
De gerechtigheid der vromen zal hen redden ;
maar de trouwelozen worden gevangen in hun verkeerdheid .
*
Als de goddeloze mens sterft ,
vergaat zijn verwachting ;
zelfs is de allersterkste hoop vergaan .
*
De rechtvaardige wordt uit benauwdheid bevrijd ;
en de goddeloze komt in zijn plaats .
*
De huichelaar verderft zijn naaste door den mond ;
maar door wetenschap worden de rechtvaardigen bevrijd .
*
Een stad springt op van vreugde over het welvaren der rechtvaardigen ;
en als de goddelozen vergaan ,
is er gejuich .
*
Door den zegen der oprechten wordt een stad verheven ;
maar door den mond der goddelozen wordt zij verbroken .
*
Die verstandeloos is ,
veracht zijn naaste ;
maar een man van groot verstand zwijgt stil .
*
Die als een achterklapper wandelt ,
openbaart het heimelijke ;
maar die getrouw is van geest ,
bedekt de zaak .
*
Als er geen wijze raadslagen zijn ,
vervalt het volk ;
maar de behoudenis is in de veelheid der raadslieden .
*
Als iemand voor een vreemde borg geworden is ,
hij zal zekerlijk verbroken worden ;
maar wie degenen haat ,
die in de hand klappen ,
is zeker .
*
Een aangename huisvrouw houdt de eer vast ,
gelijk de geweldigen den rijkdom vasthouden .
*
Een goedertieren mens doet zijn ziel wel ;
maar die wreed is ,
beroert zijn vlees .
*
De goddeloze doet een vals werk ;
maar voor degene ,
die gerechtigheid zaait ,
is trouwe loon .
*
Alzo is de gerechtigheid ten leven ,
gelijk die het kwade najaagt ,
naar zijn dood jaagt .
*
De verkeerden van hart zijn den HEERE een gruwel ;
maar de oprechten van weg zijn Zijn welgevallen .
*
Hand aan hand zal de boze niet onschuldig zijn ;
maar het zaad der rechtvaardigen zal ontkomen .
*
Een schone vrouw ,
die van rede afwijkt ,
is een gouden bagge in een varkenssnuit .
*
De begeerte der rechtvaardigen is alleenlijk het goede ;
maar de verwachting der goddelozen is verbolgenheid .
*
Er is een ,
die uitstrooit ,
denwelken nog meer toegedaan wordt ;
en een ,
die meer inhoudt dan recht is ,
maar het is tot gebrek .
*
De zegenende ziel zal vet gemaakt worden ;
en die bevochtigt ,
zal ook zelf een vroege regen worden .
*
Wie koren inhoudt ,
dien vloekt het volk ;
maar de zegening zal zijn over het hoofd des verkopers .
*
Wie het goede vroeg nazoekt ,
zoekt welgevalligheid ;
maar wie het kwade natracht ,
dien zal het overkomen .
*
Wie op zijn rijkdom vertrouwt ,
die zal vallen ;
maar de rechtvaardigen zullen groenen als loof .
*
Wie zijn huis beroert ,
zal wind erven ;
en de dwaas zal een knecht zijn desgenen ,
die wijs van hart is .
*
De vrucht des rechtvaardigen is een boom des levens ;
en wie zielen vangt ,
is wijs .
*
Ziet ,
den rechtvaardige wordt vergolden op de aarde ,
hoeveel te meer den goddeloze en zondaar !
Spreuken 12
*
Wie de tucht liefheeft ,
die heeft de wetenschap lief ;
maar wie de bestraffing haat ,
is onvernuftig .
*
De goede zal een welgevallen trekken van den HEERE ;
maar een man van schandelijke verdichtselen zal Hij verdoemen .
*
De mens zal niet bevestigd worden door goddeloosheid ;
maar de wortel der rechtvaardigen zal niet bewogen worden .
*
Een kloeke huisvrouw is een kroon haars heren ;
maar die beschaamt maakt ,
is als verrotting in zijn beenderen .
*
Der rechtvaardigen gedachten zijn recht ;
der goddelozen raadslagen zijn bedrog .
*
De woorden der goddelozen zijn om op bloed te loeren ;
maar de mond der oprechten zal ze redden .
*
De goddelozen worden omgekeerd ,
dat zij niet meer zijn ;
maar het huis der rechtvaardigen zal bestaan .
*
Een ieder zal geprezen worden ,
naardat zijn verstandigheid is ;
maar die verkeerd van hart is ,
zal tot verachting wezen .
*
Beter is ,
die zich gering acht ,
en een knecht heeft ,
dan die zichzelven eert ,
en des broods gebrek heeft .
*
De rechtvaardige kent het leven van zijn beest ;
maar de barmhartigheden der goddelozen zijn wreed .
*
Die zijn land bouwt ,
zal van brood verzadigd worden ;
maar die ijdele mensen volgt ,
is verstandeloos .
*
De goddeloze begeert het net der bozen ;
maar de wortel der rechtvaardigen zal uitgeven .
*
In de overtreding der lippen is de strik des bozen ;
maar de rechtvaardige zal uit de benauwdheid uitkomen .
*
Een ieder wordt van de vrucht des monds met goed verzadigd ;
en de vergelding van des mensen handen zal hij tot zich wederbrengen .
*
De weg des dwazen is recht in zijn ogen ;
maar die naar raad hoort ,
is wijs .
*
De toorn des dwazen wordt ten zelven dage bekend ;
maar die kloekzinnig is ,
bedekt de schande .
*
Die waarheid voortbrengt ,
maakt gerechtigheid bekend ;
maar een getuige der valsheden ,
bedrog .
*
Daar is een ,
die woorden als steken van een zwaard onbedachtelijk uitspreekt ;
maar de tong der wijzen is medicijn .
*
Een waarachtige lip zal bevestigd worden in eeuwigheid ;
maar een valse tong is maar voor een ogenblik .
*
Bedrog is in het hart dergenen ,
die kwaad smeden ;
maar degenen die vrede raden ,
hebben blijdschap .
*
Den rechtvaardigen zal geen leed wedervaren ;
maar de goddelozen zullen met kwaad vervuld worden .
*
Valse lippen zijn den HEERE een gruwel ;
maar die trouwelijk handelen ,
zijn Zijn welgevallen .
*
Een kloekzinnig mens bedekt de wetenschap ;
maar het hart der zotten roept dwaasheid uit .
*
De hand der vlijtigen zal heersen ;
maar de bedriegers zullen onder cijns wezen .
*
Bekommernis in het hart des mensen buigt het neder ;
maar een goed woord verblijdt het .
*
De rechtvaardige is voortreffelijker dan zijn naaste ;
maar de weg der goddelozen doet hen dwalen .
*
Een bedrieger zal zijn jachtvang niet braden ;
maar het kostelijk goed des mensen is des vlijtigen .
*
In het pad der gerechtigheid is het leven ;
en in den weg van haar voetpad is de dood niet .
Spreuken 13
*
Een wijs zoon hoort de tucht des vaders ;
maar een spotter hoort de bestraffing niet .
*
Een ieder zal van de vrucht des monds het goede eten ;
maar de ziel der trouwelozen het geweld .
*
Die zijn mond bewaart ,
behoudt zijn ziel ;
maar voor hem is verstoring ,
die zijn lippen wijd opendoet .
*
De ziel des luiaards is begerig ,
doch er is niets ;
maar de ziel der vlijtigen zal vet gemaakt worden .
*
De rechtvaardige haat leugentaal ;
maar de goddeloze maakt zich stinkende ,
en doet zich schaamte aan .
*
De gerechtigheid bewaart den oprechte van weg ;
maar de goddeloosheid zal den zondaar omkeren .
*
Er is een ,
die zichzelven rijk maakt ,
en niet met al heeft ,
en een ,
die zichzelven arm maakt ,
en heeft veel goed .
*
Het rantsoen van ieders ziel is zijn rijkdom ;
maar de arme hoort het schelden niet .
*
Het licht der rechtvaardigen zal zich verblijden ;
maar de lamp der goddelozen zal uitgeblust worden .
*
Door hovaardigheid maakt men niet dan gekijf ;
maar bij de beradenen is wijsheid .
*
Goed ,
van ijdelheid gekomen ,
zal verminderd worden ;
maar die met de hand vergadert ,
zal het vermeerderen .
*
De uitgestelde hoop krenkt het hart ;
maar de begeerte ,
die komt ,
is een boom des levens .
*
Die het woord veracht ,
die zal verdorven worden ;
maar wie het gebod vreest ,
dien zal vergolden worden .
*
Des wijzen leer is een springader des levens ,
om af te wijken van de strikken des doods .
*
Goed verstand geeft aangenaamheid ;
maar de weg der trouwelozen is streng .
*
Al wie kloekzinnig is ,
handelt met wetenschap ;
maar een zot breidt dwaasheid uit .
*
Een goddeloze bode zal in het kwaad vallen ;
maar een trouw gezant is medicijn .
*
Armoede en schande is desgenen ,
die de tucht verwerpt ;
maar die de bestraffing waarneemt ;
zal geeerd worden .
*
De begeerte ,
die geschiedt ,
is zoet voor de ziel ;
maar het is den zotten een gruwel van het kwade af te wijken .
*
Die met de wijzen omgaat ,
zal wijs worden ;
maar die der zotten metgezel is ,
zal verbroken worden .
*
Het kwaad zal de zondaars vervolgen ;
maar den rechtvaardige zal men goed vergelden .
*
De goede zal zijner kinders kinderen doen erven ;
maar het vermogen des zondaars is voor de rechtvaardige weggelegd .
*
Het ploegen der armen geeft veelheid der spijze ;
maar daar is een ,
die verteerd wordt door gebrek van oordeel .
*
Die zijn roede inhoudt ,
haat zijn zoon ;
maar die hem liefheeft ,
zoekt hem vroeg met tuchtiging .
*
De rechtvaardige eet tot verzadiging zijner ziel toe ;
maar de buik der goddelozen zal gebrek hebben .
*
Elke wijze vrouw bouwt haar huis ;
maar die zeer dwaas is ,
breekt het af met haar handen .
*
Die in zijn oprechtheid wandelt ,
vreest den HEERE ;
maar die afwijkt in zijn wegen ,
veracht Hem .
*
In den mond des dwazen is een roede des hoogmoeds ;
maar de lippen der wijzen bewaren hen .
*
Als er geen ossen zijn ,
zo is de krib rein ;
maar door de kracht van den os is der inkomsten veel .
*
Een waarachtig getuige zal niet liegen ;
maar een vals getuige blaast leugens .
*
De spotter zoekt wijsheid ,
en er is gene ;
maar de wetenschap is voor den verstandige licht .
*
Ga weg van de tegenwoordigheid eens zotten mans ;
want gij zoudt bij hem geen lippen der wetenschap merken .
*
De wijsheid des kloekzinnigen is zijn weg te verstaan ;
maar dwaasheid der zotten is bedriegerij .
*
Elke dwaas zal de schuld verbloemen ;
maar onder de oprechten is goedwilligheid .
*
Het hart kent zijn eigen bittere droefheid ;
en een vreemde zal zich met deszelfs blijdschap niet vermengen .
*
Het huis der goddelozen zal verdelgd worden ;
maar de tent der oprechten zal bloeien .
*
Er is een weg ,
die iemand recht schijnt ;
maar het laatste van dien zijn wegen des doods .
*
Het hart zal ook in het lachen smart hebben ;
en het laatste van die blijdschap is droefheid .
*
Die afkerig van hart is ,
zal van zijn wegen verzadigd worden ;
maar een goed man van zichzelven .
*
De slechte gelooft alle woord ;
maar de kloekzinnige merkt op zijn gang .
*
De wijze vreest ,
en wijkt van het kwade ;
maar de zot is oplopende toornig ,
en zorgeloos .
*
Die haastig is tot toorn ,
zal dwaasheid doen ;
en een man van schandelijke verdichtselen zal gehaat worden .
*
De slechten erven dwaasheid ;
maar de kloekzinnigen zullen zich met wetenschap kronen .
*
De kwaden buigen voor het aangezicht der goeden neder ,
en de goddelozen voor de poorten des rechtvaardigen .
*
De arme wordt zelfs van zijn vriend gehaat ;
maar de liefhebbers des rijken zijn vele .
*
Die zijn naaste veracht ,
zondigt ;
maar die zich der nederigen ontfermt ,
die is welgelukzalig .
*
Dwalen zij niet ,
die kwaad stichten ?
Maar weldadigheid en trouw is voor degenen ,
die goed stichten .
*
In allen smartelijke arbeid is overschot ;
maar het woord der lippen strekt alleen tot gebrek .
*
Der wijzen kroon is hun rijkdom ;
de dwaasheid der zotten is dwaasheid .
*
Een waarachtig getuige redt de zielen ;
maar die leugens blaast ,
is een bedrieger .
*
In de vreze des HEEREN is een sterk vertrouwen ,
en Hij zal Zijn kinderen een Toevlucht wezen .
*
De vreze des HEEREN is een springader des levens ,
om af te wijken van de strikken des doods .
*
In de menigte des volks is des konings heerlijkheid ;
maar in gebrek van volk is eens vorsten verstoring .
*
De lankmoedige is groot van verstand ;
maar die haastig is van gemoed ,
verheft de dwaasheid .
*
Een gezond hart is het leven des vleses ;
maar nijd is verrotting der beenderen .
*
Die den arme verdrukt ,
smaadt deszelfs Maker ;
maar die zich des nooddruftigen ontfermt ,
eert Hem .
*
De goddeloze zal heengedreven worden in zijn kwaad ;
maar de rechtvaardige betrouwt zelfs in zijn dood .
*
Wijsheid rust in het hart des verstandigen ;
maar wat in het binnenste der zotten is ,
wordt bekend .
*
Gerechtigheid verhoogt een volk ,
maar de zonde is een schandvlek der natien .
*
Het welbehagen des konings is over een verstandigen knecht ;
maar zijn verbolgenheid zal zijn over dengene ,
die beschaamd maakt .
*
Een zacht antwoord keert de grimmigheid af ;
maar een smartend woord doet den toorn oprijzen .
*
De tong der wijzen maakt de wetenschap goed ;
maar de mond der zotten stort overvloediglijk dwaasheid uit .
*
De ogen des HEEREN zijn in alle plaatsen ,
beschouwende de kwaden en de goeden .
*
De medicijn der tong is een boom des levens ;
maar de verkeerdheid in dezelve is een breuk in den geest .
*
Een dwaas zal de tucht zijns vaders versmaden ;
maar die de bestraffing waarneemt ,
zal kloekzinniglijk handelen .
*
In het huis des rechtvaardigen is een grote schat ;
maar in des goddelozen inkomst is beroerte .
*
De lippen der wijzen zullen de wetenschap uitstrooien ;
maar het hart der zotten niet alzo .
*
Het offer der goddelozen is den HEERE een gruwel ;
maar het gebed der oprechten is Zijn welgevallen .
*
De weg der goddelozen is den HEERE een gruwel ;
maar dien ,
die de gerechtigheid najaagt ,
zal Hij liefhebben .
*
De tucht is onaangenaam voor dengene die het pad verlaat ;
en die de bestraffing haat ,
zal sterven .
*
De hel en het verderf zijn voor den HEERE ;
hoeveel te meer de harten van des mensenkinderen ?
*
De spotter zal niet liefhebben ,
die hem bestraft ;
hij zal niet gaan tot de wijzen .
*
Een vrolijk hart zal het aangezicht blijde maken ;
maar door de smart des harten wordt de geest verslagen .
*
Een verstandig hart zal de wetenschap opzoeken ;
maar de mond der zotten zal met dwaasheid gevoed worden .
*
Al de dagen des bedrukten zijn kwaad ;
maar een vrolijk hart is een gedurige maaltijd .
*
Beter is weinig met de vreze des HEEREN ,
dan een grote schat ,
en onrust daarbij .
*
Beter is een gerecht van groen moes ,
waar ook liefde is ,
dan een gemeste os ,
en haat daarbij .
*
Een grimmig man zal gekijf verwekken ;
maar de lankmoedige zal den twist stillen .
*
De weg des luiaards is als een doornheg ;
maar het pad der oprechten is wel gebaand .
*
Een wijs zoon zal den vader verblijden ;
maar een zot mens veracht zijn moeder .
*
De dwaasheid is den verstandeloze blijdschap ;
maar een man van verstand zal recht wandelen .
*
De gedachten worden vernietigd ,
als er geen raad is ;
maar door veelheid der raadslieden zal elkeen bestaan .
*
Een man heeft blijdschap in het antwoord zijns monds ;
en hoe goed is een woord op zijn tijd !
*
De weg des levens is den verstandige naar boven ;
opdat hij afwijke van de hel ,
beneden .
*
Het huis der hovaardigen zal de HEERE afrukken ;
maar de landpale der weduwe zal Hij vastzetten .
*
Des bozen gedachten zijn den HEERE een gruwel ;
maar der reinen zijn liefelijke redenen .
*
Die gierigheid pleegt ,
beroert zijn huis ;
maar die geschenken haat ,
zal leven .
*
Het hart des rechtvaardigen bedenkt zich ,
om te antwoorden ;
maar de mond der goddelozen zal overvloediglijk kwade dingen uitstorten .
*
De HEERE is ver van de goddelozen ;
maar het gebed der rechtvaardigen zal Hij verhoren .
*
Het licht der ogen verblijdt het hart ;
een goed gerucht maakt het gebeente vet .
*
Het oor ,
dat de bestraffing des levens hoort ,
zal in het midden der wijzen vernachten .
*
Die de tucht verwerpt ,
die versmaadt zijn ziel ;
maar die de bestraffing hoort ,
krijgt verstand .
*
De vreze des HEEREN is de tucht der wijsheid ;
en de nederigheid gaat voor de eer .
*
De mens heeft schikkingen des harten ;
maar het antwoord der tong is van den HEERE .
*
Alle wegen des mans zijn zuiver in zijn ogen ;
maar de HEERE weegt de geesten .
*
Wentel uw werken op den HEERE ,
en uw gedachten zullen bevestigd worden .
*
De HEERE heeft alles gewrocht om Zijns Zelfs wil ;
ja ,
ook den goddeloze tot den dag des kwaads .
*
Al wie hoog is van hart ,
is den HEERE een gruwel ;
hand aan hand ,
zal hij niet onschuldig zijn .
*
Door goedertierenheid en trouw wordt de misdaad verzoend ;
en door de vreze des HEEREN wijkt men af van het kwade .
*
Als iemands wegen den HEERE behagen ,
zo zal Hij ook zijn vijanden met hem bevredigen .
*
Beter is een weinig met gerechtigheid ,
dan de veelheid der inkomsten zonder recht .
*
Het hart des mensen overdenkt zijn weg ;
maar de HEERE stiert zijn gang .
*
Waarzegging is op de lippen des konings ;
zijn mond zal niet overtreden in het gericht .
*
Een rechte waag en weegschaal zijn des HEEREN ;
alle weegstenen des zaks zijn Zijn werk .
*
Het is der koningen gruwel goddeloosheid te doen ;
want door gerechtigheid wordt de troon bevestigd .
*
De lippen der gerechtigheid zijn het welgevallen der koningen ;
en elkeen van hen zal liefhebben dien ,
die rechte dingen spreekt .
*
De grimmigheid des konings is als de boden des doods ;
maar een wijs man zal die verzoenen .
*
In het licht van des konings aangezicht is leven ;
en zijn welgevallen is als een wolk des spaden regens .
*
Hoeveel beter is het wijsheid te bekomen ,
dan uitgegraven goud ,
en uitnemender ,
verstand te bekomen ,
dan zilver !
*
De baan der oprechten is van het kwaad af te wijken ;
hij behoedt zijn ziel ,
die zijn weg bewaart .
*
Hovaardigheid is voor de verbreking ,
en hoogheid des geestes voor den val .
*
Het is beter nederig van geest te zijn met de zachtmoedigen ,
dan roof te delen met de hovaardigen .
*
Die op het woord verstandelijk let ,
zal het goede vinden ;
en die op den HEERE vertrouwt ,
is welgelukzalig .
*
De wijze van hart zal verstandig genoemd worden ;
en de zoetheid der lippen zal de lering vermeerderen .
*
Het verstand dergenen ,
die het bezitten ,
is een springader des levens ;
maar de tucht der dwazen is dwaasheid .
*
Het hart eens wijzen maakt zijn mond verstandig ,
en zal op zijn lippen de lering vermeerderen .
*
Liefelijke redenen zijn een honigraat ,
zoet voor de ziel ,
en medicijn voor het gebeente .
*
Er is een weg ,
die iemand recht schijnt ;
maar het laatste van dien zijn wegen des doods .
*
De ziel des arbeidzamen arbeidt voor zichzelven ;
want zijn mond buigt zich voor hem .
*
Een Belialsman graaft kwaad ;
en op zijn lippen is als brandend vuur .
*
Een verkeerd man zal krakeel inwerpen ;
en een oorblazer scheidt den voornaamsten vriend .
*
Een man des gewelds verlokt zijn naaste ,
en hij leidt hem in een weg ,
die niet goed is .
*
Hij sluit zijn ogen ,
om verkeerdheden te bedenken ;
zijn lippen bijtende ,
volbrengt hij het kwaad .
*
De grijsheid is een sierlijke kroon ;
zij wordt op den weg der gerechtigheid gevonden .
*
De lankmoedige is beter dan de sterke ;
en die heerst over zijn geest ,
dan die een stad inneemt .
*
Het lot wordt in den schoot geworpen ;
maar het gehele beleid daarvan is van den HEERE .
*
Een droge bete ,
en rust daarbij ,
is beter ,
dan een huis vol van geslachte beesten met twist .
*
Een verstandig knecht zal heersen over een zoon ,
die beschaamd maakt ,
en in het midden der broederen zal hij erfenis delen .
*
De smeltkroes is voor het zilver ,
en de oven voor het goud ;
maar de HEERE proeft de harten .
*
De boosdoener merkt op de ongerechtige lip ;
een leugenaar neigt het oor tot de verkeerde tong .
*
Die den arme bespot ,
smaadt deszelfs Maker ;
die zich verblijdt in het verderf ,
zal niet onschuldig zijn .
*
De kroon de ouden zijn de kindskinderen ,
en der kinderen sieraad zijn hun vaderen .
*
Een voortreffelijke lip past een dwaze niet ,
veelmin een prins een leugenachtige lip .
*
Het geschenk is in de ogen zijner heren een aangenaam gesteente ;
waarhenen het zich zal wenden ,
zal het wel gedijen .
*
Die de overtreding toedekt ,
zoekt liefde ;
maar die de zaak weder ophaalt ,
scheidt den voornaamsten vriend .
*
De bestraffing gaat dieper in den verstandige ,
dan den zot honderd maal te slaan .
*
Zekerlijk ,
de wederspannige zoekt het kwaad ;
maar een wrede bode zal tegen hem gezonden worden .
*
Dat een beer ,
die van jongen beroofd is ,
een man tegemoet kome ,
maar niet een zot in zijn dwaasheid .
*
Die kwaad voor goed vergeldt ,
het kwaad zal van zijn huis niet wijken .
*
Het begin des krakeels is gelijk een ,
die het water opening geeft ;
daarom verlaat den twist ,
eer hij zich vermengt .
*
Wie den goddeloze rechtvaardigt ,
en den rechtvaardige verdoemt ,
zijn den HEERE een gruwel ,
ja ,
die beiden .
*
Waarom toch zou in de hand des zots het koopgeld zijn ,
om wijsheid te kopen ,
dewijl hij geen verstand heeft ?
*
Een vriend heeft te aller tijd lief ;
en een broeder wordt in de benauwdheid geboren .
*
Een verstandeloos mens klapt in de hand ,
zich borg stellende bij zijn naaste .
*
Die het gekijf liefheeft ,
heeft de overtreding lief ;
die zijn deur verhoogt ,
zoekt verbreking .
*
Wie verdraaid is van hart ,
zal het goede niet vinden ;
en die verkeerd is met zijn tong ,
zal in het kwaad vallen .
*
Wie een zot genereert ,
die zal hem tot droefheid zijn ;
en de vader des dwazen zal zich niet verblijden .
*
Een blij hart zal een medicijn goed maken ;
maar een verslagen geest zal het gebeente verdrogen .
*
De goddeloze zal het geschenk uit den schoot nemen ,
om de paden des rechts te buigen .
*
In het aangezicht des verstandigen is wijsheid ;
maar de ogen des zots zijn in het einde der aarde .
*
Een zotte zoon is een verdriet voor zijn vader ,
en bittere droefheid voor degene ,
die hem gebaard heeft .
*
Het is niet goed ,
den rechtvaardige ook te doen boeten ,
dat de prinsen iemand slaan zouden om hetgeen recht is .
*
Wie wetenschap weet ,
houdt zijn woorden in ;
en een man van verstand is kostelijk van geest .
*
Een dwaas zelfs ,
die zwijgt ,
zal wijs geacht worden ,
en die zijn lippen toesluit ,
verstandig .
Spreuken 18
*
Die zich afzondert ,
tracht naar wat begeerlijks ;
hij vermengt zich in alle bestendige wijsheid .
*
De zot heeft geen lust aan verstandigheid ,
maar daarin ,
dat zijn hart zich ontdekt .
*
Als de goddeloze komt ,
komt ook de verachting en met schande versmaadheid .
*
De woorden van den mond eens mans zijn diepe wateren ;
en de springader der wijsheid is een uitstortende beek .
*
Het is niet goed ,
het aangezicht des goddelozen aan te nemen ,
om den rechtvaardige in het gericht te buigen .
*
De lippen des zots komen in twist ,
en zijn mond roept naar slagen .
*
De mond des zots is hemzelven een verstoring ,
en zijn lippen een strik zijner ziel .
*
De woorden des oorblazers zijn als dergenen ,
die geslagen zijn ,
en die dalen in het binnenste des buiks .
*
Ook die zich slap aanstelt in zijn werk ,
die is een broeder van een doorbrenger .
*
De Naam des HEEREN is een Sterke Toren ;
de rechtvaardige zal daarhenen lopen ,
en in een Hoog Vertrek gesteld worden .
*
Des rijken goed is de stad zijner sterkte ,
en als een verheven muur in zijn inbeelding .
*
Voor de verbreking zal des mensen hart zich verheffen ;
en de nederigheid gaat voor de eer .
*
Die antwoord geeft ,
eer hij zal gehoord hebben ,
dat is hem dwaasheid en schande .
*
De geest eens mans zal zijn krankheid ondersteunen ;
maar een verslagen geest ,
wie zal dien opheffen ?
*
Het hart der verstandigen bekomt wetenschap ,
en het oor der wijzen zoekt wetenschap .
*
De gift des mensen maakt hem ruimte ,
en zij geleidt hem voor het aangezicht der groten .
*
Die de eerste is in zijn twistzaak ,
schijnt rechtvaardig te zijn ;
maar zijn naaste komt ,
en hij onderzoekt hem .
*
Het lot doet de geschillen ophouden ,
en maakt scheiding tussen machtigen .
*
Een broeder is wederspanniger dan een sterke stad ;
en de geschillen zijn als een grendel van een paleis .
*
Van de vrucht van ieders mond zal zijn buik verzadigd worden ;
hij zal verzadigd worden van de inkomst zijner lippen .
*
Dood en leven zijn in het geweld der tong ;
en een ieder ,
die ze liefheeft ,
zal haar vrucht eten .
*
Die een vrouw gevonden heeft ,
heeft een goede zaak gevonden ,
en hij heeft welgevallen getrokken van den HEERE .
*
De arme spreekt smekingen ;
maar de rijke antwoordt harde dingen .
*
Een man ,
die vrienden heeft ,
heeft zich vriendelijk te houden ;
want er is een liefhebber ,
die meer aankleeft dan een broeder .
*
De arme ,
in zijn oprechtheid wandelende ,
is beter dan de verkeerde van lippen ,
en die een zot is .
*
Ook is de ziel zonder wetenschap niet goed ;
en die met de voeten haastig is ,
zondigt .
*
De dwaasheid des mensen zal zijn weg verkeren ;
en zijn hart zal zich tegen den HEERE vergrammen .
*
Het goed brengt veel vrienden toe ;
maar de arme wordt van zijn vriend gescheiden .
*
Een vals getuige zal niet onschuldig zijn ;
en die leugen blaast ,
zal niet ontkomen .
*
Velen smeken het aangezicht des prinsen ;
en een ieder is een vriend desgenen ,
die giften geeft .
*
Al de broeders des armen haten hem ;
hoeveel te meer gaan zijn vrienden verre van hem !
Hij loopt hen na met woorden die niets zijn .
*
Die verstand bekomt ,
heeft zijn ziel lief ;
hij neemt de verstandigheid waar ,
om het goede te vinden .
*
Een vals getuige zal niet onschuldig zijn ;
en die leugen blaast ,
zal vergaan .
*
De weelde staat een zot niet wel ;
hoeveel te min een knecht te heersen over vorsten !
*
Het verstand des mensen vertrekt zijn toorn ;
en zijn sieraad is de overtreding voorbij te gaan .
*
Des konings gramschap is als het brullen eens jongen leeuws ;
maar zijn welgevallen is als dauw op het kruid .
*
Een zotte zoon is zijn vader grote ellende ;
en de kijvingen ener vrouw als een gestadig druipen .
*
Huis en goed is een erve van de vaderen ;
maar een verstandige vrouw is van den HEERE .
*
Luiheid doet in diepen slaap vallen ;
en een bedriegelijke ziel zal hongeren .
*
Die het gebod bewaart ,
bewaart zijn ziel ;
die zijn wegen veracht ,
zal sterven .
*
Die zich des armen ontfermt ,
leent den HEERE ,
en Hij zal hem zijn weldaad vergelden .
*
Tuchtig uw zoon ,
als er nog hoop is ;
maar verhef uw ziel niet ,
om hem te doden .
*
Die groot is van grimmigheid ,
zal straf dragen ;
want zo gij hem uitredt ,
zo zult gij nog moeten voortvaren .
*
Hoor raad ,
en ontvang tucht ,
opdat gij in uw laatste wijs zijt .
*
In het hart des mans zijn veel gedachten ;
maar de raad des HEEREN ,
die zal bestaan .
*
De wens des mensen is zijn weldadigheid ;
maar de arme is beter dan een leugenachtig man .
*
De vreze des HEEREN is ten leven ;
want men zal verzadigd zijnde vernachten ;
met het kwaad zal men niet bezocht worden .
*
Een luiaard verbergt de hand in den boezem ,
en hij zal ze niet weder aan zijn mond brengen .
*
Sla de spotter ,
zo zal de slechte kloekzinnig worden ;
en bestraf den verstandige ,
hij zal wetenschap begrijpen .
*
Wie de vader verwoest ,
of de moeder verjaagt ,
is een zoon ,
die beschaamd maakt ,
en schande aandoet .
*
Laat af ,
mijn zoon ,
horende de tucht ,
af te dwalen van de redenen der wetenschap .
*
Een Belialsgetuige bespot het recht ;
en de mond der goddelozen slokt de ongerechtigheid in .
*
Gerichten zijn voor de spotters bereid ,
en slagen voor den rug der zotten .